ECLI:NL:HR:2022:84
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingplicht en termijnverlenging bij informatiebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een belastingadviseur, hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de belastingplicht van belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2015 en de vraag of de aanslagen tijdig zijn opgelegd. Belanghebbende was tot 22 oktober 2008 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland, maar verhuisde daarna naar Thailand. Hij had een samenlevingsovereenkomst met zijn partner in Thailand en twee kinderen. De Inspecteur had informatiebeschikkingen afgegeven voor de jaren 2011 tot en met 2013, die vervielen toen de aanslagen werden vastgesteld. Het Gerechtshof Den Haag had geoordeeld dat belanghebbende als binnenlands belastingplichtige moest worden aangemerkt, omdat hij in de desbetreffende jaren meer dan de helft van het jaar in Nederland verbleef en werkzaamheden verrichtte voor Nederlandse klanten.
Belanghebbende stelde in cassatie dat de aanslag voor het jaar 2011 niet tijdig was opgelegd, omdat de informatiebeschikking was vervallen en niet onherroepelijk was geworden. De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het opleggen van de aanslag was verlengd met de periode tussen het geven van de informatiebeschikking en het vervallen daarvan. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de omkering van de bewijslast terecht was, omdat belanghebbende geen aangiften had gedaan als binnenlands belastingplichtige. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.