ECLI:NL:RVS:2023:1393

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
202104067/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdelingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 31 oktober 2019 afgewezen, waarna de vreemdelingen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 14 april 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 25 mei 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.B. Swart.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat hij het besluit van 14 april 2020 heeft ingetrokken en dat hij opnieuw een besluit zal nemen op het bezwaar van de vreemdelingen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vreemdelingen geen belang meer hebben bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien het oorspronkelijke besluit niet meer bestaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris heeft bovendien aangegeven bereid te zijn de proceskosten van de vreemdelingen te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 6 april 2023.

Uitspraak

202104067/1/V1.
Datum uitspraak: 6 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 25 mei 2021 in zaak nr. 20/3029 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 14 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 mei 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdelingen hebben daarop gereageerd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 14 april 2020 heeft ingetrokken en dat hij opnieuw een besluit zal nemen op het bezwaar van de vreemdelingen. Dat betekent in dit geval dat de vreemdelingen geen belang hebben bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris heeft zich al bereid verklaard de proceskosten van de vreemdelingen te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023
574-977