In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarbij de rechtbank het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaarde en de beroepen tegen bestreden besluiten 2 en 3 ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat bestreden besluit 1 niet op de juiste wijze is bekendgemaakt aan appellante, waardoor het beroep tegen dit besluit ontvankelijk is. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond. De Raad oordeelt dat het Uwv niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de werknemer niet arbeidsongeschikt is, en dat de medische en arbeidskundige grondslag van bestreden besluit 1 niet voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid. De Raad draagt het Uwv op om nieuwe besluiten te nemen, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer opnieuw zorgvuldig moet beoordelen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.205,- bedragen, en moet het Uwv het betaalde griffierecht vergoeden.