ECLI:NL:CRVB:2016:4340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand en de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid
Op 15 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 29 december 2014 het beroep van appellante tegen een besluit van het college gegrond had verklaard. Appellante had op 24 januari 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand. Het college had deze aanvraag echter buiten behandeling gesteld omdat appellante niet tijdig de benodigde gegevens had aangeleverd. In een later besluit had het college de aanvraag afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden.
De rechtbank had het bestreden besluit van het college vernietigd, omdat het college niet had getoetst aan de vaste gedragslijn die stelt dat een aanvraag voor bijzondere bijstand tijdig is indien deze binnen vier weken na de datum van het meest recente bewijsstuk is ingediend. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat het college geen termijn hanteerde voor de indiening van de aanvraag.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanvraag van appellante te laat was ingediend, omdat deze betrekking had op kosten die waren opgekomen vóór de aanvraagdatum. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat het beroep tegen het nader besluit van het college ongegrond was. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.