ECLI:NL:CRVB:2019:676

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
18/635 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondersteuning bij het huishouden en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 december 2017. De appellant, die ondersteuning bij het huishouden had aangevraagd, stelde dat het college van burgemeester en wethouders van Enschede had nagelaten om te bepalen hoeveel tijd nodig was om de benodigde activiteiten met de toegekende frequentie te verrichten. De Raad oordeelde dat deze grond slaagde, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Raad van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241), waarin dit probleem ook aan de orde was geweest. De rechtbank had dit niet onderkend, wat leidde tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten.

De Raad heeft vervolgens zelf voorzien in de zaak en het besluit van het college van 9 juni 2017 vernietigd. Tevens werd het beroep tegen de besluiten van 2 februari 2018 en 25 september 2018 gegrond verklaard, wat resulteerde in de vernietiging van deze besluiten. De Raad bepaalde dat de appellant met ingang van 6 februari 2019 recht heeft op vier uur en tien minuten ondersteuning bij het huishouden per week, voor verschillende huishoudelijke taken, en dat het college eenmalig extra ondersteuning zou bieden voor achterstallige schoonmaakwerkzaamheden.

Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 49,80, en moest het college het betaalde griffierecht van € 126,- vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, met een proces-verbaal van de beslissing.

Uitspraak

18.635 WMO15-PV, 18/4540 WMO15-PV, 19/564 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 december 2017, 17/888 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 6 februari 2019
Zitting hebben: M.F. Wagner, als voorzitter, en L.M. Tobé en N.R. Docter, als leden.
Griffier: G.D. Alting Siberg.
Ter zitting zijn verschenen: [naam A], namens appellant, en [naam B] en
[naam C], namens het college.

BESLISSING

Hierna volgen de beslissing van de Centrale Raad van Beroep en de overwegingen waarop deze berust.
1. In hoger beroep is aangevoerd dat het college heeft nagelaten om te bepalen hoeveel tijd nodig is om de benodigde activiteiten met de toegekende frequentie te verrichten. Deze grond slaagt. Dit volgt uit de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, voor zover aangevochten.
2. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen wordt vernietigd het besluit van 9 juni 2017.
3. Het beroep tegen de besluiten van 2 februari 2018 en 25 september 2018 is gegrond. Deze besluiten worden vernietigd.
4. De Raad bepaalt zelf voorziend dat aan appellant met ingang van 6 februari 2019 vier uur en tien minuten per week ondersteuning bij het huishouden wordt verstrekt voor Licht huishoudelijk werk (inclusief afwas), Zwaar huishoudelijk werk, Was verzorging, Extra was beddengoed en Extra schoonmaak van het toilet. Hierbij wordt aangesloten bij het CIZ protocol en de door appellant benodigde tijd.
5. Daarnaast heeft het college ter zitting toegezegd dat het college eenmalig vier uur en tien minuten extra ondersteuning bij het huishouden verstrekt aan appellant om achterstallige schoonmaakwerkzaamheden te laten verrichten.
6. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 49,80 en bepaalt dat het college aan appellant het betaalde griffierecht vergoedt van € 126,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) G.D. Alting Siberg (getekend) M.F. Wagner

IJ