Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De juridische achtergrond van de zaak
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
De tijdigheid van de besluitvorming
Kamerstukken II2004/05, 29 934, nr. 6, blz. 1-2). Op grond van artikel IIB van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, was deze wet gedurende een periode van drie jaar niet van toepassing op besluiten genomen op grond van de Vw 2000. De reden daarvoor was de vrees van de regering dat ten tijde van de invoeringsdatum van de wet de organisatie van de IND nog niet zodanig zou zijn ingericht dat in redelijkheid kon worden verwacht dat de wettelijke termijnen steeds gehaald konden worden. Dit rechtvaardigde, aldus de wetgever, dat de gehele Vw 2000 pas maximaal drie jaren na 2009 onder de werking van deze wet werd gebracht. Dat gaf de regering de ruimte om in deze periode te bezien of beslistermijnen aanpassing behoeven en of er wellicht andere voorzieningen moesten worden getroffen ten aanzien van de Vw 2000 (vgl.
Kamerstukken II, 2005/06, 29 934, nr. 21). Na die drie jaar is de Vw 2000 onder de werking van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen gebracht.
De termijnen voor het te nemen besluit
Slotoverwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig nemen van een besluit een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb heeft verbeurd van in totaal € 1.442,00;
- draagt verweerder op om, voor zover nog niet op de aanvraag is beslist, binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak het besluit op de aanvraag te nemen en op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag, voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 1.518,00.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
BIJLAGE
Procedurerichtlijn
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
Algemene wet bestuursrecht
De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Geen dwangsom is verschuldigd indien:
Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.
De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep inzake de beschikking tot vaststelling van de hoogte van de dwangsom echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de beschikking die hij betwist.
Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.