ECLI:NL:RBMNE:2024:4898
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van niet-woning met verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een B.V., tegen de WOZ-waarde van een niet-woning (hotel) beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 3.360.000 voor het belastingjaar 2020, met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de digitale zitting op 22 juli 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om de vastgestelde waarde te betwisten. Het beroep is ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met één jaar en zes maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 150,- toegewezen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 8,33 en € 141,67 aan schadevergoeding. Ook is het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoed. De rechtbank heeft het verzoek om veroordeling van de gemachtigde van eiseres in de proceskosten van de heffingsambtenaar afgewezen, omdat er geen wettelijke basis voor is. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.