ECLI:NL:RVS:2023:1393
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdelingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 31 oktober 2019 afgewezen, waarna de vreemdelingen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 14 april 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 25 mei 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.B. Swart.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat hij het besluit van 14 april 2020 heeft ingetrokken en dat hij opnieuw een besluit zal nemen op het bezwaar van de vreemdelingen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vreemdelingen geen belang meer hebben bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien het oorspronkelijke besluit niet meer bestaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris heeft bovendien aangegeven bereid te zijn de proceskosten van de vreemdelingen te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 6 april 2023.