In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, een werkgever, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een WIA-toekenningsbesluit. De werkneemster had zich op 11 juli 2011 ziek gemeld wegens psychische klachten. Het Uwv had op 3 juli 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar had geen afschrift van dit besluit aan de appellanten gezonden. Appellanten maakten bezwaar tegen een later besluit van het Uwv, maar de rechtbank verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. Appellanten stelden dat zij pas op 24 juli 2014 op de hoogte waren geraakt van het toekenningsbesluit, en dat zij daarom tijdig bezwaar hadden gemaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De Raad oordeelde dat het Uwv appellanten terecht had ontvangen in hun bezwaar, omdat het besluit van 3 juli 2013 pas op 24 juli 2014 bekend was gemaakt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en droeg het Uwv op om opnieuw een beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werden de proceskosten van appellanten vergoed.