Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van wettelijke rente over de bij uitspraak op bezwaar aan belanghebbende toegekende kostenvergoeding van € 246, welke vergoeding verschuldigd is met ingang van vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 3.027;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 473;
- veroordeelt de inspecteur in de helft van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 512, dus € 256;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de helft van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 512, dus € 256;
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende vergoedt de helft van het door deze betaalde griffierecht van € 168, dus € 84;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming aan belanghebbende vergoedt de helft van het door deze betaalde griffierecht van € 168, dus € 84;
- veroordeelt de inspecteur, respectievelijk de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van de wettelijke rente over de hiervoor vermelde bedragen aan te vergoeden immateriële schade, proceskosten van de beroepsfase en griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening;
- verklaart zich onbevoegd ter zake van het in 2.11 vermelde verzoek om een veroordeling van de inspecteur in wettelijke rente.
2.Gronden
[VIN] (hierna: de auto). De verschuldigde Bpm bedraagt € 18.701. De voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden op 2 juli 2012.
Algemeen
Toepassing op deze zaak
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;