ECLI:NL:CRVB:2016:4789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand wegens te late indiening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag van appellanten voor bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand is afgewezen. De aanvraag werd te laat ingediend, volgens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.C.R. Molenaar, hebben op 11 augustus 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand in vier juridische procedures. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat volgens de beleidsvoorschriften van de gemeente Amsterdam de aanvraag voor bijzondere bijstand uiterlijk op de dag van de aanvraag van de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) moet worden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de beleidsregel van het college binnen de grenzen van een redelijke wetsuitleg valt. Appellanten zijn in hoger beroep gegaan en hebben betoogd dat de kosten van de eigen bijdrage pas opkomen op de datum waarop deze door de rechtsbijstandverlener aan hen in rekening worden gebracht. Ook hebben zij aangevoerd dat het college het beleid niet consistent toepast en dat er onvoldoende communicatie over de beleidswijzigingen heeft plaatsgevonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 13 december 2016 geoordeeld dat de beleidsregel van het college, die vereist dat de aanvraag voor bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand uiterlijk op de dag van de aanvraag van de toevoeging moet worden ingediend, de grenzen van een redelijke wetsuitleg te buiten gaat. Desondanks heeft de Raad het bestreden besluit in stand gelaten, omdat appellanten de aanvraag voor bijzondere bijstand te laat hebben ingediend. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.