Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- de brief van belanghebbende van 7 mei 2019 (aanvulling gronden);
- de brief van belanghebbende van 10 mei 2019 (verzoek uitstel zitting/horen getuige);
- de brief van belanghebbende van 12 mei 2019 (verzoek uitstel zitting/getuige-aanbod);
- de brieven van de rechtbank van 14 mei 2019 (uitstel zitting);
- de brieven van de rechtbank van 15 augustus 2019 (vooraankondiging zitting);
- de brieven van de rechtbank van 11 oktober 2019 (uitstel zitting);
- de brieven van de rechtbank van 5 december 2019 (vooraankondiging zitting);
- de brieven van de rechtbank van 9 april 2020 (uitnodiging zitting);
- de brief van de inspecteur van 22 april 2020 (reactie op de aanvulling van gronden van 7 mei 2019);
- de e-mailberichten van de rechtbank van 24 april 2020 (informeren over digitale zitting);
- de brief van belanghebbende van 24 april 2020 (stukken 1 tot en met 176);
- de brieven van de rechtbank van 28 april 2020 (ontbrekende stukken/vooraankondiging vragen);
- het e-mailbericht van de inspecteur van 29 april 2020 (ontbrekende stukken);
- de e-mailberichten van de rechtbank van 29 april 2020 (uitnodiging voor Skype-vergadering en werkinstructie);
- de brief van belanghebbende van 3 mei 2020 (stukken 176 tot en met 243);
- de pleitnota van de inspecteur, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020;
- de pleitnota van belanghebbende, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020;
- de brief van de inspecteur, door de rechtbank ontvangen op 6 mei 2020 (vragen rechtbank).
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- er is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, gedateerd 12 juli 2010 (FIOD-ECD dossier, Codenummer AH-037), met betrekking tot het vermoedelijk feitelijk leiding geven aan (onder meer) de BV, de SL, [de stichting] en [de eenmanszaak 2] ;
- er is een nadeelberekening gemaakt over de jaren 2003 tot en met 2007, ambtsedige verklaring gedateerd 20 september 2010 (FIOD-ECD dossier, bijlage nr. D271).
5.Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2007;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 4.300;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 700;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 393,75;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten tot een bedrag van € 393,75;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt tot een bedrag van € 23;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt tot een bedrag van € 23.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: