ECLI:NL:RBDHA:2022:7457
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en beoordeling van dwangsom onder Tijdelijke wet
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. Eiser had op 22 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend en op 18 maart 2022 beroep aangetekend. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 21 juni 2022 een besluit genomen waarin de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Eiser heeft daarnaast verzocht om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank heeft overwogen dat de Tijdelijke wet, die bepaalt dat bepaalde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen, niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat er geen vergelijkbare nationale procedures zijn en dat de asielprocedure uniek is in zijn kenmerken. Hierdoor is de Tijdelijke wet niet in strijd met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte zoals bedoeld in artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, en is openbaar gemaakt op 21 juli 2022.