ECLI:NL:RVS:2016:596

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
201504585/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar recreatiewoning in Rucphense bossen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 april 2015. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Rucphen op 24 juni 2014 een mededeling had gedaan over de recreatiewoning van [appellant] in de Rucphense bossen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze mededeling niet-ontvankelijk, omdat de mededeling niet als een besluit kon worden aangemerkt. De rechtbank bevestigde deze beslissing, stellende dat de mededeling slechts informatief was en geen rechtsgevolg had.

[Appellant] betoogde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de brief van het college geen besluit was. Hij voerde aan dat de mededeling verstrekkende gevolgen had voor zijn recreatiewoning en dat deze met vergunning was opgericht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 januari 2016 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de brief van het college geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, omdat deze niet op rechtsgevolg was gericht. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De Afdeling concludeerde dat het college zich erover beraden had hoe om te gaan met de uitspraak van de Afdeling van 21 mei 2014, die gevolgen had voor de bestemmingsplannen met betrekking tot recreatiewoningen. De Afdeling bevestigde dat de mededeling van het college informatief was en geen rechtsgevolg had, waardoor het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201504585/1/A1.
Datum uitspraak: 9 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 april 2015 in zaak nr. 14/7249 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen.
Procesverloop
Bij brief van 24 juni 2014 heeft het college [appellant] een mededeling gedaan over zijn recreatiewoning in de Rucphense bossen.
Bij besluit van 27 oktober 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.M. van den Heuvel, advocaat te Roosendaal, en het college, vertegenwoordigd door K.M. Vervaart-Sukel en S.W. Vergeer-De Smit, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 24 juni 2014 heeft het college [appellant] medegedeeld dat de Afdeling op 21 mei 2014 uitspraak heeft gedaan in zaak nr. 201207015/1/R3. Bij die uitspraak heeft de Afdeling de beroepen van belanghebbenden tegen het besluit van de raad van de gemeente Rucphen van 29 maart 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Rucphen 2012" onder meer gegrond verklaard voor zover het betreft de aanduiding "recreatiewoning" ter plaatse van 35 recreatieobjecten. Daarbij heeft de Afdeling het besluit in zoverre vernietigd.
Het college heeft [appellant] medegedeeld dat de rechter heeft bepaald dat het beroep gegrond is op recreatiewoningen zonder bouwvergunning die gelegen zijn binnen de Ecologische Hoofdstructuur en dat deze uitspraak voor [appellant] betekent dat zijn recreatiewoning in de Rucphense bossen niet positief kan worden bestemd en dat de recreatiewoning in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens de brief zal het college zich erover beraden hoe het met deze uitspraak om moet gaan.
[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen deze brief. Het college heeft het door hem gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief niet als een besluit kan worden aangemerkt waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft het daartegen gemaakte beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de brief slechts een informatief karakter heeft, niet is gericht op enig - zelfstandig - rechtsgevolg en derhalve geen besluit is.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de brief van het college van 24 juni 2014 een besluit is waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Daartoe voert hij aan dat de mededelingen van het college verstrekkende gevolgen hebben. Bovendien is de rechtbank ten onrechte voorbij gegaan aan het betoog dat zijn recreatiewoningen met een vergunning zijn opgericht, aldus [appellant].
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in stellen bezwaar te maken.
2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de brief van het college van 24 juni 2014 geen besluit inhoudt in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat het niet op rechtsgevolg is gericht. De aanleiding van de brief is de uitspraak van de Afdeling van 21 mei 2014. Het college heeft met de brief bedoeld [appellant] op de hoogte te stellen van die uitspraak en van de mogelijke gevolgen daarvan voor [appellant]. Daargelaten of het college de gevolgen van de uitspraak juist heeft ingeschat, is de strekking van de brief dat het college zich erover zal beraden hoe het met de uitspraak om zal gaan. Gelet op die context was met de brief geen rechtsgevolg beoogd. De brief heeft, anders dan [appellant] betoogt, op zichzelf geen gevolgen en is informatief van aard. Het college heeft het tegen die brief gemaakte bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Anders dan [appellant] betoogt, hoefde de rechtbank dan ook niet in te gaan op de vraag of de mededelingen in de brief van 24 juni 2014 correct zijn.
Overigens heeft het college ter zitting van de Afdeling toegelicht dat de recreatiewoningen, als bedoeld onder 1, waarvoor vergunningen zijn verleend, in het bestemmingsplan "Buitengebied Rucphen 2012, 3e herziening" positief worden bestemd.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2016
672.