ECLI:NL:RBROT:2024:8126
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep van Stichting Human Rights in Finance.EU tegen De Nederlandsche Bank N.V. en verzet daartegen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2024, is het verzet van de Stichting Human Rights in Finance.EU tegen de eerdere uitspraak van 17 mei 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de stichting niet-ontvankelijk verklaard, omdat de stichting op het moment van het instellen van het beroep al op de hoogte was van de beslissing van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) om de aanvraag van de stichting niet in behandeling te nemen. De stichting had op 14 april 2024 beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen op haar verzoek om handhaving tegen Transactie Monitoring Nederland (TMNL). DNB had de stichting op 12 april 2024 per e-mail en brief geïnformeerd dat het handhavingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen, omdat de stichting volgens DNB geen belanghebbende was.
De rechtbank oordeelde dat de stichting niet kon volhouden dat het beroep ontvankelijk was, aangezien zij zelf melding had gemaakt van de beslissing van DNB in haar beroepschrift. De rechtbank wees erop dat artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was, omdat het beroep niet gericht was tegen een nieuw besluit dat na de indiening van het beroep was genomen. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak in stand bleef en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van kennisgeving van besluiten en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van beroepsprocedures. De rechtbank bevestigde dat de stichting niet in haar recht is gekomen en dat het verzet ongegrond is verklaard.