ECLI:NL:HR:2002:AE3822
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die op 22 juni 2000 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991, waarbij de Inspecteur na bezwaar de aanslag had verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 57.637. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak, maar het Hof verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Belanghebbende stelde cassatie in, waarbij de Staatssecretaris van Financiën zich refereerde aan het oordeel van de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat de brief van de Inspecteur van 10 juli 1996, waarin hij de beslissing op het bezwaarschrift meedeelt, moet worden opgevat als het afschrift van de uitspraak op het bezwaarschrift. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van beroep is aangevangen op de dag na de dagtekening van die brief. Het Hof had terecht geoordeeld dat het beroepschrift van belanghebbende, dat op 25 november 1996 was ingediend, niet binnen de daarvoor geldende termijn was ingediend.
Echter, de Hoge Raad oordeelt ook dat het Hof niet had mogen oordelen dat er geen termen waren voor het achterwege laten van de niet-ontvankelijkverklaring. De Inspecteur had weliswaar enkele elementen van de aanslag herzien, maar had het belastingbedrag niet nader vastgesteld. Hierdoor kan niet worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de beslissing op bezwaar. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.