ECLI:NL:RBROT:2024:4718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
ROT 24/3864 en ROT 24/4593
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen handhavingsverzoek van Stichting Human Rights in Finance.EU

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Human Rights in Finance.EU (hierna: de Stichting) en De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB). De Stichting had op 28 februari 2024 een handhavingsverzoek ingediend bij DNB, maar DNB heeft dit verzoek op 12 april 2024 buiten behandeling gesteld, omdat de Stichting volgens DNB geen belanghebbende zou zijn. De Stichting heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar handhavingsverzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er op het moment van indienen van het beroep geen sprake was van een besluit dat gelijk te stellen is aan een besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat het handhavingsverzoek niet in behandeling is genomen. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening dat door de Stichting is ingediend, afgewezen. De rechtbank heeft in deze uitspraak ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/3864 en ROT 24/4593
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van die wet in de zaak tussen

Stichting Human Rights in Finance.EU, eiseres en verzoekster (de Stichting),

en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB),

gemachtigde: mr. C. de Rond.

Procesverloop

Bij brief van 14 april 2024 heeft de Stichting beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar handhavingsverzoek van 28 februari 2024 (zaaknummer ROT 24/3864).
Bij brief van 30 april 2024 heeft de Stichting de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROT 24/4593).
Bij brief van 30 april 2024 heeft DNB in de beroepsprocedure een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb eveneens uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 6:2 van de Awb worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld:
a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en
b. het niet tijdig nemen van een besluit.
3. DNB heeft de Stichting bij e-mail van 12 april 2024 en bij brief van gelijke datum meegedeeld dat het handhavingsverzoek van de Stichting niet in behandeling zal worden genomen, omdat de Stichting volgens DNB geen belanghebbende is bij dit verzoek.
4. Tegen het buiten behandeling laten van een verzoek omdat dit niet van een belanghebbende afkomstig zou zijn en daarom geen aanvraag als bedoeld in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is, kan - gelet ook op de totstandkomingsgeschiedenis ervan (PG Awb II, p. 383-384) - met toepassing van artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb bezwaar worden gemaakt (vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2022, overweging 3, ECLI:NL:RVS:2022:1593, en de Centrale Raad van Beroep van 21 maart 2013, overweging 2.3, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5123).
5. Van een op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit waartegen met toepassing van artikel 6:12 van de Awb beroep kan worden ingesteld was op het moment dat de Stichting haar beroep instelde dan ook geen sprake, ongeacht of zij al dan niet belanghebbende is bij haar handhavingsverzoek.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening dat is ingediend hangende dit beroep, afwijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 17 mei 2024.
griffier (voorzieningen)rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als partijen het niet eens zijn met de uitspraak op het beroep, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.