ECLI:NL:CRVB:2018:1849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Regeling Backpay en de voorwaarden voor toekenning van een eenmalige uitkering aan erfgenamen van ambtenaren en militairen uit de Japanse bezetting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, als erfgenaam van zijn vader, had een aanvraag ingediend voor een eenmalige uitkering op basis van de Regeling Backpay, die is ingesteld voor ambtenaren en militairen die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in dienst waren. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had deze aanvraag afgewezen, omdat de vader van de appellant op de peildatum van 15 augustus 2015 al was overleden. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de Regeling Backpay geen wettelijke grondslag heeft en dat het gaat om buitenwettelijk, begunstigend beleid. Dit betekent dat de rechterlijke toetsing beperkt is tot de vraag of het beleid consistent is toegepast. De Raad concludeerde dat de minister de aanvraag van de appellant op goede gronden had afgewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarde dat de belanghebbende op de peildatum in leven moest zijn. De gekozen peildatum werd niet als onredelijk beschouwd, en het beleid in de Regeling Backpay was niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De Raad benadrukte dat de rechtbank niet had onderkend dat de toetsing van het beleid terughoudend diende te zijn.
De uitspraak bevestigt dat de Regeling Backpay een morele tegemoetkoming is zonder juridische verplichting, en dat de minister beleidsvrijheid heeft in de uitvoering ervan. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, met verbetering van de gronden.