ECLI:NL:RBZWB:2024:8917
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een verslavingskliniek en de toepassing van de woondelenvrijstelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024, wordt het beroep van de Stichting [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een verslavingskliniek, vastgesteld op € 5.793.000 op 1 januari 2021. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 5.340.000, maar de aanslagen voor de onroerendezaakbelastingen bleven in stand. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de waarde van de onroerende zaak, die door de heffingsambtenaar in beroep is verdedigd op € 5.120.000, niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde correct heeft onderbouwd met een taxatierapport en dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende zijn om de waarde verder te verlagen.
Daarnaast wordt de toepassing van de woondelenvrijstelling besproken. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een woondelenvrijstelling, omdat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de heffingsgrondslag voor de aanslag OZB gebruiker correct heeft vastgesteld op de WOZ-waarde van € 5.120.000.
Verder maakt de belanghebbende aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met acht maanden is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 50 per half jaar, wat resulteert in een totale schadevergoeding van € 100, verdeeld over de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en vermindert de WOZ-waarde tot € 5.120.000, met bijbehorende aanpassingen van de aanslagen OZB.