ECLI:NL:CRVB:2017:479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van schending inlichtingenverplichting en beoordeling van andere inkomstenbronnen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellant had in 2010 bijstand aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat zijn vermogen de vermogensgrens overschreed. Na de dood van zijn moeder in 2012 vroeg hij opnieuw bijstand aan, die hem werd verleend. Echter, in 2013 kwam het college tot de conclusie dat appellant andere inkomsten had die niet waren opgegeven, wat leidde tot intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen. Appellant betwistte deze besluiten en stelde dat hij op een sobere manier leefde en geen andere inkomsten had. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de intrekking ongegrond, maar het beroep tegen de opgelegde boete gegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, oordelend dat het college niet voldoende had aangetoond dat appellant andere inkomsten had en dat de besluiten niet zorgvuldig waren voorbereid. De Raad heeft de besluiten van het college herroepen en het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.