ECLI:NL:CRVB:2016:2715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht, die door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. De Raad oordeelt dat de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand pas opkomen op de dag dat de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de aangevraagde toevoeging heeft ontvangen. Appellante had op 31 december 2013 toevoegingen aangevraagd, die op 17 en 24 maart 2014 werden verleend. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd echter pas op 7 april 2014 ingediend, wat te laat was volgens de geldende beleidsregels. De Raad bevestigt dat de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand niet tijdig is ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van het beleid rechtvaardigen. Ook de aanvraag voor bijzondere bijstand voor het griffierecht werd te laat ingediend, aangezien deze pas op 7 april 2014 werd gedaan, terwijl het verzoekschrift op 24 december 2013 was ingediend. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.