Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
1 punt, zitting 16 januari 2014 1 punt, nadere reactie van 29 januari 2014 0,5 punt, verzetschrift van 18 maart 2014 0,5 punt en zitting 4 juli 2014 0,5 punt) x € 487 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) x 1,5 (factor samenhangende zaken) is € 2.556,75 en voor het hoger beroep bij het Hof op 2 (beroepschrift 1 punt en zitting 30 oktober 2014
1 punt) x € 487 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) x 1,5 (factor samenhangende zaken) is € 1.461, derhalve in totaal op € 4.017,75.
5.Beslissing
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- steltmet toepassing van artikel 8:55c van de Awb de reeds verbeurde dwangsom vast op € 68.040;
- bepaaltmet toepassing van artikel 8:55d, lid 1, van de Awb dat de Inspecteur de uitspraken op de bezwaren bekend maakt binnen 14 dagen na de dag waarop deze uitspraak is verzonden;
- bepaaltmet toepassing van artikel 8:55d, lid 2, van de Awb dat de Inspecteur een dwangsom verbeurt van € 1.000 per uitspraak op bezwaar per dag tot een maximum van € 1.620.000 [zegge: éénmiljoenzeshonderentwintigduizend euro], zodra en zolang de Inspecteur in gebreke blijft uitspraken op de bezwaren te doen na het verstrijken van de hiervoor gestelde termijn van 14 dagen;
- bepaaltdat de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122 terugbetaalt; en
- veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 4.017,75.
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.