Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaken tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Voor zover de mededeling in de brief dat de staatssecretaris het besluit van 1 september 2023 intrekt, wel een besluit is, heeft eiser geen belang bij het beoordelen van die intrekking. Met de intrekking van het besluit van 1 september 2023 is immers aan het beroep van eiser tegemoetgekomen. Dit heeft de rechtbank hiervoor in overweging 4.1 toegelicht. Dit betekent dat het beroep ook hierop geen betrekking heeft.
van rechtswegeafloopt op 4 maart 2024. Dat heeft als gevolg dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen over het eindigen van de tijdelijke bescherming. Dat betekent evenwel niet dat eiser zijn beroepsgronden over het eindigen hiervan niet aan de rechter kan voorleggen. De staatssecretaris dient door middel van een terugkeerbesluit vast te stellen dat de derdelander geen rechtmatig verblijf meer heeft. Eiser kan de juistheid van die vaststelling in een rechtsmiddel tegen dat besluit aan de orde stellen. Artikel 13, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn verplicht de lidstaat immers om in een doeltreffend rechtsmiddel tegen een terugkeerbesluit te voorzien. Deze bepaling verzekert de bescherming en het verweer van de betrokkene tegen een voor hem nadelig besluit. [18] De rechtbank zal daarom de beroepsgronden van eiser over het eindigen van de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 inhoudelijk beoordelen.