ECLI:NL:CRVB:2018:3937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet melden hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 1 juni 2015 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De gemeente Amsterdam ontdekte in november 2015 een hennepkwekerij op het uitkeringsadres van appellant, wat leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Op basis van de bevindingen van de politie en het daaropvolgende frauderapport heeft het college van burgemeester en wethouders besloten de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op de onschuldpresumptie en betwist dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door de hennepkwekerij niet te melden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen onomstotelijk bewijs is voor de aanwezigheid van de hennepkwekerij en dat de onschuldpresumptie is geschonden. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het college en de rechtbank niet onterecht hebben geoordeeld over de schending van de inlichtingenverplichting, en dat de bewijsmaatstaf in bestuursrechtelijke procedures minder streng is dan in strafrechtelijke procedures. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.