ECLI:NL:CRVB:2016:947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van waarnemingen en schending van het recht op respect voor privéleven
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) na een onderzoek door het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Appellanten ontvingen bijstand naar de norm voor gehuwden, maar na een anonieme tip over vermoedelijke onrechtmatige activiteiten van appellant, werd een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte waarnemingen met behulp van een peilbaken, wat leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare activiteiten verrichtte zonder dit te melden aan het dagelijks bestuur. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar appellanten gingen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de waarnemingen met het peilbaken in strijd waren met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privéleven waarborgt. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur de waarnemingen met het peilbaken niet had mogen gebruiken, omdat deze niet berustten op een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond voor zover het de intrekking van bijstand over de maand november 2012 betreft, omdat het bestreden besluit niet op een draagkrachtige motivering berustte. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellanten.