ECLI:NL:CRVB:2020:662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om kinderbijslag op basis van ingezetenschap en verzekering onder de AKW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, een in Irak geboren man die in 1997 naar Nederland kwam en de Nederlandse nationaliteit heeft, had een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor zijn dochter, maar deze aanvraag werd afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb stelde dat de appellant op de peildatum van 1 oktober 2017 niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt, omdat hij in 2012 met zijn gezin naar Irak was vertrokken en daar een leven had opgebouwd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de duurzame band van de appellant met Nederland was verbroken door zijn vertrek naar Irak.
De Raad overwoog dat de appellant na zijn terugkeer naar Nederland in juli 2017 weliswaar de intentie had om zich definitief te vestigen, maar dat deze intentie niet werd ondersteund door objectieve factoren. Hij verbleef in een maatschappelijke opvang en had geen werk of andere bindingen in Nederland. De Raad concludeerde dat er op de peildatum geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestond, waardoor de appellant niet verzekerd was op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
De Raad ging ook in op de belangen van de dochter van de appellant, maar oordeelde dat de Svb zich voldoende rekenschap had gegeven van haar belangen. Kinderbijslag is een belangrijke bron van inkomsten, maar niet het laatste vangnet. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.