ECLI:NL:RBNHO:2023:3821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/15/337940 / KG ZA 23-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cameratoezicht op schadelijke uitstoot bij Tata Steel niet onrechtmatig

In een kort geding tussen Tata Steel IJmuiden B.V. en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, heeft de voorzieningenrechter op 26 april 2023 geoordeeld dat het cameratoezicht dat door de Omgevingsdienst wordt uitgevoerd op de uitstoot van schadelijke stoffen bij de kooksfabriek van Tata Steel niet onrechtmatig is. Tata Steel had vorderingen ingesteld om het cameratoezicht te verbieden, stellende dat dit een inbreuk op de privacy van haar werknemers vormde en dat er geen wettelijke grondslag voor het toezicht was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het cameratoezicht niet op de persoon is gericht en dat de kans op een inbreuk op de privacy van werknemers zeer gering is. Het toezicht is noodzakelijk voor het effectief handhaven van milieuregels en het beschermen van de gezondheid van omwonenden. De voorzieningenrechter verwierp de argumenten van Tata Steel en wees de vorderingen af, waarbij hij ook de proceskosten voor Tata Steel heeft toegewezen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van effectief toezicht op industriële uitstoot en de afweging tussen privacybelangen en milieubescherming.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337940 / KG ZA 23-143
Vonnis in kort geding van 26 april 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TATA STEEL IJMUIDEN B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord,
2.
120 MEDEWERKERS VAN TATA STEEL IJMUIDEN,
waarvan de namen en woonplaats zijn opgenomen in het als bijlage 1 opgenomen [overzicht (niet opgenomen in geanonimiseerde versie van dit vonnis op rechtspraak.nl)] ,
eisers,
advocaat mr. W.J. Bosma te 's-Gravenhage,
tegen
1. het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam
OMGEVINGSDIENST NOORDZEEKANAALGEBIED,
gevestigd te Zaandam,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelend te Haarlem,
gedaagden,
advocaat mr. K. Winterink te 's-Gravenhage.
Eisers worden gezamenlijk aangeduid als Tata Steel. De werknemers worden als zodanig aangeduid wanneer het betoog specifiek op hen betrekking heeft. Gedaagden worden (indien mogelijk) gezamenlijk aangeduid als de Omgevingsdienst. Gedaagde sub 2 wordt waar nodig aangeduid als de Provincie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 29
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 9
  • zestien foto’s (producties 5 en 6) van de zijde van de Omgevingsdienst
  • twee video’s (bijlagen 10 en 11) van de zijde van de Omgevingsdienst
  • de aanvullende producties 30 t/m 32 van de zijde van Tata Steel
  • de mondelinge behandeling van 21 april 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitaantekeningen van mrs. Bosma, van Aardenne, Van Schaik en Abassi namens Tata Steel
  • de pleitnota van mr. Gillhaus namens de Omgevingsdienst
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Sinds eind februari voert de Omgevingsdienst 24/7 cameratoezicht uit op de gas- en kooksfabriek van Tata Steel om toezicht te houden op de uitstoot van schadelijke stoffen die bij de productie van kooks kunnen vrijkomen. Tata Steel acht dit cameratoezicht onrechtmatig en eist onmiddellijke beëindiging daarvan. Het cameratoezicht vormt volgens Tata Steel een inbreuk op de privacy van haar werknemers. Daarvoor is een bijzondere wettelijke grondslag nodig, die ontbreekt.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. De voorzieningenrechter stelt vast dat het toezicht niet op de persoon is gericht, niet verder gaat dan nodig is om effectief toezicht uit te oefenen op het proces waarbij de uitstoot plaatsvindt en de kans dat het cameratoezicht leidt tot een inbreuk op de privacy van de werknemers zeer gering is.

3.Feiten

3.1.
Tata Steel is eigenaar en exploitant van een inrichting waar ijzer en staal wordt vervaardigd. De inrichting bevindt zich te IJmuiden. Tot de inrichting behoren onder meer twee kooks- en gasfabrieken (KGF1 en KGF2).
De werknemers zijn allen werkzaam bij Tata Steel en voeren uitsluitend werkzaamheden uit voor de werkeenheid Kooks- en Gasfabrieken.
3.2.
Het bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor Tata Steel zijn Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (hierna: Gedeputeerde Staten). Gedeputeerde Staten zijn een bestuursorgaan dat behoort tot de Provincie. De Omgevingsdienst voert in mandaat namens Gedeputeerde Staten toezichthoudende taken uit.
3.3.
In KGF1 en KGF2 wordt in een continu proces (24/7) kooks gemaakt door kolen te verhitten. De kooks wordt gebruikt als ladingdrager in de hoogovens en als reductiemiddel om ijzeroxide om te zetten naar ijzer. Wanneer in een oven een onvoldoende hoge temperatuur wordt bereikt kan het voorkomen dat een gedeelte van de lading niet volledig doorgegaard is. Dit wordt ook wel "rauwe", "ongare" of "groene" kooks genoemd.
3.4.
Als kooks gaar is, wordt deze gloeiend heet uit de kooksbatterij "gedrukt" en door een bluswagon naar een van de blustorens gereden. Als de wagon onder de blustoren staat, wordt een grote lading water op de kooks gestort en wordt deze daarmee in korte tijd gekoeld. Bij het blusproces ontstaat een grote hoeveelheid stoom. De nog warme kooks wordt vervolgens naar de hoogovens getransporteerd om daar te worden ingezet.
3.5.
Indien kooks (gedeeltelijk) onvoldoende zijn verhit, zijn er vluchtige componenten aanwezig. Deze componenten verbranden bij blootstelling aan de buitenlucht, waardoor boven de bluswagon zwarte rook ontstaat. Als een groot gedeelte van de lading ongaar is, dan is de zwarte rook nog aanwezig bij het blussen van de lading en vermengt deze zich met de stoom in de blustoren. In dat geval komt ook zwarte rook uit de blustorens. De aanwezigheid van zwarte rook is aldus een indicator dat sprake kan zijn van een geval van ongare kooks.
3.6.
Bij het uitdrukken van ongare kooks worden zeer zorgwekkende stoffen (Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (hierna: PAK's)) naar de lucht geëmitteerd, die vervolgens kunnen neerslaan op oppervlakten (depositie). PAK’s zijn stoffen die zeer gevaarlijk (kankerverwekkend) zijn voor mens en milieu. Emissies van PAK's naar de lucht
moeten op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer zo veel mogelijk worden voorkomen en, als dat niet mogelijk is, tot een minimum worden beperkt.
3.7.
De aan Tata Steel verleende omgevingsvergunning is verleend op grondslag van een aanvraag waarin is opgenomen ‘Het thermisch niveau van de batterij wordt op een zodanig niveau gestuurd dat ongare kooks wordt vermelden’. Op die grond zijn de Omgevingsdienst van opvatting dat uitstoot van ongare kooks niet is vergund.
3.8.
In de periode 2018-2020 is de Provincie ervan op de hoogte geraakt dat met enige regelmaat ongare kooks uit de kooksgasfabriek worden gedrukt. Partijen discussiëren al lange tijd over het antwoord op de vraag of het ontstaan van ongare kooks is toegestaan of niet. Die discussie ziet met name op de vraag of een absoluut verbod bestaat op ongare ovens, of dat op Tata Steel enkel de verplichting rust om het thermisch niveau van de batterijen in de KGF te sturen met als doel het ontstaan van ongare kooks te vermijden.
3.9.
Drie jaar geleden heeft Tata Steel op haar eigen bedrijfsterrein elf camera’s geplaatst die gericht zijn op diverse procesonderdelen. De camera gericht op de kolentoren is reeds vier jaar aanwezig. De camera’s filmen ook de onderdelen van de inrichting die relevant zijn bij het vaststellen van eventuele gevallen van ongare kooks. De processen bij KGF1 en KGF2 worden continue gefilmd.
De beelden worden door Tata Steel in beginsel twee maanden bewaard, maar langer wanneer zij verwacht dat de Omgevingsdienst de beelden zal willen inzien.
3.10.
Op 14 januari 2020 heeft de Provincie aan Tata Steel een last onder dwangsom opgelegd. Tata Steel is gelast om zodanige maatregelen te treffen dat het ontstaan van ongare kooks bij de kooksgasfabrieken wordt vermeden. De dwangsom is bepaald op een bedrag van € 10.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 150.000,-. Deze last is onherroepelijk. De dwangsom is inmiddels volledig verbeurd.
3.11.
Op 12 april 2021 heeft de Provincie aan Tata Steel opnieuw een last onder dwangsom opgelegd wederom strekkende tot het treffen van zodanige maatregelen dat ongare kooks worden vermeden. De dwangsom is bepaald op een bedrag van € 25.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 500.000,-. Ook deze last is onherroepelijk. Opnieuw is de dwangsom door Tata Steel volledig verbeurd.
3.12.
Bij omwonenden van Tata Steel leven al lang zorgen over de luchtkwaliteit, stof in de leefomgeving en de mogelijke effecten van de luchtkwaliteit op hun gezondheid. Volgens onderzoek van het Rijksinstituut voor Gezondheid en Milieu (RIVM) naar stof in de leefomgeving en mogelijke gezondheidseffecten is de luchtkwaliteit (vanwege concentraties fijnstof) in de IJmond vaker matig tot onvoldoende en is sprake van een structureel verhoogde depositie aan PAK. Bij het meetstation Reyndersweg is de depositie van de gemeten stoffen gemiddeld meer dan tien keer zo hoog als het achtergrondniveau en in Wijk aan Zee is de depositie twintig tot honderd keer verhoogd.
3.13.
In januari 2022 heeft het RIVM het 'Onderzoek naar de herkomst van neergedaald stof en stoffen in de lucht in de IJmond regio' gepubliceerd. Hierin staat onder meer:
‘Het lijkt erop dat bronnen op het terrein van Tata Steel een belangrijke bijdrage leveren aan onder meer fijnstof, metalen en PAK in de IJmondregio. Uit analyse blijkt dat PAK en metalen in het neergedaalde stof voor een aanzienlijk deel afkomstig zijn van verschillende processen voor de staalproductie. [ ... ] Ook blijkt uit berekeningen met een verspreidingsmodel dat de gemeten en berekende bijdrage door Tata Steel aan de hoeveelheid fijnstof in de leefomgeving goed met elkaar overeenkomen. Maar de gemeten hoeveelheden metalen en PAK zijn (veel) hoger dan was verwacht op basis van berekeningen met data van de milieujaarverslagen, respectievelijk de Emissieregistratie. Deze gegevens over de uitstoot lijken niet volledig te zijn aangeleverd. Om hier goed inzicht in te krijgen beveelt het RIVM aan om de informatie over de uitstoot van bronnen op het terrein van Tata Steel te verbeteren en deze op een transparante manier te ontsluiten.’
3.14.
Op 19 september 2022 heeft de Omgevingsdienst aan Tata Steel een derde last onder dwangsom opgelegd. De dwangsom is ditmaal bepaald op een bedrag van € 100.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 1.500.000,-. Tot op heden zijn er drie overtredingen vastgesteld en dwangsommen verbeurd.
Tata Steel heeft tegen het besluit van 19 september 2022 bezwaar aangetekend.
In dit bezwaarschift wordt erop gewezen dat er sprake is geweest van een geleidelijke afname van ongare ovens, wat betreft KGF1 naar 7, wat betreft KGF2 naar 18 in 2021.
3.15.
Op 22 februari 2023 heeft de Omgevingsdienst een camera geplaatst op het meetstation van de Provincie op de Reyndersweg in Velsen-Noord. De camera is bevestigd buiten het hek en de inrichting van Tata Steel en filmt voortdurend de onmiddellijke omgeving van KGF2. Het cameratoezicht vindt plaats om toezicht te houden op de uitstoot die vrijkomt bij het productieproces van KGF2.
3.16.
Bij het constateren van zwarte rook hanteren de toezichthouders van de Omgevingsdienst de volgende werkwijze:
Bij het live constateren van zwarte rook (een indicatie voor rauwe kooks) wordt eerst Tata Steel in de gelegenheid gesteld om een artikel 17.2 Wet Milieubeheer (hierna: Wb) melding in te dienen. Hiervoor dient de melding binnen 30 minuten gedaan te zijn bij het regiebureau/de meldkamer.
De medewerker die de camerabeelden beoordeelt, informeert direct de toezichthouder en gaat verder vanaf stap 6.
Als bij het terugkijken van de beelden een indicatie van rauwe kooks wordt waargenomen, worden deze beelden opgeslagen, zie stap 6.
De beelden van de constatering worden opgeslagen onder vermelding van datum en tijdstip van de start van het incident, bijvoorbeeld: 2023-01-270942.avi. De beelden worden later door de toezichthouder toegevoegd aan het handhavingsdossier.
Alle bevindingen worden vastgelegd in de rapportage waarin ook wordt vermeld wat te zien is op de beelden. (Na de bovenstaande stappen neemt in geval van de medewerker die de camerabeelden beoordeelt, de medewerker contact op met de toezichthouder, om de beelden en de rapportage te delen met de toezichthouder.)
Als de melding wordt ingediend door Tata Steel, kan het normale werkproces voor de artikel 17.2 Wm melding gevolgd worden en eventueel kan het proces handhavingscontrole uitgevoerd worden ten behoeve van de last onder dwangsom. Het filmbestand wordt aan de toezicht- of handhavingscontrole uitvoeren zaak toegevoegd als bewijsmateriaal.
Mocht er bij het terugkijken van de beelden of na 30 minuten na het constateren van een indicatie voor rauwe kooks geen artikel 17.2 Wm melding gedaan zijn bij het regiebureau/de meldkamer dan kan een extra handhavingstraject worden gestart voor het niet-melden.
Het vervolg (van toezicht) is het ophalen van een verklaring en procesgegevens bij Tata Steel om aan te tonen dat sprake is van een overtreding.
3.17.
De Omgevingsdienst gebruikt voor het cameratoezicht een camera van het merk Partizan 5.0 mp IP Varifocal camera 1PS-230-IR 1.2 starlight. Met deze camera kunnen camerabeelden met zwarte rook worden geselecteerd en gedownload. De beelden worden lokaal opgeslagen in de H-schijf van de Omgevingsdienst en worden vervolgens verstuurd naar het toezichtteam. De camerabeelden worden daarna door de toezichthouder in het zaaksysteem gezet en als startinformatie gebruikt voor verder onderzoek.
3.18.
Op 4 april 2023 hebben gemachtigden van Tata Steel fysiek ter plaatse bij de Omgevingsdienst de live- en opgeslagen beelden van de door de Omgevingsdienst geplaatste camera kunnen inzien.
3.19.
Op 13 april 2023 publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna: OVV) het rapport ‘Industrie en Omwonenden’. Aanleiding van het rapport was het onderzoek van de OVV naar de wijze waarop burgers in Nederland worden beschermd tegen risico’s van (soms jarenlange) industriële uitstoot. Een van de onderzochte situaties betreft Tata Steel.
In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat Tata Steel zelf doorgaans niet genoeg doet om de uitstoot tot een voor de gezondheid acceptabel niveau te verlagen en dat van lokale overheden en omgevingsdiensten een beter kennisniveau nodig is om een gelijkwaardige gesprekspartner van de industrie te zijn.

4.Het geschil

4.1.
Tata Steel vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. om de Omgevingsdienst direct na (primair) het wijzen van het gevraagde vonnis dan wel (subsidiair) na het betekenen van dit vonnis, te verbieden het cameratoezicht en ieder ander(e structurele vorm van) cameratoezicht op de inrichting van Tata Steel te continueren, in ieder geval totdat in een bodemprocedure een vonnis of arrest is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan;
II. om de Omgevingsdienst te gebieden na (primair) het wijzen van het gevraagde vonnis dan wel (subsidiair) na het betekenen van dit vonnis de camera op de locatie waarvandaan het cameratoezicht wordt uitgevoerd (Reyndersweg) binnen een week (primair) te verwijderen en verwijderd te houden dan wel (subsidiair) uit te schakelen en uitgeschakeld te houden, althans het cameratoezicht en ieder ander(e structurele vorm van) cameratoezicht op de inrichting van Tata Steel te staken en gestaakt te houden, in ieder geval totdat in een bodemprocedure een vonnis of arrest is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan;
III. een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per kalenderdag dat de Omgevingsdienst nalaten aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 500.000,-;
IV. de Omgevingsdienst te veroordelen in de proceskosten van dit geding, de kosten van rechtsbijstand van Tata Steel daaronder begrepen, een ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van deze vorderingen niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente (art. 6: 119(a) BW) over voornoemde bedragen vanaf bedoelde termijn voor betaling alsmede te vermeerderen met de alsdan te maken nakosten om alsnog betaling van hetgeen is toegewezen, te verkrijgen, met bepaling dat de één betaald hebbende, de andere bevrijd zijnde van deze verplichting.
4.2.
Tata Steel legt - samengevat - aan haar vorderingen ten grondslag dat het cameratoezicht onrechtmatig is, dit in strijd is met de AVG, de Awb en artikel 8 EVRM.
De onrechtmatige handelingen vinden plaats jegens de werknemers, die niet continu wensen te worden blootgesteld aan cameratoezicht. Ook jegens Tata Steel is het cameratoezicht onrechtmatig, omdat Tata Steel zich heeft te gedragen als een goed werkgever en zij de privacybelangen van haar werknemers optimaal moet beschermen. Verder heeft Tata Steel een maatschappelijke zorgplicht tegenover haar bezoekers, welke plicht wordt geschonden door het cameratoezicht.
4.3.
De Omgevingsdienst voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Préalabele vragen

5.1.
De Omgevingsdienst betoogt dat een spoedeisend belang ontbreekt. Dit verweer wordt verworpen. Tata Steel heeft haar vordering onder meer gebaseerd op een gestelde schending van het recht op privacy van haar werknemers. Dat belang is naar zijn aard van voldoende gewicht om een inhoudelijke beoordeling van de vordering te rechtvaardigen.
5.2.
Verder betogen de Omgevingsdienst dat de zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding, omdat het geschil in technische, juridische en organisatorische zin complex van aard is. Ook dit verweer slaagt niet. Beoordeeld moet worden of het cameratoezicht onrechtmatig is en of daarom de camera verwijderd moet worden.
Die vragen zijn niet te complex om in kort geding te behandelen.
De voorzieningenrechter zal de zaak hierna dan ook inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
5.3.
Tata Steel heeft zich ter onderbouwing van het betoog dat het onderhavige cameratoezicht onrechtmatig is onder meer beroepen op de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG). Zij stelt (1) dat de AVG van toepassing is omdat er bij het toezicht persoonsgegevens worden verwerkt. Zij stelt verder:
(2) dat voor die verwerking geen toereikende wettelijke grondslag kan worden gevonden in de bepalingen waarop de Omgevingsdienst zich ter rechtvaardiging van haar toezicht beroept,
(3) dat het gebruik van de gegevens ook buiten de grenzen van het doel waarvoor het toezicht wordt uitgeoefend zou kunnen plaatsvinden,
(4) dat meer gegevens worden verwerkt dan voor de uitoefening van de toezichtstaak nodig is,
(5) dat de gegevens langer worden bewaard dan voor het doel van het toezicht nodig is, en
(6) dat de betrokkenen niet adequaat over de verwerking zijn geïnformeerd.
Tenslotte (7) beroept zij zich erop dat het cameratoezicht in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De voorzieningenrechter zal de argumenten van Tata Steel in de aangegeven volgorde bespreken. Zij zal daaraan voorafgaand vaststellen hoe de Omgevingsdienst het cameratoezicht feitelijk heeft ingericht.
Inrichting van het onderhavige cameratoezicht
5.4.
De Omgevingsdienst heeft onweersproken aangevoerd dat zij gebruik maakt van een vaste camera(positie) die een beeld oplevert als op bijlage 2 bij dit vonnis is afgebeeld.
Dit is de enige camerapositie waarvan zij gebruik wil maken. De camera bevindt zich op circa 450 meter afstand van het proces waarop de Omgevingsdienst toezicht wil houden en is ingesteld op een standaard opslagresolutie van 2 megapixels. De resolutie van de opgeslagen beelden kan na opslag niet worden verhoogd. Het live uitkijken van de beelden gebeurt op een standaard ingestelde resolutie van 1 megapixels. De helft van de normale beeldoppervlakte is door een zgn. privacy-mask afgeschermd. Die afscherming kan niet door de toezichthouders van de Omgevingsdienst (op afstand) worden verwijderd en bij de opgeslagen beelden ook niet ongedaan worden gemaakt.
De Omgevingsdienst stelt dat deze instellingen zodanig zijn dat (indirecte) identificatie van medewerkers op basis van de beelden is uitgesloten. Men ziet hoogstens wat silhouetten. Zelfs de eigen medewerkers van Tata Steel zullen niet in staat zijn om op de camerabeelden hun collega’s te herkennen.
De Omgevingsdienst erkent dat de gebruikte camera andere instellingen toelaat en ook functies biedt als gezichtsherkenning en bewegingsdetectie, maar stelt dat die instellingen in relatie tot het doel van het toezicht voor haar geen nut hebben en niet zullen worden gebruikt. De instellingen van de camera kunnen slechts worden gewijzigd door de technisch beheerder, die daartoe autorisatie moet vragen, zich naar de camera moet begeven en hulp van de monteur moet inschakelen. De Omgevingsdienst ziet geen reden om de gekozen instellingen te wijzigen.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit het door Tata Steel overgelegde beeldmateriaal niet kan worden opgemaakt dat de camera andere posities heeft of zal hebben dan de positie waarop deze nu staat ingesteld. De voorzieningenrechter neemt op grond van de uitlatingen van de Omgevingsdienst aan dat de camera enkel is opgesteld om beelden binnen te halen van de momenten waarop er sprake is van de rookontwikkeling die hiervoor als indicatief voor overtreding van de voorschriften is aangemerkt. Die beelden worden één keer per drie weken geselecteerd, voor zover zij in het opgenomen materiaal worden aangetroffen, en worden opgeslagen. De rest van het opgenomen materiaal wordt vernietigd. Voor zover Tata Steel aan de juistheid van deze uitlatingen en/of de bestendigheid van dit voornemen twijfelt acht de voorzieningenrechter voor die twijfel geen redelijke grond.
5.6.
Tata Steel heeft foto’s overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de afstand tussen de camera en werknemers die zich bewegen over haar terrein onder omstandigheden veel geringer is. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat die werknemers op de posities waarom het dan gaat ook in beeld zijn. Op grond van de door de Omgevingsdienst overgelegde foto’s en video-opnamen acht de voorzieningenrechter dat ook niet aannemelijk; zij zullen worden afgeschermd door het privacy mask.
Tata Steel heeft ook gewezen op uitlatingen van een vertegenwoordiger van de werknemers die bij een bezoek aan de Omgevingsdienst op 4 april 2023 beelden heeft gezien en heeft laten weten ‘in shock’ te zijn omdat hij direct zijn personeelsleden op de camerabeelden herkende. De voorzieningenrechter kan dit niet goed plaatsen. Op de door de Omgevingsdienst overgelegde video zijn weliswaar menselijke gedaanten te zien, maar dat zijn niet meer dan stipjes. Bij uitvergroting zal de lage resolutie er voor zorgen dat er niet meer dan blokjes zichtbaar zijn. Voor zover de vertegenwoordiger andere beelden heeft gezien, heeft Tata Steel die niet overgelegd. Ook is niet gebleken dat zij heeft gepoogd een kopie van die beelden te krijgen.
De voorzieningenrechter acht op deze gronden tegenover betwisting niet aannemelijk gemaakt dat het bij de huidige configuratie van het systeem als hiervoor omschreven (vaste camerapositie, afstand, resolutie, maskering) mogelijk is om personen door anderen (dan hun manager of collega’s) herkenbaar in beeld te brengen.
De voorzieningenrechter heeft aan de hand van vergroting van het overgelegde fotomateriaal vastgesteld dat het hoogst onaannemelijk is dat enige van de daarop voorkomende personen door enige bij de verwerking van het materiaal betrokken functionaris kan worden herkend.
Ad (1): AVG: toepasselijkheid en inhoud
Toepasselijkheid
5.7.
De toepasselijkheid van AVG moet worden bepaald aan de hand van het antwoord op de vraag of er sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 van die verordening.
5.8.
De Omgevingsdienst heeft niet bestreden dat er gegevens worden verwerkt, wel dat deze gegevens kwalificeren als persoonsgegevens.
5.9.
Van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 AVG is sprake indien de betrokken gegevens het mogelijk maken om een natuurlijk persoon (hierna: ‘de betrokkene’) direct of indirect te identificeren. Wanneer de persoon nog niet geïdentificeerd is (wat doorgaans het geval is als er geen direct identificerende gegevens worden verwerkt) gaat het om de vraag of de persoon aan de hand van de gegevens redelijkerwijs en zonder onevenredige inspanning identificeerbaar is. Bij de beoordeling of er sprake is van identificeerbaarheid moeten de mogelijkheden van de verwerkingsverantwoordelijke (of een derde) om de identificatie tot stand te brengen worden meegewogen.
5.10.
In het proces voorafgaand aan de zitting is door de Omgevingsdienst geen klare wijn is geschonken over de wijze waarop het privacy mask technisch is doorgevoerd. Haar stellingen daaromtrent ter zitting zijn door Tata Steel weersproken. Ook overigens moet worden vastgesteld dat de Omgevingsdienst niet kan uitsluiten dat, indien op het terrein van Tata Steel aanwezige personen zich binnen het door de camera bestreken beeldoppervlak begeven, het kan voorkomen dat het opgenomen materiaal sporen van hun aanwezigheid bevat.
Dat leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat voorshands rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat (in ieder geval in technische zin) sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van de AVG.
Inhoud
5.11.
Dat betekent dat de rechtmatigheid van het toezicht aan de hand van de daarvoor in de AVG opgenomen richtsnoeren moet worden vastgesteld. Die richtsnoeren zijn te vinden in artikel 5 van de AVG. Zij luiden als volgt.
Persoonsgegevens moeten:
worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is
voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt
toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren
worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt noodzakelijk is
door het nemen van passende technische of organisatorische maatregelen op een dusdanige manier worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, en dat zij onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging.
Ad 2: Toereikende grondslag?
5.12.
Persoonsgegevens mogen ingevolge artikel 6 AVG onder meer worden verwerkt als dit noodzakelijk is voor de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. De verwerking moet in deze gevallen een toereikende wettelijke grondslag hebben, waarin ook het doel van de verwerking moet staan.
5.13.
De Omgevingsdienst baseert het hier aan de orde zijnde cameratoezicht op artikel 5:18 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb).
Artikel 5:18 Awb luidt:
“1. Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en
daarvan monsters te nemen.
2. Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.
3. De toezichthouder neemt op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.
4. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.
5. De genomen monsters worden voor zover mogelijk teruggegeven.
6. De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.”
5.14.
Tata Steel stelt dat dit artikel betrekking heeft op de bevoegdheden van een toezichthouder tijdens een inspectiebezoek ter plaatse. De bepaling geeft het bevoegd gezag niet de ruimte om - op afstand - permanent cameratoezicht uit te oefenen. Met het woord ‘opnemen’ heeft de wetgever iets heel anders voor ogen gehad. De term veronderstelt een specifieke, concreet in de tijd te bepalen feitelijke handeling om meer kennis omtrent iets te vergaren. De toezichtsbevoegdheid is een bevoegdheid tot feitelijk, fysiek handelen, zoals ook blijkt uit de leden 2 t/m 4 van artikel 5:18 Awb.
5.15.
De Omgevingsdienst heeft betoogd dat artikel 5:18 Awb aan toezichthouders de (algemene) bevoegdheid toekent om zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en van zaken een monster te nemen. De bevoegdheid tot het onderzoeken van zaken en het aan opneming onderwerpen van zaken moet volgens de Omgevingsdienst ruim worden opgevat en is techniek-neutraal geformuleerd. De bepaling laat toe dat de toezichthouder gebruik maakt van apparatuur ten behoeve van de 'opneming', mits de inzet van die apparatuur voldoet aan de overige uitgangspunten en beginselen van de Awb. Een beperking tot het maken van foto's volgt niet uit de (strekking van de) wet. Het maken van 'fotografische opnamen' is slechts een voorbeeld dat in de parlementaire geschiedenis door de wetgever is genoemd. Dat deze apparatuur in de memorie van toelichting expliciet wordt genoemd mag niet worden opgevat dat het gebruik van niet met name genoemde apparatuur niet is toegestaan. De wetgever heeft met artikel 5:18 Awb juist een algemene bevoegdheid willen creëren, zodat een eind kon worden gemaakt aan de specificatie van de zaken die onderzocht kunnen worden en de gevallen waarin het onderzoek mag worden toegepast in bijzondere wetten.
5.16.
De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de Omgevingsdienst.
5.17.
Artikel 5:18 Awb is onderdeel van een algemene regeling van het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften in titel 5.2 Awb, die op haar beurt weer onderdeel is van een algemene regeling van de handhaving. De leidende gedachten die ten grondslag hebben gelegen aan het ontwerp van die regeling zijn in de memorie van toelichting [1] onder meer als volgt verwoord.
“De rechtsbetrekking tussen burger en bestuur kenmerkt zich door een zekere wederkerigheid. Wederzijds bestaan rechten en verplichtingen. Vallen in andere hoofdstukken van de Algemene wet bestuursrecht vooral verplichtingen van bestuursorganen in het oog, in hoofdstuk 5 ligt meer het accent op de verplichtingen van de burger tot naleving van wettelijke voorschriften. Een goede regeling van bestuursrechtelijke sancties houdt in ieder geval in:
- het toekennen van voldoende bevoegdheden. Aan de overheid toekomende handhavingsbevoegdheden moeten haar in staat stellen de burgers zo nodig te dwingen om de wettelijke voorschriften te respecteren en na te leven; - de handhaving moet op efficiënte wijze kunnen geschieden. Deze eis ziet op het aspect dat de kosten van het hanteren van handhavings bevoegdheden door de overheid als een doelmatige besteding van overheidsmiddelen beschouwd moeten kunnen worden;
- recht moet ook gedaan worden aan rechtsstatelijke eisen van bescherming van de burgers tegen niet gerechtvaardigde of te zware inbreuken op vrijheden, aantasting van (vermogens)rechten of belangen van burgers, waaronder begrepen een bescherming van de persoonlijke levenssfeer.”
5.18.
Dat toezicht een continu proces kan zijn sluit aan bij de gewone betekenis van het woord en past in de definitie die de Hoge Raad al in 1895 [2] van het begrip toezicht heeft gegeven.
Titel 5.2 Awb bevat volgens de memorie van toelichting [3] een weerspiegeling van het gebruikelijke pakket aan toezichtsbevoegdheden dat men voorheen in tal van bijzondere wetten aantrof. Bij de opname van die bevoegdheden in de nieuwe regeling is een afweging gemaakt tussen een vrije rechtssfeer van burgers enerzijds en het belang van een adequate en evenwichtige toedeling van bevoegdheden anderzijds. Eventuele toekenning van aanvullende bevoegdheden door de bijzondere, formele wetgever is blijkens de toelichting alleen mogelijk als daarvoor zwaarwegende redenen bestaan. Ook dat pleit voor de interpretatie van art 5:18 als een open stelsel.
In artikel 5:13 Awb is met opname van het evenredigheidsbeginsel een algemene normering van de bevoegdheidsuitoefening opgenomen: een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. In de jurisprudentie is steun te vinden voor de gedachte dat de aanwezigheid van deze beperking implicaties heeft voor de vraag of titel 5.2 Awb in een concreet geval een toereikende grondslag biedt voor een bevoegdheidsuitoefening die inbreuk maakt op de privacy, en wel in die zin dat de uitoefening van de bevoegdheid met inachtneming van die beperking voldoet aan de eisen die op grond van artikel 8, tweede lid, van het EVRM aan die grondslag worden gesteld. [4]
5.19.
Gelet op de breedheid van de geregelde materie en de functie van titel 5 Awb als algemeen formeelwettelijk kader voor de handhaving, past het tegen de geschetste achtergrond niet om aan de hand van een wetshistorische interpretatie op zoek te gaan naar een antwoord op de vraag of enig gebruik van technologie die ten tijde van de invoering van de regeling – 1996 – nog niet bestond, of waarvan gebruik toen tijdens de parlementaire behandeling niet in het vizier is gekomen, toelaatbaar is te achten. Passender is het om aan de hand van doel en strekking van de regeling na te gaan of het gebruik van die technologie ter ondersteuning van de bevoegdheidsuitoefening past in het stelsel van de wet en aansluit bij de daarin wel uitdrukkelijk geregelde uitoefening.
5.20.
Daarbij moet vertrekpunt zijn dat toezicht, ook op de naleving van voorschriften als hier aan de orde, binnen de grenzen die door het evenredigheidsbeginsel aan de uitoefening daarvan worden gesteld,
effectiefmoet kunnen zijn [5] . Dat geldt temeer nu het toezicht wordt gestuurd door de op zichzelf toelaatbare ambitie om de schadelijke uitstoot uit KGF2 tot nul te reduceren.
Waar dit toezicht, zoals hier, wordt uitgeoefend op een proces in een inrichting (een geheel van zaken) dat continu (24/7) plaatsvindt en de overtredingen, die aanzienlijke milieu-impact hebben, uit de aard van het proces onverwacht en zeer kortstondig plaatsvinden, zal het toezicht alleen effectief kunnen zijn indien dat eveneens continu plaatsvindt.
gegeven: ‘het bewaken, nagaan en
gadeslaanvan de handelingen of zaken van anderen met het oog op de naleving der verordeningen van de bevoegde macht uitgegaan (cursief voorzieningenrechter)’.
5.21.
Er kan dan ook niet aan worden getwijfeld dat uitoefening van fysiek toezicht op het bedrijfsproces waarover het in deze zaak gaat, dat voor eenieder buiten het bedrijfsterrein van Tata Steel zichtbaar is, door elkaar afwisselende ambtenaren van de Omgevingsdienst binnen de grenzen van de toezichtsbevoegdheid continu moet kunnen worden uitgeoefend. Dat is immers de enige manier waarop de toezichthouder het in eigen hand heeft om zonder moderne hulpmiddelen alle onverwacht en kortstondig optredende overtredingen van de milieuvoorschriften te kunnen constateren.
Daarvan uitgaande ligt het ook in de rede aan te nemen dat deze ambtenaren van de rookpluimen die daarvoor indicatief zijn foto-opnamen mogen maken. Tata Steel heeft erkend dat toezichthouders dit bij fysieke controles mogen doen. Er is geen reden te bedenken waarom zij dat niet meer zouden mogen doen wanneer die fysieke controles op de wijze als hiervoor omschreven – continu – plaatsvinden, en ook niet waarom zij de uitstoot van die rookpluimen, die telkens niet meer dan enkele minuten duurt, niet zou mogen filmen, telkens wanneer zich dat voordoet. In wezen beantwoordt het maken van die (kortdurende) opnamen aan de door Tata Steel gegeven omschrijving van toelaatbaar ‘opnemen’: ‘
een specifieke, concreet in de tijd te bepalen feitelijke handeling om meer kennis omtrent iets te vergaren’.
5.22.
Wanneer het toelaatbaar moet worden geacht, zoals Tata Steel lijkt te onderschrijven, dat de Omgevingsdienst tijdens dit proces van fysieke controle op de momenten die er toe doen ook videobeelden van de rookpluimen mag maken, is niet zonder meer in te zien waarom zij de daarvoor nodige selectie van de relevante beelden door het in- en uitschakelen van de camera wel in real time zouden mogen doen, maar dat niet mag doen door deze beelden op een conveniërend moment achteraf te selecteren en de rest te vernietigen.
Daarmee is niet gezegd dat er geen relevant verschil zou kunnen bestaan tussen het gebruik van een filmcamera tijdens controles op ad hoc basis enerzijds en permanent cameratoezicht anderzijds. Dat verschil is er onder omstandigheden wel degelijk, en zou dan ook tot een verschil in toelaatbaarheid kunnen leiden, maar het is met het continue karakter van het proces van cameratoezicht op zichzelf niet gegeven.
Het hangt in hoge mate af van de wijze waarop dit gebruik het toezicht ondersteunt.
5.23.
Tata Steel heeft zich ter onderbouwing van het betoog dat de hiervoor besproken grondslag niet toereikend is om continu toezicht met het gebruik van een videocamera te rechtvaardigen beroepen op een aantal uitspraken van de CRvB. [6] De voorzieningenrechter stelt vast dat het in die zaken telkens ging om een op natuurlijke personen
gerichtproces van gegevensverzameling, soms met gebruik van technische hulpmiddelen als een peilbaken of een camera, dat bedoeld was, geschikt was en werd gebruikt om de handel en wandel van deze personen zodanig in beeld te brengen dat het kon leiden tot ook op hen gerichte handhavingsmaatregelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit deze jurisprudentie niet volgt dat ook de
nietop de persoon gerichte camera-inzet zoals die in het onderhavige geval plaatsvindt, waarbij verzameling van persoonsgegevens niet is beoogd, het toezicht ook niet op de (mogelijk) betrokken personen is gericht en juist gepoogd wordt om het verzamelen van hun persoonsgegevens te voorkomen, een bijzondere wettelijke grondslag behoeft.
5.24.
Ook in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn aanknopingspunten te vinden voor deze opvatting. Zo oordeelde de Afdeling in een zaak waarin sprake was van cameratoezicht langs de openbare weg in een industriegebied, waarin de betrokkene op incidentele basis in haar auto passeerde, het toezicht niet op haar persoon was gericht en de opgeslagen gegevens na zeven dagen werden vernietigd, dat er van een inmenging in het privéleven van de betrokkene geen sprake was [7] .
5.25.
Tegen deze achtergrond moet ook het beroep van Tata Steel op het wetsvoorstel NVWA falen. In de toelichting op dit wetsvoorstel zoals die in het kader van de internetconsultatie is gegeven, is vermeld: ‘
Hoewel de camera’s gericht zijn op dieren en voorzieningen zullen met de camera’s ook beeldopnamen worden gemaakt van de werknemers in slachthuizen en verzamelcentra. Dat is noodzakelijk om eventuele overtredingen te kunnen constateren’.
De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat bij deze toepassing, anders dan in het onderhavige geval, in de visie van de opstellers van het wetsvoorstel sprake is van persoonsgericht cameratoezicht als hiervoor sub 5.23. omschreven.
5.26.
Tata Steel heeft verder betoogd dat ook niet wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het evenredigheidsbeginsel. Tata Steel stelt daartoe dat zij sinds 1 januari 2017 ieder geval van ongare kooks direct meldt. Dat Tata Steel zich niet zou houden aan deze meldingsplicht is door de Omgevingsdienst niet gesteld. Bovendien voert Tata Steel zelf onverplicht continue cameratoezicht op KGF2 uit, welke beelden zij op verzoek ook met de Omgevingsdienst deelt. Daarbij heeft Tata Steel opgemerkt dat geenszins vaststaat dat een geval van ongare kooks een overtreding oplevert.
Verder is voor Tata Steel op dit moment onduidelijk welk onderdeel van KGF2 door de Omgevingsdienst wordt gefilmd. De foto als vermeld (op pagina 5) in de DPIA 2023 laat een ander beeld zien dan de in de brief van de Omgevingsdienst van 3 maart 2023 opgenomen foto’s. Op de camerabeelden die op 4 april jl. inzichtelijk zijn gemaakt aan Tata Steel was op twee plekken een zwarte balk aangebracht. Dit doet bij Tata Steel de indruk ontstaan dat geen volledig beeld van de indicatoren kan worden verkregen, waarbij de vraag opkomt welk nut en noodzaak het cameratoezicht heeft.
Ten slotte wijst Tata Steel erop dat de Omgevingsdienst beschikt over de wettelijke mogelijkheid om camerabeelden van Tata Steel te vorderen, indien Tata Steel hiertoe niet vrijwillig overgaat. Medewerking afdwingen kan vervolgens door het opleggen van een last onder dwangsom. De Omgevingsdienst heeft dus al een manier om de gewenste informatie te verkrijgen, die – anders dan de nu gekozen route – rechtsbescherming biedt.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
5.27.
De essentie van deze zaak is dat er een breed in de maatschappij levende roep is om krachtiger op te treden tegen de gezondheidsschadelijke uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen in de omgeving van Tata Steel. Het hiervoor sub 3.19. aangehaalde rapport van de OVV laat de Omgevingsdienst kennelijk niet onberoerd. Gelet op de gezondheidsschadelijkheid van deze uitstoot is het begrijpelijk en terecht dat wordt gepoogd om de schadelijke uitstoot terug te brengen naar nul.
Het is ook begrijpelijk en terecht dat de Omgevingsdienst bij haar toezicht de regie wil kunnen voeren en voor het trekken van conclusies niet langer afhankelijk wil zijn van beelden die Tata Steel opneemt en beheert. Zij is ook niet gehouden om zich daarop te verlaten en evenmin om voorafgaand aan de uitbreiding van het toezicht aannemelijk te maken dat in de opnamen die Tata Steel zelf maakt niet alle incidenten zijn opgenomen. (Hoe zou zij dat zonder die uitbreiding ook moeten doen?) Bij een toezichthoudende taak past immers niet dat de toezichthouder voor het verzamelen van gegevens omtrent de naleving van de overtreder afhankelijk is. Daarbij moet de toezichthouder ook de ruimte worden gelaten om te selecteren waarop het toezicht precies wordt gericht en wat wel en niet belangrijk genoeg is om vast te leggen.
5.28.
Tata Steel heeft in dit verband ook opgemerkt dat nog geenszins vast staat dat het ontstaan van ongare kooks neerkomt op een overtreding.
Dat is echter een kwestie die in beginsel niet in het bestek van dit kort geding thuis hoort. Tot een oordeel van onrechtmatige bevoegdheidsuitoefening zou wellicht aanleiding kunnen zijn indien evident is dat door Tata Steel conform de vergunning wordt gehandeld, maar dat is het allerminst. Indien in de vergunningaanvraag is opgenomen
dat het thermisch niveau van de batterij op een zodanig niveau wordt gestuurd dat ongare kooks wordt vermedenligt het niet voor de hand aan te nemen dat een proces is vergund waarin het (zo nu en dan) ontstaan van ongare kooks is toegestaan. Het ligt veeleer voor de hand om aan te nemen dat in de gevallen waarin ongare kooks uit de oven komen onvoldoende is gestuurd.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Tata Steel in het bezwaarschrift tegen de derde last onder dwangsom stelt dat dit technisch niet mogelijk is, maar dat zij die stelling niet anders onderbouwt dan met verwijzing naar de praktijk in andere kooksfabrieken, hetgeen een nietszeggende onderbouwing is. De stelling is op zichzelf ook niet aannemelijk. Aannemelijker is dat het maximaal sturen op vermijding van ongare kooks kosten met zich brengt die moeten worden ingeprijsd, terwijl dat voor de gezondheidsschade die optreedt als gevolg van de vervuiling niet geldt (tenzij men de verbeurde dwangsommen als zodanig beschouwt).
5.29.
De slotsom is dat het beroep op strijd met het evenredigheidsbeginsel faalt.
5.30.
De voorzieningenrechter komt nu toe aan bespreking van de hiervoor sub 3 t/m 6 vermelde argumenten. Uitgangspunt daarbij is dat de verwerkingsverantwoordelijke bij de (inrichting van de) verwerking rekening moet houden met de aard, de omvang, de context en het doel daarvan en de daarmee gepaard gaande risico’s voor de betrokkene.
De verwerkingsverantwoordelijke dient daarbij recht te doen aan het beginsel van
Privacy by Design and Default. Dat houdt kort gezegd in dat bij het ontwerp in de configuratie van de ICT- en beleidsomgeving waarbinnen de verwerking plaatsvindt rekening wordt gehouden met de eisen die uit de AVG voortvloeien, met het doel de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zo klein mogelijk te maken.
Ad 3: doelbinding
5.31.
Volgens Tata Steel is sprake van strijd met het doelbindingsbeginsel. Uit de door de Omgevingsdienst opgestelde DPIA 2023 leidt Tata Steel af dat de Omgevingsdienst voornemens is de camerabeelden aan te wenden voor andere doeleinden dan gesteld, waaronder het delen van beelden met derden. Daarnaast is onduidelijk of Partizan, de softwareleverancier, toegang krijgt tot persoonsgegevens en/of deze gegevens zal verwerken. De zorgen van Tata Steel zien met name op potentiële verwerking van persoonsgegevens door aan de leverancier gelieerde groepsondernemingen die zich buiten de Europese Economische Ruimte bevinden.
5.32.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het betoog van Tata Steel getuigt van weinig realiteitszin en weinig vertrouwen in de intenties van de Omgevingsdienst.
Het is de voorzieningenrechter opgevallen dat Tata Steel niet heeft weersproken dat zij tijdens het gesprek dat op 4 april jl. met de Omgevingsdienst is gevoerd in het geheel niet geïnteresseerd was in de vraag wat, gegeven de configuratie van het toezicht, wel en niet op de camera-beelden zou zijn te zien. Dat spoort met de indruk die de dagvaarding wekt: Tata Steel is er vooral op uit om een beeld te schetsen dat er sprake is van een grote schending van de privacy van haar werknemers. Zij lijkt aldus uit het oog te verliezen dat het bij de beoordeling van een door een betrokkene gestelde inbreuk op de AVG aankomt op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. In een geval waarin gegevens worden verzameld door middel van video-opnamen komt het dan in de eerste plaats aan op de vraag wat op de binnengehaalde beelden te zien kan zijn en hoe is geborgd dat de gegevensverzameling daartoe beperkt blijft.
5.33.
Indien het, zoals hier, gaat om toezicht door een met openbaar gezag beklede instantie, mag enig vertrouwen worden verwacht in de mededelingen die worden gedaan omtrent de wijze waarop het systeem is geconfigureerd en ingeregeld. Het betoog van Tata Steel ademt de suggestie dat er allerlei vreselijks met de binnengehaalde persoonsgegevens zou kunnen gebeuren, dat de medewerkers van de Omgevingsdienst maar wat aanrommelen en dat de gegevens binnen de kortste keren op straat kunnen komen te liggen. Aanwijzingen dat er reden is voor die vrees zijn echter niet gesteld. Gelet op de geringe kans dat van het binnenhalen van persoonsgegevens in de praktijk sprake is, heeft de Omgevingsdienst deze onderdelen van het betoog niet ten onrechte als overdrijving getypeerd.
Ad (4) en (5): meer/langer dan nodig?
5.34.
De Omgevingsdienst betoogt dat het door haar uitgevoerde cameratoezicht noodzakelijk is omdat het onwerkbaar is om constant fysiek toezicht te houden en de kosten en uitvoerbaarheid van het continue fysiek toezicht niet in verhouding staan tot een mogelijke inbreuk van de rechten van Tata Steel.
5.35.
Tata Steel stelt dat met deze financiële redenen niet is voldaan aan het noodzakelijkheidsvereiste en het beginsel van minimale gegevensverwerking.
Zij acht verder niet toegelicht waarom het noodzakelijk is om de camerabeelden voor een periode van drie weken te bewaren en waarom in geval van een overtreding een bewaartermijn van twintig jaar gerechtvaardigd is.
5.36.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Tata Steel niet echt is ingegaan op de vraag of de Omgevingsdienst, uitgaande van haar ambitie om alle overtredingen in beeld te krijgen, redelijke alternatieven heeft voor het thans uitgeoefende cameratoezicht. De voorzieningenrechter kan ze zo niet bedenken. Wat daarvan ook zij, zoals uit het voorgaande blijkt zijn overwegingen van effectiviteit en efficiency wel degelijk relevante gezichtspunten. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de huidige inrichting een efficiënte en voor zowel het bedrijf als de werknemers van Tata Steel weinig belastende aanpak is, die uit een oogpunt van effectieve opsporing van overtredingen goed verdedigbaar is.
5.37.
Aan Tata Steel kan overigens wel worden toegegeven dat wat betreft de wijze waarop de Omgevingsdienst het cameratoezicht heeft ingeregeld, bezien vanuit het perspectief van
Privacy by Design and Default,nog wel enige fine-tuning zou kunnen plaatsvinden.
De ruimte daarvoor kan als volgt worden omschreven.
  • Het is niet geheel uit te sluiten dat werknemers van Tata Steel op de door de Omgevingsdienst gemaakte filmopnamen identificeerbaar voorkomen, hoewel het toezicht niet op het opnemen van deze werknemers is gericht. De kans daarop zou verder kunnen worden verkleind door het gemaskeerde gedeelte van het beeld wat naar boven te vergroten, zodat beelden van personen die zich bevinden op de loopbrug die loopt langs het gebouw in het midden van het aangehechte beeld ook worden gemaskeerd.
  • De Omgevingsdienst maakt uiterlijk drie weken na de datum van opname een selectie van de opnamen die zij met het oog op verder onderzoek naar mogelijke uitstoot-incidenten wenst te bewaren en vernietigt het overige beeldmateriaal.
Het doel van het cameratoezicht noopt niet tot het behoud van de op het bewaarde materiaal voorkomende beelden van personen. Het is technisch gezien eenvoudig om deze (destructief) zo te bewerken dat er van persoonsgegevens geen sprake meer is. De Omgevingsdienst zou een praktijk met Tata Steel kunnen afspreken die inhoudt dat zij om de vier weken de in de eerste drie weken van die periode gemaakte opnamen die zij heeft geselecteerd om te bewaren met alle daarop voorkomende opnamedata-aanduidingen in twee versies stuurt naar Tata Steel: de standaard gemaskeerde versie en, voor zover daarop personen direct of indirect herkenbaar zijn, de versie waarop die afbeeldingen onherkenbaar zijn gemaakt. Daarmee kan iedere vrees dat er persoonsgegevens zonder toestemming van de betrokkenen zijn verwerkt, kunnen worden verwerkt of verder worden verwerkt effectief worden ingedamd.
(3) Met WOO-verzoeken om afgifte van beelden wordt zodanig omgegaan dat alleen materiaal dat volgens stap 2 is geselecteerd en bewaard voor afgifte in aanmerking kan komen [8] .
Ad (6): niet adequaat geïnformeerd?
5.38.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de betrokkenen door de Omgevingsdienst toereikend zijn geïnformeerd omtrent de relevante aspecten van het cameratoezicht.
Ad 7: Grondrechtelijke aspecten
In relatie tot het recht op privacy van Tata
5.39.
Het toezicht is blijkens het voorgaande gericht op een zo effectief mogelijke waarneming van een in de wijde omgeving zichtbaar industrieel proces waarop rechtmatig toezicht kan worden uitgeoefend en waarvan vast staat dat daarbij op onverwachte momenten schending van de daarop toepasselijke regels plaatsvindt. De camera wordt gebruikt om die (mogelijke) overtredingen vast te leggen op een wijze die verder onderzoek daarvan, met betrokkenheid van Tata Steel, mogelijk maakt.
In de aard van de toezichthoudende bevoegdheid ligt besloten dat Tata Steel dit niet kan afweren met een beroep op
haar“privacy”. Voor zover van een grondrecht op privacy voor rechtspersonen al sprake is, strekt dat niet tot afweer van dit type toezicht, zeker niet waar het toezicht plaatsvindt op een voor omwonenden zichtbaar onderdeel van de inrichting ter bestrijding van uitstoot daarvan die evenzeer, en met meer recht, als inbreuk op de privacy van die omwonenden is te duiden.
In relatie tot het recht op privacy van de werknemers
5.40.
Voor zover het beroep door Tata Steel wordt gemotiveerd met een beroep op het privacybelang van haar werknemers, en voor het beroep van die werknemers zelf, geldt het volgende.
5.41.
Werknemers moeten in beginsel kunnen opkomen tegen werksituaties waarin ze permanent in de gaten worden gehouden, of dat nu door hun werkgever of door derden is. Maar dat is in dit geval, zeker na aanpassing van het standaard werkproces als hiervoor omschreven, niet (meer) aan de orde.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat toevoeging van de sub 5.37. vermelde drie stappen aan het proces verzekert dat van een inbreuk op artikel 8 EVRM geen sprake
kanzijn.
Hij zal deze evenwel niet opleggen, nu (1) hij aannemelijk acht dat de Omgevingsdienst de essentie van deze suggesties ter harte zal nemen, (2) Tata Steel geen daarop toegesneden voorzieningen heeft gevraagd en (3) uit de beoordeling van het toezicht als thans ingeregeld voortvloeit dat de kans dat dit leidt tot inbreuken op de privacy van de werknemers hoe dan ook te gering is om een verbod in kort geding te rechtvaardigen.
Proceskosten
5.42.
Tata Steel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Omgevingsdienst c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.755,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Tata Steel in de proceskosten, aan de zijde van de Omgevingsdienst tot op heden begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 26 april 2023. [9]
Bijlage 2

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1993-1994, 23700, nr 3, p 130.
2.HR 11 maart 1895, W. 6637.
3.Memorie van Toelichting titel 5.2 Awb, t.a.p. p. 138.
4.ECLI:NL:CRVB:2018:269, r.o. 5.6.4.
5.Zie het in noot 1 genoemde citaat, 1e aspect.
6.CRvB 15 maart 2016, ECU:NL:CRVB:2016:947; CRvB 13 september 2016, ECU:NL:CRVB:2016:3479; CRvB 15 augustus 2017, ECU:NL:CRVB:2017:2807; CRvB 30 mei 2017, ECU:NL:CRVB:2017:1963 en CRvB 25 maart 2020, ECU:NL:CRVB:2020:768.
7.ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:590. De annotator wijst erop dat deze rechtspraak in lijn is met HR 24 februari 2017 (AB 2018/27) waarin de belastingkamer van de Hoge Raad oordeelde dat het stelselmatig opslaan van kentekengegevens zonder specifieke wettelijke grondslag in strijd was met art. 8 EVRM. Het bepalende criterium lijkt volgens de annotator te zijn “het systematische karakter van het verzamelen en bewaren van de opgeslagen gegevens alsmede de herleidbaarheid tot personen met als doel inzicht te verkrijgen in hun verplaatsingen”.
8.Terzijde wordt erop gewezen dat openbaarmaking van informatie zonder toestemming van de betrokkene ingevolge art. 5 lid 1 WOO geweigerd kan worden worden indien het belang van openbaarmaking minder zwaar weegt dan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
9.Conc.: 55 en 1589.