In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Verzoeker, die lijdt aan astma, COPD, rugklachten, oogklachten en psychische klachten, ontving voorheen 4 uur huishoudelijke ondersteuning per week. Het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen had deze ondersteuning echter omgevormd naar een resultaatgerichte maatwerkvoorziening, waarbij de exacte uren niet meer werden vastgesteld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij onvoldoende inzicht had in de omvang van de ondersteuning die hij ontving. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd dat de verstrekte ondersteuning voldeed aan de eisen van de Wmo 2015. De Raad vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verzoeker recht heeft op 5,5 uur huishoudelijke ondersteuning per week. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De kosten van de procedure werden toegewezen aan het college.