ECLI:NL:CRVB:2018:2238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met ontvangen erfenis en de toepassing van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Appellant ontving bijstand sinds 16 december 2013 en meldde in 2015 de ontvangst van een erfenis. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Kompas vorderde een bedrag van € 6.718,98 terug, omdat het vermogen van appellant na ontvangst van de erfenis de voor hem geldende vermogensgrens overschreed. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen het terugvorderingsbesluit ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de peildatum voor de terugvordering de datum van bijstandsverlening is, en niet de datum van ontvangst van de erfenis. De Raad stelt vast dat de terugvordering rechtmatig is, omdat de ontvangen middelen betrekking hebben op een periode waarover eerder bijstand is verleend. Appellant's beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat zijn broer anders behandeld werd door de gemeente Amsterdam, wordt afgewezen. De Raad benadrukt dat de uitvoering van de PW gedecentraliseerd is, wat betekent dat gemeenten verschillende beleidskeuzes kunnen maken. Ook het beroep op de hardheidsclausule wordt verworpen, omdat de omstandigheden van appellant niet leiden tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.L. Boxum als voorzitter en J.J.A. Kooijman en E.C.R. Schut als leden, in aanwezigheid van griffier J. Tuit.