Uitspraak
mr. F. Reith zijn niet verschenen.
OVERWEGINGEN
19 december 2013 heeft het Uwv betaling van ziekengeld geweigerd op de grond dat werknemer onnodig een beroep doet op de ZW. Als hij geen ontslag op staande voet had gekregen, had hij nog loon ontvangen van appellante. Werknemer heeft tegen voornoemde besluiten bezwaar gemaakt.
29 januari 2013. Van 18 maart 2013 tot 13 april 2013 heeft werknemer recht op een
ZW-uitkering. Van 13 april 2013 tot 11 oktober 2013 bestaat geen recht op ziekengeld vanwege detentie. Vanaf 11 oktober 2013 (de dag dat werknemer in vrijheid is gesteld) bestaat er volgens het Uwv weer recht op ziekengeld.
11 oktober 2013 recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard wegens verlies van procesbelang, het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante en bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank heeft het beroep van appellante dat met toepassing van artikel 6:19 van de Awb mede gericht wordt geacht tegen bestreden besluit II, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat werknemer op
15 maart 2013 en daarna ziek was in de zin van de ZW onjuist te achten. De beroepsgrond van appellante daartegen slaagt niet. De beroepsgrond van appellante dat op 11 oktober 2013 geen recht op een ZW-uitkering kon bestaan, omdat werknemer toen niet meer verzekerd was, kan volgens de rechtbank ook niet slagen. Uit artikel 19b, tweede lid, van de ZW vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat een werknemer bij het einde van de detentie weer als verzekerde word aangemerkt als hij aan de overige voorwaarden, bedoelt in de artikelen 19 en 19aa van de ZW, voldoet.
BESLISSING
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016.