ECLI:NL:CRVB:2017:4208
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van opschorting en intrekking van bijstandsverlening op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 1991 bijstand en woonde samen met zijn zus, die een Wajong-uitkering ontving. Na een huisbezoek op 17 februari 2015, uitgevoerd door medewerkers van de gemeente Nissewaard, werd de bijstand van de appellant opgeschort op basis van de veronderstelling dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met zijn zus. De appellant betwistte deze veronderstelling en stelde dat het huisbezoek onrechtmatig was, omdat hij onder druk had getekend voor toestemming. De Raad oordeelde dat de opschorting van de bijstand niet rechtmatig was, omdat het college niet had aangetoond dat de appellant in verzuim was. De Raad vernietigde het opschortingsbesluit en het intrekkingsbesluit, omdat de bevindingen van het huisbezoek niet gebruikt mochten worden bij de beoordeling van het recht op bijstand, gezien het onrechtmatige karakter van het huisbezoek. Tevens werd de appellant schadevergoeding toegekend voor de inbreuk op zijn huisrecht en de kosten van rechtsbijstand werden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van 'informed consent' bij huisbezoeken en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de rechten van bijstandsontvangers.