1.5.Nadat de korpschef het voornemen daartoe bekend had gemaakt en appellante haar zienswijze daarover naar voren had gebracht, heeft de korpschef bij besluit van 18 juli 2019 wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag opgelegd met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie. De korpschef heeft de volgende gedragingen aangemerkt als plichtsverzuim en aan de disciplinaire straf ten grondslag gelegd:
a. a) Het declareren van niet-gemaakte reiskosten en/of het dubbel declareren van reiskosten. Volgens de korpschef heeft appellante op acht dagen onmogelijke reisbewegingen gemaakt. In 2015 heeft zij op negen dagen meer dan 600 kilometer gedeclareerd. Verder zijn op meerdere dagen reizen dubbel gedeclareerd, zowel bij de [Stichting] als bij de [Vereniging] . Uit de gegevens van de [merk auto] van appellante blijkt verder dat 13.000 gedeclareerde kilometers niet met deze auto gereden zijn. Dat appellante zoals zij stelt met andere auto’s heeft gereden, is niet met concrete feiten gestaafd. Daarnaast is er minder getankt dan dat daar gereden kilometers tegenover staan. Appellante kan haar verklaring dat er contant is betaald niet onderbouwen.
b) Het declareren van reiskosten die zijn gemaakt voor privédoeleinden. Voor zover appellante de reizen daadwerkelijk zou hebben gemaakt, is het door haar veelvuldig heen en weer reizen naar huis tijdens werktijd voor een privéafspraak om te lunchen met haar meerderjarige dochter of voor het nemen van rust, niet te beschouwen als noodzakelijk voor de uitoefening van haar werkzaamheden. Dit laatste geldt ook voor gedeclareerde reizen naar [plaatsnaam] in verband met haar promotieonderzoek.
c) Het ontvangen van een onregelmatigheidstoeslag (ORT) terwijl appellante wist dat zij daar geen recht op had en zij deze niet als inkomen heeft opgegeven bij de Belastingdienst en het buiten het loonbeslag houden van de – bovenmatige – reiskostenvergoeding en de ORT. Appellante heeft gehandeld in strijd met artikel 61 van het Huishoudelijk Reglement van de [Vereniging] .
d) Het niet open en transparant verklaren over de gedeclareerde reizen. Zij is in de gelegenheid gesteld om inzicht te geven in de door haar gedeclareerde reizen, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Dat zij dit inzicht niet kan verschaffen omdat haar agenda’s, zoals appellante stelt, verloren zijn gegaan, komt voor risico van appellante. Appellante heeft volgens de korpschef niet transparant gehandeld, wat door de korpschef wordt gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim.
De korpschef is van mening dat een groot aantal van de door appellante gedeclareerde reisbewegingen ongeloofwaardig is. De korpschef merkt dit handelen van appellante aan als ernstig plichtsverzuim. Hij stelt zich op het standpunt dat te allen tijde vertrouwen moet kunnen worden gesteld in de integriteit en betrouwbaarheid van politieambtenaren. Dat geldt voor gedragingen in de privésfeer maar zeker voor gedragingen die vallen onder de reikwijdte van een detachering vanuit de politieorganisatie bij een andere organisatie. Hoewel de gedragingen van appellante plaatsvonden in de context van werkzaamheden voor een vakvereniging voor politiemensen, is ook de goede naam van de politie door de gedragingen van appellante aangetast. Appellante heeft door haar gedragingen het vertrouwen dat in haar werd gesteld ernstig geschaad. Door bij de [Vereniging] en de daaraan gelieerde stichtingen declaraties in te dienen voor reiskosten die niet daadwerkelijk zijn gemaakt en declaratieformulieren meerdere malen niet naar waarheid in te vullen heeft appellante in strijd met de geldende regelgeving gehandeld en zichzelf geld toegeëigend waarop zij geen aansprak had, aldus de korpschef.
De korpschef acht het ernstig plichtsverzuim toerekenbaar en het strafontslag niet onevenredig aan de aard en ernst van het plichtsverzuim.