ECLI:NL:CRVB:2022:150
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van ingezetenschap en duurzame band met Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellante voor het tweede en derde kwartaal van 2019. Appellante, een Surinaamse vrouw, kwam op 22 februari 2019 met haar twee kinderen naar Nederland. Haar aanvraag voor kinderbijslag werd afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) omdat zij op de peildata van de kwartalen niet als ingezetene kon worden aangemerkt. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellante op de peildata nog geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had opgebouwd. De Raad oordeelde dat appellante op de peildata nog maar kort in Nederland verbleef, geen eigen woonruimte had en geen werk of andere bindingen met Nederland. De Raad bevestigde dat de Svb terecht kinderbijslag had geweigerd, ondanks de omstandigheden van appellante en haar kinderen. De Raad benadrukte dat de belangen van de kinderen in de besluitvorming waren meegenomen, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen en tot de conclusie zijn gekomen dat de Svb correct heeft gehandeld.