ECLI:NL:CRVB:2016:3479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- F. Hoogendijk
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van waarnemingen met een camera en de inbreuk op privacy
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 24 december 2009 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellant meer uren had gewerkt dan opgegeven, wat werd vastgesteld door waarnemingen van de sociale recherche, waarbij gebruik werd gemaakt van een camera. De Raad oordeelde dat deze waarnemingen een inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van appellant vormden, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad concludeerde dat de waarnemingen onrechtmatig verkregen bewijs waren, omdat de wettelijke basis voor het gebruik van de camera niet voldeed aan de eisen van het EHRM. Hierdoor kon het college de intrekking van de bijstand over de maand juli 2013 niet handhaven, terwijl de intrekking over de maanden mei, juni en oktober 2013 wel gerechtvaardigd was, omdat appellanten niet aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor zover het de intrekking van de bijstand over juli 2013 betrof en herstelde het besluit van het college in die zin. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellanten in hoger beroep.