ECLI:NL:CRVB:2016:4343
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht
Op 15 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant had op 31 juli 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht, maar deze aanvraag werd afgewezen. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij pas na ontvangst van de nota van zijn advocaat op 28 juli 2014 op de hoogte was van de kosten. De Raad oordeelde echter dat appellant geacht werd op de hoogte te zijn van de eigen bijdrage op het moment dat de rechtsbijstandverlener de toevoeging ontving. Dit betekent dat de aanvraag om bijzondere bijstand te laat was ingediend, aangezien de kosten al voor de aanvraag waren opgekomen.
Daarnaast werd ook het griffierecht besproken. De Raad stelde vast dat het griffierecht verschuldigd is op het moment van indiening van het beroepschrift. Aangezien de beroepschriften eerder waren ingediend dan de aanvraag om bijstand, was ook deze aanvraag te laat. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.