ECLI:NL:RVS:2010:BO2903

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008861/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • Th.G. Drupsteen
  • P.J.J. van Buuren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake handhaving door college van burgemeester en wethouders van Strijen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 20 augustus 2010 het beroep van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant had op 4 maart 2010 een verzoek om handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Strijen. Het college heeft dit verzoek bij besluit van 14 september 2010 afgewezen. Appellant stelt dat het college niet binnen een redelijke termijn heeft beslist op zijn verzoek, en dat de rechtbank dit ten onrechte heeft genegeerd.

De Raad van State overweegt dat de ontvangst van het verzoek om handhaving niet op 4 maart 2010 heeft plaatsgevonden, ondanks dat appellant dit verzoek per e-mail heeft verzonden. De wetgeving vereist dat een aanvraag schriftelijk wordt ingediend, tenzij anders is bepaald. De Raad stelt vast dat het college het verzoek pas op 9 maart 2010 per post heeft ontvangen, en dat het college binnen een redelijke termijn na deze datum had moeten beslissen. De redelijke termijn wordt in dit geval vastgesteld op acht weken, wat betekent dat het college uiterlijk op 3 mei 2010 had moeten beslissen.

Aangezien appellant het college voor het einde van deze termijn heeft geïnformeerd dat het in gebreke was, is niet voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst het beroepschrift van appellant naar het college ter behandeling als bezwaarschrift, omdat het besluit van 14 september 2010 niet geheel aan het beroep tegemoetkomt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2010, en tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

201008861/2/H1.
Datum uitspraak: 18 oktober 2010
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 20 augustus 2010 in zaak nr. 10/596 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Strijen.
1. Procesverloop
Bij brief van 4 maart 2010 heeft appellant het college verzocht handhavend op te treden.
Bij brief van 14 mei 2010 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit verzoek.
Bij uitspraak van 20 augustus 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Voorts heeft het college het verzoek van appellant om handhaving bij besluit van 14 september 2010 afgewezen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat het college niet binnen redelijke termijn na ontvangst van zijn verzoek om handhaving een beschikking heeft gegeven.
2.1.1. Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend.
Ingevolge artikel 4:1 wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge het tweede lid is de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, heeft gedaan.
Ingevolge artikel 4:14, eerste lid, deelt het bestuursorgaan, indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Ingevolge het derde lid deelt het bestuursorgaan, indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2.1.2. Anders dan appellant betoogt, betekent de omstandigheid dat hij zijn verzoek om handhaving op 4 maart 2010 per e-mailbericht heeft verzonden, niet dat de ontvangst van deze aanvraag als bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, van de Awb op 4 maart 2010 heeft plaatsgevonden. Zoals blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Kamerstukken II 2001/02, 28 483, nr. 3, blz. 12 en 13), waarbij afdeling 2.3 van de Awb is ingevoerd, kan een bestuursorgaan voor zover het dat wenselijk acht de elektronische weg openen voor een of meer categorieën van berichten, opdat het zijn organisatie en werkprocessen vooraf afdoende gereed kan maken voor het afhandelen van elektronisch ingediende berichten van de desbetreffende categorie. Daarbij is differentiatie mogelijk. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 december 2008 in zaak nr. 200801696; www.raadvanstate.nl), volgt hieruit dat een bericht slechts langs elektronische weg bij een bestuursorgaan kan worden ingediend indien voldoende duidelijk is dat deze weg voor de desbetreffende berichtencategorie is opengesteld. Uit een in reactie op het e-mailbericht van 4 maart 2010 op diezelfde datum automatisch aangemaakt e-mailbericht van de gemeente Strijen, waarin staat dat meer complexe vragen formeel worden ingeboekt en dezelfde behandeling krijgen als een ingekomen brief, kan, gelet op het algemene karakter van deze formulering, niet worden afgeleid dat verzoeken om handhaving langs elektronische weg bij het college konden worden ingediend. Nu het college het verzoek van appellant om handhaving blijkens zijn brief van 9 maart 2010 eerst op 9 maart 2010 per post heeft ontvangen, diende het college binnen redelijke termijn na die datum te beslissen.
De Afdeling overweegt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, in dit geval, gelet op de complexiteit van de zaak en de belangen van appellant, acht weken bedraagt. Dit betekent dat het college uiterlijk 3 mei 2010 op het verzoek om handhaving diende te beslissen. Appellant heeft het college derhalve voor het einde van de redelijke termijn medegedeeld dat het in gebreke was. Derhalve is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college beslist op het verzoek om handhaving van appellant. Aangezien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit en het besluit van 14 september 2010 niet geheel aan het beroep tegemoet komt, wordt dit beroep, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
Het besluit van 14 september is een besluit in primo. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient tegen dat besluit eerst een bezwaarschrift te worden ingediend. Een andersluidende opvatting zou tekort doen aan het uitgangspunt van de Awb dat, alvorens de rechter om een oordeel gevraagd kan worden, eerst in de bezwaarschriftprocedure een heroverweging dient plaats te vinden. Het door appellant ingestelde beroep wordt derhalve met toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb naar het college verwezen teneinde als bezwaarschrift te worden behandeld.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verwijst het beroepschrift van 14 mei 2010 naar het college van burgemeester en wethouders van Strijen ter behandeling als bezwaarschrift.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. P.J.J. van Buuren, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van staat.
w.g. Slump
voorzitter
w.g. Sloots
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
499.
Verzonden: 18 oktober 2010