ECLI:NL:RVS:2024:585

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
202400379/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming

Op 12 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in beroep geprocedeerd tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 september 2023 het recht op bescherming zou eindigen op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de Afdeling oordeelde anders.

De Afdeling stelde vast dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit was in strijd met de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, die bepaalt dat de bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris, en verklaarde het hoger beroep gegrond.

De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de vreemdeling tijdig te informeren over de beëindiging van de tijdelijke bescherming, en bevestigt de rechtsbescherming die vreemdelingen genieten onder de Europese richtlijnen.

Uitspraak

202400379/1/V2.
Datum uitspraak: 12 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 december 2023 in zaak nr. NL23.25177 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2023, aangevuld bij besluit van 29 augustus 2023, heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
Bij uitspraak van 22 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Ebes, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023 (onder 8-8.10). De tijdelijke bescherming is namelijk krachtens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geboden en daarom moet ook voor de duur daarvan worden aangesloten bij deze richtlijn. Dit betekent dat de eerste grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 23 augustus 2023, aangevuld bij besluit van 29 augustus 2023, wordt vernietigd. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de onder 1 genoemde uitspraak, eindigt de tijdelijke bescherming die de vreemdeling is geboden op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 en is het aan de staatssecretaris om te bepalen in welke vorm hij dit aan de vreemdeling zal meedelen (onder 9-9.6). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 december 2023 in zaak nr. NL23.25177;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 23 augustus 2023, aangevuld bij besluit van 29 augustus 2023, V-[…];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024
853