ECLI:NL:CRVB:2022:2211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag kinderbijslag wegens gebrek aan ingezetenschap in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft in 2020 kinderbijslag aangevraagd voor haar kinderen na haar terugkeer uit de Verenigde Staten. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante op 1 juli 2020 nog geen ingezetene van Nederland was. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante op het moment van aanvraag geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had, wat essentieel is voor het verkrijgen van kinderbijslag. De Raad heeft ook het beroep op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) afgewezen, omdat de Svb zich voldoende rekenschap had gegeven van de belangen van de kinderen. De Raad concludeerde dat de situatie van appellante niet onder de Europese verordening viel, waardoor haar beroep op het arrest Wencel niet kon slagen. De uitspraak bevestigt dat de aanvraag om kinderbijslag terecht is afgewezen.