ECLI:NL:CRVB:2016:2580
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van ontvangen financiële steun van ouders
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort aan de orde zijn. Appellant ontvangt sinds 10 september 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een gesprek met zijn klantmanager op 14 mei 2013 heeft appellant aangegeven dat zijn ouders hem een bedrag van € 2.000,- hebben betaald om een huurachterstand te dekken. Het college heeft appellant verzocht om bewijs van deze betaling, waarna appellant aanvullende informatie heeft verstrekt over de financiële steun van zijn ouders.
Het college heeft vervolgens besloten om de bijstand van appellant te herzien en de teveel gemaakte kosten van bijstand over een bepaalde periode terug te vorderen, omdat de ontvangen bedragen van zijn ouders als inkomsten worden aangemerkt. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat het gaat om een lening die hij moet terugbetalen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 12 juli 2016 geoordeeld dat de stortingen van de ouders van appellant terecht zijn aangemerkt als inkomsten die in mindering moeten worden gebracht op de bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door de ontvangen bedragen niet tijdig te melden.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële problemen van appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.