ECLI:NL:RBGEL:2025:2757

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
ARN 24_1359
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank wegens overschrijding vermogensgrens

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 11 april 2025, staat de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) centraal. De eiser, die samen met zijn echtgenote een AIO-aanvulling ontving, was het niet eens met de beslissing van de SVB om deze aanvulling per 12 oktober 2022 in te trekken. De rechtbank oordeelt dat de SVB op goede gronden heeft gehandeld, aangezien het vermogen van eiser en zijn echtgenote boven de geldende vermogensgrenzen lag. De rechtbank legt uit dat de SVB de AIO-aanvulling terecht heeft ingetrokken en de teveel betaalde bedragen heeft teruggevorderd. De eiser had erkend dat zijn buitenlandse vermogen boven de vermogensgrens lag en dat de aanvraag voor de AIO-aanvulling eigenlijk al had moeten worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Het procesverloop omvat verschillende stappen, waaronder de intrekking van de AIO-aanvulling door de SVB, het indienen van bezwaar door eiser, en de uiteindelijke zitting op 20 maart 2025. Eiser heeft tijdens de zitting zijn standpunt toegelicht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB niet verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank benadrukt dat het op de weg van eiser lag om tijdig de juiste informatie over zijn vermogen te verstrekken en dat hij niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft de SVB in haar oordeel gevolgd en de terugvordering van de AIO-aanvulling bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] te [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking en terugvordering door de SVB van de aan eiser en zijn echtgenote per 12 oktober 2022 toegekende aanvulling op het ouderdomspensioen op grond van de Participatiewet (de AIO-aanvulling) [1] . Eiser is het daar niet mee eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB op goede gronden de AIO-aanvulling per 12 oktober 2022 heeft ingetrokken en de sindsdien aan eiser en zijn echtgenote betaalde AIO-aanvulling heeft teruggevorderd. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De beroepsprocedure kent het volgende procesverloop.
2.1.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 12 oktober 2023 heeft de SVB het recht op AIO-aanvulling van eiser en zijn echtgenote met ingang van 12 oktober 2022 ingetrokken. Verder heeft de SVB de teveel betaalde AIO-aanvulling [2] over de periode van 12 oktober 2022 tot en met de maand juli 2023 teruggevorderd.
2.2.
Met het bestreden besluit van 14 februari 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij die besluiten gebleven.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 18 november 2024 – kort samengevat – voorgehouden dat de taxatiewaarde van de eiser in eigendom toebehorende buitenlandse onroerende zaak [3] ligt boven de voor eiser en zijn echtgenote geldende vermogensgrens [4] en dat de schuld aan de SVB – anders dan eiser stelt – bij de vaststelling van het vermogen van eiser en zijn echtgenote per 12 oktober 2022 niet kan worden betrokken. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
2.5.
Eiser heeft gereageerd bij brief van 2 december 2024.
2.6.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 19 december 2024 laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn.
2.8.
Omdat eiser bij brief van 13 januari 2025 heeft laten weten gehoord te willen op een zitting, heeft de rechtbank het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser is zonder bericht van afmelding niet verschenen. Voor de gemachtigde van eiser heeft
mr. A. Bal waargenomen. Voor de SVB is de gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De te beoordelen periode loopt van 12 oktober 2022 (ingangsdatum intrekking) tot en met 12 oktober 2023 (datum primair besluit).
4. De rechtbank stelt vast dat eiser niet langer betwist dat het (buitenlands) vermogen waarover hij op 12 oktober 2022 en gedurende de te beoordelen periode beschikt ligt boven de voor hem en zijn echtgenote van toepassing zijnde vermogensgrens. Eiser houdt ook niet langer vast aan zijn beroepsgrond dat bij het vaststellen van het vermogen per 12 oktober 2022 rekening gehouden had moeten worden met de schuld die hij aan de SVB heeft. Eiser heeft erkend dat met die schuld alleen rekening gehouden kan worden bij toekomstige aanvragen, omdat het vermogen dan opnieuw moet worden vastgesteld. Voorgaande maakt dat eiser en zijn echtgenote, vanwege dat te hoge vermogen, vanaf 12 oktober 2022 geen recht hadden op een AIO-aanvulling, de aanvraag van eiser om die reden eigenlijk toen al had moeten worden afgewezen en de SVB het recht op die AIO-aanvulling met ingang van 12 oktober 2022 terecht heeft ingetrokken.
5. Eiser stelt zich in zijn reactie van 2 december 2024 en op de zitting op het standpunt dat de vermogensvaststelling gevolgen heeft voor toekomstige aanvragen. De vermogensvaststelling heeft niet op juiste wijze plaatsgevonden. Eiser wenst dat alsnog een juiste vermogensvaststelling per 12 oktober 2022 plaatsvindt en dat de SVB hem meedeelt wanneer hij op dit vermogen heeft ingeteerd zodat hij en zijn echtgenote weer recht hebben op de AIO-aanvulling.
5.1.
Daarnaast heeft eiser nog opgemerkt dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden. Hij heeft steeds (ook in de aanvraag) melding gemaakt van het feit dat hij over een onroerende zaak, en daarmee vermogen, in het buitenland beschikt.
Zonder daarvan de waarde te kennen en zonder wetenschap of hierdoor de vermogensgrens werd overschreden, heeft de SVB aan eiser en zijn echtgenote per 12 oktober 2022 een AIO-aanvulling toegekend. Deze aanvulling is nu met terugwerkende kracht ingetrokken en teruggevorderd. De SVB heeft eiser hierdoor nadeel toegebracht. De SVB had op grond hiervan dan ook moeten besluiten om de terugvordering te beperken tot zes maanden na
31 oktober 2022. [5]
Het vermogen van eiser en de interingsnorm
6. Als het vermogen van een betrokkene is vast te stellen op een bedrag dat het toepasselijke vrij te laten vermogen te boven gaat, dan moet de aanvraag worden afgewezen. Betrokkene zal dan eerst moeten interen op zijn vermogen. Of betrokkene (voldoende) op het vermogen heeft ingeteerd, wordt beoordeeld op het moment dat hij of zij een nieuwe aanvraag doet om een AIO-aanvulling.
6.1.
Om te beoordelen of voldoende én verantwoord op het vermogen is ingeteerd, kan het bestuursorgaan de door de Centrale Raad van Beroep in relatie tot het criterium ‘tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan’ ontwikkelde norm (de interingsnorm) hanteren. [6] [7] Aan toepassing van deze norm wordt niet toegekomen als de betrokkene een uit gemeenschapsgeld bekostigde uitkering wil verkrijgen terwijl tegelijkertijd de wil om daadwerkelijk op het (te hoge) vermogen in te teren ontbreekt. [8]
6.2.
Aan de vraag of de SVB in het geval van eiser de interingsnorm ten onrechte niet heeft toegepast, wordt niet toegekomen. De SVB heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser ten tijde van de aanvraag geen recht had op de AIO-aanvulling omdat eiser op dat moment over vermogen boven de voor hem en zijn echtgenote geldende vermogensgrens beschikte en niet is gebleken dat in de te beoordelen periode daadwerkelijk op het (te hoge) vermogen is ingeteerd.
6.3.
Ook de vraag van eiser, die op de zitting naar voren is gebracht, (met) welk bedrag hij op dat (buitenlands) vermogen (fictief) moet interen voordat hij recht heeft op een AIO-aanvulling kan de rechtbank in het kader van deze beroepsprocedure niet beantwoorden. Dat is namelijk geen rechtsvraag die uit de besluitvorming, waarover de rechtbank in beginsel gehouden is een oordeel te geven, voortvloeit.
6.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de SVB verwijtbaar gehandeld?
7. De rechtbank heeft op de zitting eiser al voorgehouden dat de SVB eiser niet verwijt dat hij de inlichtingenverplichting op enig moment zou hebben geschonden. De rechtbank ziet verder niet in dat en hoe de SVB verwijtbaar zou hebben gehandeld en dat dit verwijtbaar handelen ertoe zou moeten leiden dat de SVB geheel of gedeeltelijk van de terugvordering zou moeten afzien. [9]
7.1.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de volgende omstandigheden.
7.1.1.
Eiser heeft in het aanvraagformulier, dat hij op 31 oktober 2022 heeft ondertekend en aan de SVB retour heeft gezonden, zelf vermeld dat de waarde van de (vakantie)woning € 6.500 bedraagt.
7.1.2.
De SVB heeft vanaf 10 november 2022 bij herhaling aan eiser verzocht om het overleggen van bewijsstukken van (de waarde van) deze woning. In zijn (ongedateerde) brief, die eiser op 3 december 2022 aan de SVB heeft gezonden, heeft eiser verzocht om uitstel tot de zomer van 2023 voor het overleggen van de gevraagde documenten, waaronder het eigendomsbewijs.
7.1.3.
De SVB heeft het verzochte uitstel verleend. De SVB heeft de dochter van eiser in het telefoongesprek van 14 december 2022 laten weten dat de AIO-aanvulling, onder voorwaarde dat de taxatie binnen zeven maanden wordt overgelegd, kan worden toegekend als het gevraagde eigendomsbewijs is overgelegd. De AIO-aanvulling is vervolgens – op basis van mededelingen door en namens eiser – onder de veronderstelling dat het (buitenlands) vermogen van eiser niet meer dan € 8.756,06 bedraagt [10] toegekend.
7.1.4.
Eiser heeft de SVB op 16 juni 2023 laten weten dat hij op 20 juni 2023 naar Turkije vertrekt. Bij brief van 23 juni 2023 heeft de SVB eiser verzocht om uiterlijk 26 juli 2023 een (recent) taxatierapport over te leggen.
7.1.5.
Op 12 juli 2023 heeft de SVB een summier taxatierapport ontvangen. De SVB heeft bij brief van 20 juli 2023 eiser verzocht om uiterlijk 22 augustus 2023 een volledig taxatierapport, opgesteld door een erkend taxateur, over te leggen.
7.1.6.
Op 18 augustus 2023 heeft een dochter van eiser met de SVB gebeld. Zij heeft de SVB verzocht om af te zien van een taxatie door een erkend taxateur omdat dat niet eenvoudig te regelen is. De SVB heeft herhaald dat een erkend taxateur de onroerende zaak moet taxeren maar heeft na dat telefoongesprek de termijn wel verlengd tot 25 september 2023.
7.1.7.
Op 8 september 2023 heeft een andere dochter de SVB met eenzelfde verzoek gebeld. De SVB heeft haar eerdere standpunt herhaald.
7.1.8.
Eiser heeft uiteindelijk op 25 september 2023 een taxatierapport aan de SVB toegezonden. [11]
7.2.
Het voorgaande brengt met zich dat de SVB niet verwijtbaar heeft gehandeld door aanvankelijk een AIO-aanvulling toe te kennen, die later is ingetrokken en teruggevorderd. Bij die toekenning is namelijk uitdrukkelijk aan eiser verteld dat zijn vermogen voorlopig is vastgesteld op een bedrag dat lager is dan de voor hem en zijn echtgenote van toepassing zijnde vermogensgrens maar hij nog een taxatierapport moet overleggen op grond waarvan de waarde van de woning in Turkije zal worden vastgesteld [12] . Het lag op de weg van eiser om, voordat hij een aanvraag tot toekenning van de AIO-aanvulling deed, zich te verdiepen in de (bij benadering) omvang van zijn vermogen op de datum van de melding. Verder lag het op de weg van eiser om, zo spoedig mogelijk na de toekenningsbeslissing de juiste omvang van zijn vermogen vast te (laten) stellen. Eiser had daartoe vanuit Nederland per telefoon of via internet opdracht kunnen geven aan een ter plaatse gevestigde erkende taxateur. Eiser heeft dat nagelaten.
Kortom, ook deze beroepsgrond slaagt niet. De SVB heeft op goede gronden besloten om de aan eiser en zijn echtgenote betaalde AIO-aanvulling over de periode van 12 oktober 2022 tot en met de maand juli 2023 terug te vorderen. Tegen de hoogte van het teruggevorderde bedrag heeft eiser geen gronden ingediend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
2.In totaal € 6.493,09.
3.Eiser beschikt over grond en een woning in [locatie], [plaats 2], te Turkije.
4.Als bedoeld in artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 34 van de Participatiewet.
5.Eiser heeft met het formulier van 31 oktober 2022 de SVB geïnformeerd over het buitenlands vermogen.
6.Die in beginsel neerkomt op 1,5 keer de op betrokkene van toepassing zijnde (bijstands)norm.
7.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 8 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3191; 17 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2238; 15 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:323.
8.Zie de uitspraak van 13 mei 2020 van de rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2020:2556.
9.Eiser heeft een beroep gedaan op de zes maanden-jurisprudentie.
10.Besluit van 26 januari 2023, derde blad, onder het kopje Vermogen. Onder meer is de voorwaarde opgelegd om in augustus 2023 een taxatierapport te regelen.
11.Door op die dag in ‘Mijn SVB’ de betreffende documenten te uploaden.
12.Zie noot 8.