In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die van 16 december 2015 tot 11 juni 2019 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De gemeente Wijdemeren had de bijstand teruggevorderd omdat appellante niet had gemeld dat zij structureel boodschappen van haar moeder ontving. De CRvB oordeelde dat de gemeente terecht de bijstand had teruggevorderd, maar dat het terug te vorderen bedrag verlaagd moest worden tot € 2.835,41, omdat de gemeente zelf een deel van de terugvordering had laten vallen en onvoldoende bewijs had geleverd voor een ander deel. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot het betalen van € 200,- aan immateriële schadevergoeding aan appellante vanwege een onrechtmatig huisbezoek. De uitspraak volgt op een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De CRvB heeft de eerdere uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waarbij de herziening en terugvordering over de periode van 16 december 2015 tot 7 april 2017 niet in stand konden blijven wegens een ontoereikende feitelijke grondslag. De Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de terugvordering over de periode van 7 april 2017 tot en met 21 juni 2018 in stand gelaten.