Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- De aanvullende motivering door belanghebbende bij brief van 1 november 2020;
- De brief van de rechtbank van 20 mei 2021 met een beslissing op het verzoek een getuige te horen;
- Een nadere reactie op het verweerschrift door belanghebbende bij brief van 26 oktober 2021;
- Het overleggen van stukken door de inspecteur op 28 oktober 2021 op verzoek van de rechtbank;
- Een nadere reactie van belanghebbende van 4 november 2021 die ziet op het verweerschrift in de (hiermee samenhangende) zaken van [persoon C] , welke reactie ook voor de onderhavige zaken is ingebracht;
- De pleitnota van de inspecteur, toegestuurd op 4 november 2021;
- De pleitnota van belanghebbende, toegestuurd op 16 november 2021.
2.Feiten
- jaar 2008: een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.335;
- jaar 2009: een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.419 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.932;
- jaar 2010 (M-biljet): een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.095 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.095;
- jaar 2011 (aangifte buitenland): een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.714;
- jaar 2012 (aangifte buitenland): een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 81.462;
- jaar 2013 (aangifte buitenland): een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000;
- jaar 2014: een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.964 een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 195.993 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 104.102.
- over het jaar 2008 een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.159.972 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 25.431, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte heffingsrente van € 573.720 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H87, BRE 19/4150);
- over het jaar 2009 een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 728.142 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 28.610, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte heffingsrente van € 95.823 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H97, BRE 19/4151);
- over het jaar 2010 een navorderingsaanslag IB
- over het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.143.156, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.230 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 161.540, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte heffingsrente van € 229.108 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H17.01, BRE 19/4153);
- over het jaar 2012 een navorderingsaanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.872.236, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.230 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 194.743, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 166.070 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H27.01, BRE 19/4154);
- voor het jaar 2013 een aanslag IB naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 347.063, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 21.230 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 191.394 , alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 28.957 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H36.01, BRE 19/4156);
- voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 359.660, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 217.223 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 236.537, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 26.501 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H46.01, BRE19/4156);
- voor het jaar 2014 een aanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 27.414, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 136 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .W.46.01.4, BRE 19/4157).
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- De tot het procesdossier behorende telefoongegevens van belanghebbende waaruit blijkt op welke momenten belanghebbende zijn telefoon in Nederland heeft gebruikt. Hieruit volgt bijvoorbeeld dat de telefoon van belanghebbende in de periode 16 december 2011 tot en met 15 januari 2013, 5.594 keer in Nederland verbinding heeft gemaakt, ten opzichte van 716 keer buiten Nederland. Voorts blijkt uit de gegevens dat belanghebbende in de periode 13 februari 2013 tot en met 13 februari 2014 595 telefoongesprekken vanuit (of in de buurt van) zijn kantooradres in [plaats 1] voerde. In de periode 13 maart 2014 tot 1 september 2014 werden er 117 telefoongesprekken vanuit (of in de buurt van) het kantooradres van belanghebbende geconstateerd.
- De diverse door belanghebbende ondernomen sociale activiteiten in Nederland, zoals het afsluiten van een sportabonnement in Nederland in 2012, de bezoeken aan de kapper in Nederland in 2014 en de keren dat belanghebbende in de jaren 2012 en 2014 ging golfen in Nederland.
“iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid”. Voor het geval een natuurlijke persoon op grond van het Verdrag als inwoner van beide Staten kan worden aangemerkt is de zogenoemde tie-breaker [15] van belang. Indien een natuurlijke persoon in beide staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, bepaalt de tie-breaker dat diegene inwoner is van de staat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen). [16] Aangezien belanghebbende zich op toepassing van het Verdrag beroept, rust op hem de bewijslast.
als zodanigdat hij geen aangifte als binnenlands belastingplichtige heeft gedaan, niet de gevolgtrekking kan worden verbonden dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. In het licht van wat in rechtsoverweging 3.4 is overwogen en wat het Hof in overwegingen 5.36-5.38 had geoordeeld, begrijpt de rechtbank de rechtsoverweging 4.3.2 echter niet zo beperkt.
“de kwalificatie van een aantal uit het dossier blijkende transacties”en
“de gemaakte afspraken tussen cliënten omtrent de verdeling van de opbrengsten uit de coffeeshops en vervolgens de verkoopopbrengst van deze coffeeshops”.
- De navorderingaanslag IB over het jaar 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.367 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000 (zie 4.43);
- De navorderingsaanslag IB over het jaar 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.614 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000 (zie 4.46);
- De aanslag IB voor het jaar 2013 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 101.399 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000 (zie 4.49)
- De aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 359.660 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 217.233 (zie 4.64).
5.Verzoek om immateriëleschadevergoeding (ISV)
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond betreffende de aanslag Zvw voor het jaar 2014;
- verklaart de overige beroepen gegrond;
- vernietigt de desbetreffende uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de over de jaren 2008 tot en met 2010 opgelegde navorderingsaanslagen IB dan wel IB/PVV en de daarbij behorende rentebeschikkingen;
- vermindert de navorderingaanslag IB over het jaar 2011 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.367 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000;
- vermindert de navorderingaanslag IB over het jaar 2012 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.614 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000;
- vermindert de aanslag IB voor het jaar 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 101.399 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 17.000;
- vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 359.660 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 217.233;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 700;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 300;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.249,75;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan hem vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
(hierna: [A] ) is de broer van [B] . [A] is getrouwd met [persoon C] (hierna: [C] ).
- Hij zei dat er veel geld in de tas zat, maar dat was omdat hij geen cashstortingen meer op de bank kon doen. En ik denk dat het om ongeveer 2.5 a 3 jaar ging. En toen ik dit narekende, leek me dit wel goed.
- Vraag: Hoe groot is het verschil in de werkelijke marge met de opgegeven 50%?
Op basis van de kasregisters de volledigheid van de omzet kan worden vastgesteld,
Op basis van de het volgen van de geldstromen de besteding (de inkoop) van de ontvangen geldmiddelen volledig kan worden vastgesteld, en dat
Op basis van de geadministreerde goederen-en geldbeweging kan worden vastgesteld dat alhoewel, het door de Belastingdienst geconstateerde manco van het ontbreken van inkoop facturen, de juistheid en volledigheid van de ingekochte cannabisproducten in waarde en kwantiteiten kan worden vastgesteld.