In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had geoordeeld dat de wijze van verstrekken van een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. Betrokkene, die diverse aandoeningen heeft en daardoor beperkingen ondervindt bij huishoudelijke taken, ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening, maar het college had niet gespecificeerd hoeveel uur ondersteuning hij zou ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de aanspraken van betrokkene onvoldoende waren geconcretiseerd en dat de werkwijze van het college niet voldeed aan de eisen van rechtszekerheid. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de werkwijze van het college in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat betrokkene recht heeft op 4,5 uur huishoudelijke ondersteuning per week, in plaats van de eerder toegekende 3,5 uur. De Raad heeft ook het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.