ECLI:NL:CRVB:2016:952
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- Y.J. Klik
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking van bijstand aan appellante is bevestigd. Appellante ontving sinds 10 december 2001 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante samenwoonde met L, de vader van haar kinderen, zonder dit te melden aan het college. Het college heeft daarop besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de onterecht ontvangen bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding en dat de onderzoeksresultaten de beslissing van het college ondersteunden. De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de schending van haar privacy en het gelijkheidsbeginsel verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de terugvordering van de bijstand ook terecht was, gezien de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn.