ECLI:NL:CRVB:2023:585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten en griffierecht; onduidelijke inkomens- en vermogenspositie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 18 mei 2021. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten en de kosten van griffierecht door het college van burgemeester en wethouders van Weert. De appellant, die in bijstandbehoevende omstandigheden zou verkeren, heeft zijn aanvraag niet kunnen onderbouwen met voldoende bewijs van zijn inkomens- en vermogenspositie.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat op 24 oktober 2019 in de woning van appellant een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder bijna 2 kilo hennep en ruim 700 gram hasj, is aangetroffen. Dit leidde tot de conclusie dat de drugs bestemd waren voor handel. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat de aangetroffen goederen niet van hem waren, wat zijn aanvraag verder ondermijnt. Daarnaast is er op dezelfde datum een bedrag van € 8.200,- aan contant geld in zijn woning gevonden, wat de veronderstelling versterkt dat hij over voldoende vermogen beschikt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, gezien de onduidelijkheid over de inkomens- en vermogenspositie van appellant. De Raad benadrukt dat de onschuldpresumptie in de strafzaak van appellant niet betekent dat de bestuursrechtelijke procedure moet worden aangehouden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.