ECLI:NL:CRVB:2017:2807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. ter Brugge
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake beëindiging bijstand en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsverlening aan betrokkene 1, die sinds 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Delft had de bijstand ingetrokken op basis van de veronderstelling dat betrokkene 1 een gezamenlijke huishouding voerde met betrokkene 2, wat niet was gemeld. De rechtbank had eerder de besluiten van de gemeente vernietigd, omdat de waarnemingen van de sociaal rechercheurs onvoldoende bewijs zouden leveren voor de gezamenlijke huishouding. De Raad oordeelde dat de waarnemingen, die stelselmatig en intensief waren, een inbreuk op het privéleven van betrokkenen vormden en niet op een voldoende wettelijke basis berustten. Hierdoor werd het bewijs als onrechtmatig aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding, waardoor de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd was. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de betrokkenen.