ECLI:NL:RBDHA:2022:14776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
NL22.12680 en NL22.12685
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om bestuurlijke dwangsom in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 september 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.12680 en NL22.12685. Eisers, vertegenwoordigd door mr. K. Ross, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 23 juni 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. De vergunningen zijn verleend met ingang van 25 oktober 2021 en zijn geldig tot 25 oktober 2026. Eisers stelden dat zij recht hebben op een bestuurlijke dwangsom, omdat verweerder deze ten onrechte niet heeft vastgesteld. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij een zitting nodig achten, maar beide partijen stemden in met een afdoening zonder zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak niet op een zitting behandeld.

De rechtbank overweegt dat op grond van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die sinds 11 juli 2021 van kracht is, de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op besluiten betreffende asielaanvragen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.12680 en NL22.12685
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser 1] en [eiser 2], eisers
V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Ross), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 23 juni 2022 heeft verweerder aan eisers een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De vergunningen zijn verleend met ingang van 25 oktober 2021, geldig tot 25 oktober 2026.
Eisers hebben tegen de besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Eisers voeren in beroep aan dat zij recht hebben op een bestuurlijke dwangsom en dat verweerder die ten onrechte niet heeft vastgesteld. Eisers verwijzen ter onderbouwing van hun standpunten naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van
22 april 20222 en 12 september 20223.
3. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 augustus 20224 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. De verwijzing van eisers naar de in overweging 2. genoemde uitspraken leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
4. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 september 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.