ECLI:NL:RBDHA:2018:3911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
09/767062-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot Hongaarse vrouwen in de prostitutie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte heeft in georganiseerd verband meerdere jonge vrouwen, voornamelijk afkomstig uit Hongarije, uitgebuit in de prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten de vrouwen hebben geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De vrouwen verkeerden in kwetsbare posities en waren afhankelijk van de verdachte, die hen misleidde over de voorwaarden van hun werk en hen dwong een groot deel van hun verdiensten af te staan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen in België voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van de mensenhandel.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767062-13
Datum uitspraak: 23 maart 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 april 2016, 15 juni 2017 (
pro forma), 1, 5, 12, 13, 16 en 19 februari 2018 (
inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. S.M. van der Kallen en mr. E. Visser, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. P.B. Spaargaren, naar voren is gebracht.
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting van 13 februari 2018 medegedeeld dat zij voornemens zijn een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging.

Aan de verdachte is - kort gezegd en na de toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 12 februari 2018 - ten laste gelegd dat zij zich, al dan niet samen met een ander of anderen, in Nederland en/of in België en/of in Hongarije schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van zes vrouwen:
  • [slachtoffer 1] in de periode van 19 oktober 2011 tot en met 19 november 2011 (feit 1);
  • [slachtoffer 2] in de periode van 1 november 2011 tot en met 1 januari 2013 (feit 2);
  • [slachtoffer 11] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 maart 2014 (feit 3);
  • [slachtoffer 4] in de periode van 1 mei 2011 tot en met 31 juli 2012 (feit 4);
  • [slachtoffer 5] in de periode van 1 april 2012 tot en met 4 mei 2012 (feit 6);
  • [slachtoffer 6] in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012 (feit 7).
Voorts wordt de verdachte ervan verdacht dat zij in de periode van januari 2010 tot en met 13 maart 2014 in Nederland en/of Oostenrijk en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 5).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit. De reeds toegewezen wijzigingen in de tenlastelegging zijn daarin cursief weergegeven.

3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie.

De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van feit 5 (deelnemen aan criminele organisatie), primair voor de gehele tenlastegelegde periode en subsidiair voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014. De verdediging wijst er op dat de Belgische rechter een ruime bevoegdheid heeft de tenlastelegging te wijzigen, inclusief de datum en de pleegplaats en baseert zich hierbij op het rapport ‘De tenlastelegging als grondslag voor de rechterlijke beslissing’ van het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie [1] . De verdediging beroept zich daarnaast op artikel 54 van de Schengen Uitvoerings Overeenkomst (hierna: SUO) en de jurisprudentie dienaangaande van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk zijn in de vervolging nu de veroordeling in België ziet op feiten in België gepleegd en de verdenking die thans voorligt, ziet op feiten in Nederland en/of Hongarije gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte bij vonnis van de rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, op 21 augustus 2014 onder andere is veroordeeld voor het deelnemen aan een criminele organisatie, gepleegd te Gent en elders in het Rijk in de periode van 1 februari 2013 tot 13 maart 2014 (A). Nu verdachte niet in hoger beroep is gegaan tegen dit vonnis staat de veroordeling daarmee vast: dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
Wat betreft de door de verdediging gedane suggestie dat de Belgische rechter een ruime bevoegdheid toekomt de tenlastelegging te wijzigen, merkt de rechtbank het volgende op. Op basis van het genoemde rapport van het WODC stelt de rechtbank het volgende vast. Indien de Belgische rechter van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, zal hij dit altijd gedurende het onderzoek ter terechtzitting moeten doen. Mocht hij na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting tot de conclusie komen dat hij de tenlastelegging dient te wijzigen, dan zal hij het onderzoek ter terechtzitting moeten heropenen. De rechter is daarna gebonden aan de tenlastelegging in die zin dat hij geen ander feit bewezen mag verklaren dan ten laste is gelegd. Die gebondenheid van de rechter aan de tenlastelegging komt ook tot uitdrukking in de wijze waarop de bewezenverklaring in het vonnis wordt onderbouwd. De tenlastelegging wordt namelijk overgenomen in het vonnis waarbij de rechter aangeeft op wiens initiatief de tenlastelegging is gewijzigd en wat die wijziging inhoudt. De suggestie van de verdediging dat de Belgische rechter mogelijk is uitgegaan van een ruimere tenlastelegging (bijvoorbeeld wat betreft de pleegperiode) dan voormeld in het vonnis, is dan ook apert onjuist.
Artikel 54 SUO bepaalt - samengevat - dat een persoon niet voor dezelfde feiten op het grondgebied van verschillende overeenkomstsluitende staten mag worden vervolgd. Aan het Europese Hof is een aantal maal de vraag voorgelegd wat in dat verband onder ‘dezelfde feiten’ moet worden verstaan. Daarbij heeft het Europese Hof [2] uitgemaakt dat het enige relevante criterium voor de toepassing van artikel 54 SUO is
de gelijkheid van de materiële feiten, zijnde het bestaan van een geheel van concrete omstandigheden die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, ongeacht de juridische kwalificatie van deze feiten of het beschermde belang.
Wat betreft feit 5 is de rechtbank van oordeel dat de verdenking ten aanzien van de tenlastegelegde periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014 ziet op deelneming aan min of meer dezelfde criminele organisatie als die later in België actief is geweest. De verdenking ziet ook deels op dezelfde deelnemers aan de organisatie en ook voor een klein deel op dezelfde slachtoffers. De Belgische rechter heeft, ondanks dat zij dit feit slechts bewezen heeft verklaard voor zover gepleegd ‘te Gent en elders in het Rijk’, in het vonnis expliciet stilgestaan bij het internationale karakter van deze organisatie. Zo zou de organisatie actief zijn geweest in Hongarije, Zwitserland, Duitsland, Nederland en België met Gent als uitvalsbasis. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat deze feiten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden naar tijd en plaats en dat verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014 opnieuw wordt vervolgd wegens hetzelfde feit waarover bij gewijsde onherroepelijk is beslist door de Belgische rechter, waarbij aan verdachte een gevangenisstraf is opgelegd, die gevolgd is door gehele tenuitvoerlegging. De rechtbank zal de officieren van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014.
Wat betreft het overige deel van de tenlastegelegde periode is er naar het oordeel van de rechtbank niet een vervolging voor hetzelfde feit. De twee feiten zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden naar tijd en plaats. De verdenking ziet in de eerste plaats op een andere periode en in de tweede plaats lijkt de uitvalsbasis bij voorliggend feit Den Haag te zijn.
De rechtbank verwerpt op grond van bovenstaande het primaire verweer, wijst het subsidiaire verweer toe en verklaart de officieren van justitie niet-ontvankelijk voor de periode van 1 februari 2013 tot en met 13 maart 2014.

4.Bewijsoverwegingen.

4.1
Inleiding.
Naar aanleiding van restinformatie uit het onderzoek ‘Buidelwolf’, waaruit de verdenking was ontstaan dat meerdere personen uit een Hongaarse familie zich zeer waarschijnlijk bezighielden met (georganiseerde) mensenhandel als bedoeld in artikel 273f Sr, is in januari 2013 het onderzoek ‘Apus’ gestart.
Het Apus onderzoek ziet in totaal op 21 aangeefsters c.q. (door het openbaar ministerie veronderstelde) slachtoffers. Uit dit onderzoek is de verdenking gerezen dat de verdachte zich ten aanzien van verschillende van deze vrouwen schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) mensenhandel. Voorts bestaat jegens de verdachte de verdenking dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van mensenhandel en witwassen.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben, zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende feiten:
  • medeplegen feit 1, sub 1, 4 en 9 ( [slachtoffer 1] );
  • medeplegen feit 3, sub 3, 4, 6 en 9 ( [slachtoffer 3] );
  • medeplegen feit 4, sub 1, 3, 4 en 9 ( [slachtoffer 4] );
  • feit 5, ten aanzien van mensenhandel en witwassen (Criminele organisatie);
  • medeplegen feit 6, sub 1, 3, 4, 6 en 9 ( [slachtoffer 5] );
  • medeplegen feit 7, sub 1, 3, 4 en 9 ( [slachtoffer 6] ).
Ten aanzien van de volgende feiten hebben de officieren van justitie tot (partiële) vrijspraak gerekwireerd:
  • feit 1, sub 3 en 6 ( [slachtoffer 1] );
  • feit 2 ( [slachtoffer 2] );
  • feit 4, sub 6 ( [slachtoffer 4] );
  • feit 5, ten aanzien van mishandeling en bedreiging (Criminele organisatie);
  • feit 7, sub 6 ( [slachtoffer 6] ).
Bij de beoordeling van de verschillende onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank, voor zover relevant, weergeven wat de officieren van justitie ter onderbouwing hebben aangevoerd.
4.3
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, zoals verwoord in een uitgebreide pleitnota, uitvoerig verweer gevoerd ten aanzien van (vrijwel) alle onderdelen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, zij het dat de raadsman zich ten aanzien van feit 4 aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd. Waar nodig zal de rechtbank op de gevoerde verweren responderen.
4.4
Juridisch kader
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII van voornoemd wetboek, de titel die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en vrijheid. Bij mensenhandel moet altijd uitgegaan worden van de intentie van de dader, niet van die van het slachtoffer.
In het onderzoek Apus is een tiental verdachten naar voren gekomen die allen verdacht worden van mensenhandel binnen de prostitutiebranche, ieder ten aanzien van ten minste een paar dames. Het gaat daarbij steevast om de verdenking van diverse varianten van mensenhandel zoals deze zijn opgenomen in de onderscheidenlijke onderdelen van het eerste lid van artikel 273f Sr. De rechtbank zal hierna eerst kort stilstaan bij het juridisch kader van mensenhandel tegen welke achtergrond zij iedere verdenking heeft bezien. De rechtbank zal daarbij de diverse varianten - voor zover relevant - en de uitgangspunten die de rechtbank daarbij hanteert uiteenzetten en dit stuk afsluiten met enkele algemene overwegingen.
Sub 1
In sub 1 zijn diverse handelingen strafbaar gesteld voor zover deze worden gefaciliteerd door een dwangmiddel en met het oogmerk van uitbuiting worden verricht.
Handelingen
De handelingen (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen) hebben elk een neutrale en feitelijk betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Dwangmiddelen
De dwangmiddelen - voor zover deze voor de officieren van justitie en/of de verdediging een punt van aandacht zijn geweest tijdens de behandeling ter terechtzitting - zijn dwang, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de hele context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn zin in een situatie van uitbuiting zijn gebracht, waarin hij, als hij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem vrees hebben opgeleverd, anders is er geen sprake van dwang. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
Het dwangmiddel ‘misleiding’ heeft op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad feitelijke betekenis [3] . De rechtbank gaat er bij dit dwangmiddel vanuit dat er doelbewust een foute voorstelling van zaken wordt gegeven, iemand wordt overtuigd van iets dat niet waar is, waardoor iemand iets gaat doen dat hij anders niet zou hebben gedaan. Ook dit dwangmiddel is subjectief.
‘Misbruikdwangmiddelen’
Ook de dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ hebben feitelijke betekenis. [4] Deze dwangmiddelen, die objectief moeten worden vastgesteld, kunnen elkaar deels overlappen. Deze misbruikdwangmiddelen kunnen veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. De verdachte moet zich wel bewust zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeide of verondersteld wordt voort te hebben gevloeid, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. [5] De Hoge Raad heeft daarbij expliciet overwogen dat niet is vereist dat doelbewust misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Ook behoeft voor het bewijs van het misbruik geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte te worden vereist dan tot uitdrukking komt in de termen die in de wet staan (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen). De Hoge Raad overweegt daarbij dat het in het bijzonder niet een zelfstandig vereiste is dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook niet dat het slachtoffer door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht. Tot slot merkt de Hoge Raad op dat de omstandigheid dat een slachtoffer tevoren al op een of meer andere plaatsen in de prostitutie had gewerkt, geen aanwijzing behoeft te zijn voor vrijwilligheid en het ontbreken van een uitbuitingssituatie. [6]
Indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen van een van deze twee misbruikdwangmiddelen dient het feitelijk bewezenverklaarde hieraan invulling te geven. Bij het misbruik maken van (1) een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid van het slachtoffer is beperkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘beperkt’ niet inhoudt dat er sprake moet zijn van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was; de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van prostitutie aan te nemen. Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat de wetgever bij prostituees stelt dat hiervan sprake is als zij verkeren of komen te verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het criterium ‘de gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ omvat in ieder geval dat zij zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengsten zij werkt. Ten aanzien van het misbruik maken van (2) een anders ‘kwetsbare positie’ geeft artikel 273f, zesde lid, Sr een minimumdefinitie van dit begrip: hieronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Aangenomen kan worden dat de ‘misbruiker’ de ander (het latere slachtoffer) in die positie aantreft zonder dat beiden in een relatie tot elkaar staan. Maar zoals gezegd dit middel kan ook overlappen met het misbruik uit overwicht.
Oogmerk van uitbuiting
Zoals gezegd zijn de handelingen omschreven in sub 1 slechts strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel én als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen. Het oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn. Voorwaardelijk opzet volstaat niet. Ook dit bestanddeel van het wetsartikel heeft feitelijke betekenis en hoeft in de tenlastelegging niet nader te worden omschreven. Het oogmerk van uitbuiting kan worden afgeleid uit bijvoorbeeld verklaringen. Echter, bij afwezigheid van verklaringen kan het oogmerk van uitbuiting ook veelal worden afgeleid uit de omstandigheden. Het tweede lid van artikel 273 f Sr geeft een niet-limitatieve opsomming van wat de term ‘uitbuiting’ omvat. Voor zover in deze zaak relevant staat daar in ieder geval de uitbuiting van een ander in de prostitutie.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere invalshoeken die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - moeten worden beschouwd en is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van die vraag zijn: de aard en duur van de werkzaamheden; de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht; het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. [7]
De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat deze factoren niet cumulatief zijn. Immers: de strafbaarstelling van sub 1 ziet - hoewel bewezenverklaring tot een voltooid delict leidt - in feite op het voorbereidingsdelict voorafgaand aan de daadwerkelijke uitbuiting; sommige elementen kun je dan nog niet zien en gebruiken om uitbuiting in de zin van sub 1 vast te stellen. Er kan dan wel worden gekeken naar bijvoorbeeld de modus operandi, huisvesting en afspraken. De rechtbank zal bij de beoordeling van de factoren ook rekening houden met het gegeven of een slachtoffer meer- of minderjarig is.
Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van het oogmerk tot uitbuiting dat voor de vervulling van de delictsomschrijving het niet nodig is dat de ander daadwerkelijk wordt uitgebuit; het oogmerk volstaat. Dat een betrokkene na overbrenging naar Nederland niet het beoogde werk heeft verricht, staat aan de invulling van de delictsomschrijving niet in de weg. [8]
Uitgangspunt voor de rechtbank is in ieder geval dat zodra er sprake is van een dwangmiddel, de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer niet meer ter zake doet. Ook het gegeven dat een slachtoffer op enig moment toch ‘vrij’ was om te stoppen met het prostitutiewerk en zich mitsdien aan de uitbuitingssituatie heeft onttrokken, doet in zijn algemeenheid niet af aan het gegeven dat er (voordien) wel sprake is (geweest) van een dwangmiddel. Immers, aan het ‘laten gaan’ van een prostituee kunnen meerdere redenen ten grondslag liggen, waaronder ook opportunistische redenen, bezien vanuit het oogpunt van de dader. Zo kan ook niet in zijn algemeenheid worden gezegd dat indien er een mogelijkheid was voor het slachtoffer zich aan de uitbuitingsituatie te onttrekken, maar zij dit desalniettemin niet heeft gedaan, er dan dus geen sprake kan zijn van een uitbuitingssituatie. [9]
Sub 2
Sub 2 is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is (‘terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt’). Het verschil zit hem in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde dwangmiddelen niet zijn vereist. Dit onderdeel strekt ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Verder is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd. Er bestaat een verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd. [10]
Sub 3
In sub 3 zijn de handelingen ‘aanwerven, medenemen en ontvoeren’ van een ander strafbaar gesteld, indien dit geschiedt met het oogmerk die ander in een ander land (kortom, er is grensoverschrijding nodig) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Gelet op de wettekst zijn anders dan bij sub 1 en sub 4 geen dwangmiddelen nodig. Wel dient uitbuiting als bestanddeel te worden ingelezen. De Hoge Raad heeft namelijk uitgemaakt dat de gedragingen genoemd in sub 3, alleen strafbaar zijn, als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [11]
Sub 4
Sub 4 ziet op de daadwerkelijk uitbuiting. De uitbuitingsgedragingen – voor zover in deze zaak relevant - hebben het oog op het doen werken in de prostitutie. Het gaat er hierbij om een ander met een dwangmiddel (dezelfde als genoemd in sub 1) te dwingen of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerk of onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling te ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degene die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van subonderdeel 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [12] Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren, etc. terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gelinkt aan het laten werken. Het ‘zich beschikbaar stellen’ is daarbij voldoende, wat betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Sub 5
Voor zover in deze zaak relevant, ziet sub 5 op de strafbaarstelling van degene die een minderjarige ertoe beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van een minderjarige enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarige zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen. Net als in sub 2 zijn ook hier dwangmiddelen niet vereist, is de eventuele instemming van de minderjarige irrelevant en is de leeftijd van het slachtoffer geobjectiveerd. [13] In de jurisprudentie van de Hoge Raad is uitgemaakt dat het slechts verrichten van faciliterende activiteiten voldoende is. [14]
Sub 6
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [15] De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Een dwangmiddel is hier niet nodig.
Sub 8
Dit onderdeel betreft de strafbaarstelling van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige met of voor een derde tegen betaling. Onder bevoordelen kan ook worden verstaan het begunstigen ten nadele van een ander. De opzet dient gericht te zijn op het voordeel trekken en niet op de minderjarigheid. Net als in sub 6 geldt ook hier dat de profijttrekker niet dezelfde hoeft te zijn als degene die een minderjarige ertoe beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Sub 9
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met een van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen. Uitbuiting is hierbij geen vereiste. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin vereist dat daadwerkelijk van bevoordeling sprake is geweest. De tekst van artikel 273f, eerste lid, sub 9 Sr biedt ruimte voor die opvatting. Bovendien komt een dergelijke uitleg tegemoet aan de strekking van de strafbaarstelling van mensenhandel, te weten het belang van behoud van iemands geestelijke en lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. Immers, door met een dwangmiddel iemand ertoe te bewegen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde is daarmee diens geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid reeds geschonden en naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het delict voltooid.
Nadere overwegingen
Prostitutie is in Nederland een zelfstandig en legaal beroep. Een prostituee kan dit werk doen in loondienst waarbij er duidelijke afspraken worden gemaakt tussen een prostituee en haar werkgever over onder meer het werk en salaris. Deze afspraken worden dan neergelegd in een arbeidsovereenkomst. Een dergelijke arbeidsovereenkomst zal meebrengen dat de prostituee haar verdiende geld niet bij zich houdt (maar loon ontvangt) en dat de werkgever voorwaarden kan stellen aan de manier waarop zij werkt (tijd, plaats, werkkleding), maar anderzijds komt op hem de (zorg)verplichting te rusten om te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden voor zijn werknemer. Ook zal een dergelijke arbeidsovereenkomst meebrengen dat de werkgever de vergunning regelt en zorg draagt voor de inhouding van loonbelasting en de afdracht daarvan aan de belastingdienst. Daarnaast is de werkgever ook verantwoordelijk voor het doen van aangiftes omzetbelasting en de voldoening daarvan. De prostituee zal zelf aangifte inkomstenbelasting moeten doen.
De prostituee die als een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) aan de slag gaat kan haar verdiende geld normaal gesproken bij zich houden en geniet meer vrijheden. Zij moet wel meer dingen zelf regelen, zoals een vergunning aanvragen, zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel, een administratie voeren en bewaren en alle belastingzaken (inkomstenbelasting, omzetbelasting).
Zo bieden beide vormen op hun eigen manier een goede basis om op een voldoende rendabele wijze als prostituee te werken.
Tegen die achtergrond is het niet eenvoudig te begrijpen waarom een prostituee een deel van haar verdiensten zonder meer aan een ander zou afstaan. Op het moment dat een ander (dan de hiervoor bedoelde werkgever) geld krijgt van een prostituee opdat zij haar werkzaamheden hier kan verrichten, of omdat zij een deel van haar verdiensten überhaupt moet afstaan, heeft deze ander feitelijk wat uit te leggen. De rechtbank heeft geconstateerd dat geen van de verdachten zich ten aanzien van de vrouwen in het Apus-dossier als werkgever in voormelde zin heeft gedragen. Dit uitgangspunt is een vertrekpunt van waaruit de rechtbank de zaak heeft bekeken.
Voorts staat de rechtbank op voorhand stil bij de vorm van prostitutie die in voorliggende zaak aan de orde is en betrekt daarbij de afkomst van de dames. Alle dames zijn afkomstig uit Hongarije en op een enkeling na waren zij niet eerder in Nederland, laat staan om hier als prostituee te werken. Alle dames (met uitzondering van een minderjarige die er vanwege haar leeftijd niet kon werken) zijn tewerkgesteld - of het is geprobeerd hen te werk te stellen - in de Doubletstraat. In de Doubletstraat in Den Haag vindt raamprostitutie plaats. Deze vorm van prostitutie komt niet in veel landen voor en in ieder geval niet in Hongarije. Het is een zeer indringende manier van prostitutie, waarbij de prostituee zichzelf gedurende een lange aaneengesloten periode (uit het dossier blijkt dat de vrouwen in de regel van ’s ochtends vroeg tot in de nacht werkten) letterlijk tentoon stelt in een etalage. Voor het raam hangen gordijnen, maar deze worden slechts gesloten als de prostituee een klant heeft. De overige tijd is zij continu zichtbaar voor het publiek, dat kan bestaan uit potentiële klanten, maar evengoed uit mensen die slechts ‘een kijkje’ komen nemen. Sommige dames waren er vooraf überhaupt niet op bedacht dat zij onder dergelijke omstandigheden moesten werken. De rechtbank neemt mee dat het werken als prostituee onder die omstandigheden extra belastend is. Immers, ook in de tijd dat een prostituee niet door een klant wordt bezocht, is het werk belastend omdat zij voortdurend in een cabine te kijk staat.
4.5
Betrouwbaarheid verklaringen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen komt in de eerste plaats belang toe aan de consistentie, nauwkeurigheid of gedetailleerdheid, en volledigheid van die verklaringen. Echter, waar de verklaringen in de onderhavige zaak op deze punten onvolkomenheden bevatten - daarvan zitten verschillende voorbeelden in het dossier - betekent dat niet automatisch dat deze reeds daarom onbetrouwbaar zouden zijn. Dat heeft te maken met de bijzondere aspecten van deze zaak.
Het Apus-onderzoek is een langdurig en omvangrijk onderzoek, met name door het grote aantal getuigen dat door de politie en/of de rechter-commissaris is gehoord. In de periode van januari 2013 tot en met mei 2017 zijn vele getuigen de revue gepasseerd. Een groot aantal van deze getuigen heeft in de loop van die periode meerdere malen een verklaring afgelegd, soms met tussenpozen van jaren, en in verschillende landen. Enkele uitzonderingen daargelaten, hebben met name de aangeefsters c.q. slachtoffers op uiteenlopende tijdstippen uitgebreide verklaringen afgelegd over feiten en omstandigheden die zich reeds jaren geleden zouden hebben voorgedaan. Verschillen tussen eerdere en latere verklaringen zijn dan bijna onvermijdelijk.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de (relatief) jeugdige leeftijd van aangeefsters en het feit dat zij zich ten tijde van de ten laste gelegde feiten in een voor hen vreemd land bevonden.
De rechtbank beseft verder dat de vrouwen bij het afleggen van hun verklaringen bovendien beïnvloed kunnen zijn geweest door wat zij in de tussentijd van andere betrokkenen - of uit derde hand - over het onderzoek hadden gehoord. Zo blijkt uit het dossier dat de vrouwen - evenals de verdachten - vrijwel allemaal uit de relatief kleine gemeenschap van Mohács, of omgeving, afkomstig zijn.
Van belang is voorts dat de vrouwen bij het afleggen van hun verklaringen specifieke vragen hebben moeten beantwoorden over hun (voorgenomen) werk in de prostitutie en hun redenen om dit werk te gaan doen. De rechtbank realiseert zich dat bij deze onderwerpen ‘schaamte’ een relevante rol kan spelen (dat verschillende vrouwen zich schaamden voor hun werk in de prostitutie blijkt ook uit meerdere verklaringen uit het dossier). Zo kan het zijn dat de vrouwen uit schaamte over sommige zaken niet hebben verklaard, of dat zij juist op een bepaalde wijze hebben verklaard om hun eigen ‘verantwoordelijkheid’ zo klein als mogelijk te maken; ook kan het zijn dat zij bepaalde verklaringen hebben afgelegd, domweg ‘om van de zaak af te zijn’.
Voorts realiseert de rechtbank zich dat de vrouwen die aangifte hebben gedaan, een financieel motief kunnen hebben gehad en dat dit in de voorkomende gevallen de voornaamste reden kan zijn geweest om aangifte te doen, of om op een bepaalde wijze te verklaren. Ook ‘wraak’ zou een relevant motief kunnen zijn.
Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat de verhorende verbalisanten de vrouwen in sommige gevallen op indringende wijze hebben gewezen op hun positie van slachtoffer van mensenhandel en op de mogelijkheid om aangifte te doen, vanuit de vooronderstelling dat de verdachten hiervoor verantwoordelijk waren.
Deze factoren bieden naar het oordeel van de rechtbank een mogelijke verklaring voor de omstandigheid dat verschillende verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers weliswaar onvolkomenheden bevatten, maar tegelijk onderdelen die - onmiskenbaar - overeenkomstig de waarheid zijn.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers die onvolkomenheden bevatten niet om die reden van het bewijs moeten worden uitgesloten; de desbetreffende verweren worden dan ook verworpen. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters c.q. slachtoffers zeer behoedzaam moeten worden benaderd, en dat zij slechts kunnen worden gebruikt waar ze voldoende verankering vinden in andere bewijsmiddelen.
4.6
Vrijspraak van feit 1, 2 en 6
Feit 1 (ZD [slachtoffer 1] )
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte [verdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het haar onder feit 1 ten laste gelegde. De verklaringen van [slachtoffer 1] (voor zover in deze zaak van belang) worden niet ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. Bovendien zijn de getuigenverklaringen (voor zover relevant) slechts te herleiden tot één bron. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken
Feit 2 (ZD [slachtoffer 2] )
Met de officieren van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, hoewel het dossier hiertoe aanwijzingen bevat, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde feit. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 6 (ZD [slachtoffer 5] )
De rechtbank zal de verdachte ook vrijspreken van dit feit. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 5] in de periode zoals deze is ten laste gelegd, als prostituee heeft gewerkt in Nederland. Echter, de verklaring van [slachtoffer 5] dat zij voor [verdachte 2] en [verdachte 1] in de prostitutie werkte, dat zij de helft van haar verdiensten aan hen moest afstaan en dat zij werd gecontroleerd door [verdachte 2] en [verdachte 1] wordt onvoldoende ondersteund door overige objectieve bewijsmiddelen. De verklaring zoals die is afgelegd door [getuige 1] betreft een de auditu verklaring en de verklaring van [getuige 5] biedt onvoldoende concrete ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer 5] .
4.7
Feit 3 ( [slachtoffer 3] ) [16]
Verklaringen [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij in 2013 door [verdachte 1] vanuit Mohacs naar Nederland is gebracht. Dit gebeurde met de auto van [slachtoffer 2] en [betrokkene 6] , de partner van [verdachte 1] . Ze werd naar de Doubletstraat gebracht. De afspraak was om haar te helpen om te beginnen met het werk. Zij zou dat terug betalen zodra zij geld zou verdienen. Er was € 100 voor de reis betaald, € 175 voor de cabine en de sleutel. Daarnaast was haar hotel voor drie dagen betaald en waren aan haar de kosten voor condooms, paper, glijmiddel en sigaretten voorgeschoten. Het was ongeveer € 400 dat voor haar betaald was. Zij betaalde haar schuld af via [slachtoffer 2] . Nadat ze haar schuld had afbetaald belde [verdachte 1] haar steeds, en vroeg haar hoe het met haar ging. Ze vroegen hoe het in de straat ging. Ook kreeg zij van [verdachte 1] te horen dat zij haar best moest doen. [slachtoffer 3] denkt dat dat was, omdat ze haar voor hun wilde laten werken.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij, toen zij naar Nederland kwam, onvoldoende financiële middelen had om in Nederland te kunnen wonen. Ze had geen geld toen zij naar Nederland kwam. [verdachte 1] en [betrokkene 6] hebben haar geholpen. Toen zij in Nederland aankwamen, toen hebben ze voor [slachtoffer 3] de benzine, een werkkamer en het hotel betaald en hebben ze haar afgezet. Nadat ze weggingen heeft [betrokkene 6] haar gebeld en gezegd dat zij het geld moest terugbetalen.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij haar geld moest afdragen aan [slachtoffer 2] . Het geld was bestemd voor [verdachte 1] . [verdachte 1] had tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij het geld van [slachtoffer 3] moest afpakken. [slachtoffer 3] durfde daar niets tegen in te brengen omdat zij bang voor [verdachte 1] was. [slachtoffer 3] denkt dat zij [slachtoffer 2] 3 tot 4 weken lang elke dag geld heeft gegeven. Aan het begin gaf zij elke keer 100 euro aan [slachtoffer 2] . Dat vond [verdachte 1] op een gegeven moment niet meer fijn, ze wilde meer geld. [verdachte 1] heeft tegen [slachtoffer 2] gezegd
“vanaf nu wil ik geen 100 euro maar 50% van wat zij die dag verdiend heeft”, aldus [slachtoffer 3] . Ze heeft alleen geld gegeven aan [slachtoffer 2] .
Tapgesprekken
In het dossier bevindt zich een groot aantal tapgesprekken en sms-berichten tussen verschillende personen, waarvan een aantal hieronder integraal wordt weergegeven [17] .
Tapgesprek op 14/11/2013 om 21:06 uur tussen [verdachte 1] en " [slachtoffer 2] " (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ).
[verdachte 1] vraagt aan [slachtoffer 2] om het geld te tellen als ze tijd heeft. [slachtoffer 2] zegt dat het 590 is. [slachtoffer 2] zegt dat ze niet meer in de straat is, dat ze met [betrokkene 1] is en dat ze van [betrokkene 2] vandaag haar geld niet meer kan wegnemen. [verdachte 1] zegt daarop dat ze [betrokkene 2] zal bellen en zeggen dat ze het geld moet bijhouden en morgen moet afgeven.
Tapgesprek op 15/11/2013 om 18.19 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " zegt dat ze zojuist buiten is bij de politie. " [betrokkene 2] " zegt dat ze via deze telefoon niet meer gewoon kunnen spreken. [verdachte 1] zegt daarop dat ze het weet omdat de politie haar telefoonnummer heeft genoteerd.
Sms-bericht 16/11/2013 om 01.48 uur " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1] .
"Ik weet het niet, het is zinloos, ik werk voor niets. Ik weet niet wat zou ik moeten doen; ofwel doe ik niet verder of wel doe ik iets, ik kan geen geld naar thuis sturen ".
Sms-bericht op 16/11/2013 om 01.48 uur van " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1] .
"Ik kan geen geld aan mijn kinderen sturen, ik kan zelfs geen 30 of 40 opzij leggen, want ik heb ook nog onkosten, het heeft geen zin."
Sms-bericht op 16/11/2013 om 01.48 uur van " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1]
"Ik heb nu 100 + het vitrinegeld, eergisteren heb ik 60 verdiend, ik heb geen 100 euro verdiend, maar vandaag wel 100 en voor mij ong 20 40 dat is voor mij."
Sms-bericht op 16/11/2013 om 01.51 uur van " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1] .
"Zo gaat het niet verder, het is niet goed voor me, zelfs 30 of 40 euro kan ik niet opzij leggen, ik heb nog onkosten, het is zinloos ".
Sms-bericht op 16/11/2013 om 01.52 uur van " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1] .
"Ik heb nu 100 + het vitrinegeld, eergisteren heb ik 60 verdiend, zelfs geen 100; maar vandaag heb ik 100, 100 en voor mijzelf blijft 20 / 40 over."
Tapgesprek op 16/11/2013 om 10.23 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " zegt dat ze nerveus is wegens het geld. Ze zegt dat ze voor [verdachte 1] 100 euro doet en nog maar 20, 30, max 40 euro per dag heeft voor haar. Ze zegt dat ze niets kan sparen. [verdachte 1] vraagt of ze gisteren bij " [slachtoffer 2] " was en of ze haar geld heeft gegeven. " [betrokkene 2] " zegt daarop dat al haar geld bij " [slachtoffer 2] " is.
" [betrokkene 2] " zegt dat ze minimum 3-400 euro moet hebben om naar kinderen te sturen. Ze doet haar beklag over een klant. [verdachte 1] vraagt daarop naar de verdiensten van de andere meisjes. " [betrokkene 2] " zegt dat " [slachtoffer 2] " niet zo goed was maar toch 40-50 euro plus, " [betrokkene 3] " hing naar huis met [betrokkene 4] . " [betrokkene 2] " zegt dat ze er alles aan doet om klanten te lokken, ze probeert ze zelfs naar binnen te krijgen voor 20 euro. " [betrokkene 2] " zegt dat ze er alles aan doet, dat ze de gasten opjaagt, dat ze zegt " doe het sneller " en dat ze wil dat ze snel klaarkomen. " [betrokkene 2] " zegt dat ze geeft wat ze kan.
Tapgesprek op 16/11/2013 om 13.05 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " zegt in het gesprek tegen [verdachte 1] dat als ze werkt ze werkt voor de cabine ( vitrinegeld ) en voor jullie ( [verdachte 1] ) en voor haar niets. [verdachte 1] zegt dat ze met iemand over de situatie zal praten (die iemand noemt ze " [betrokkene 5] ").
Tapgesprek op 16/11/2013 om 13.22 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
[verdachte 1] zegt dat hij nog niet is thuisgekomen ( waarschijnlijk " [betrokkene 5] " ) maar dat ze hem heeft gebeld en de situatie heeft besproken. [verdachte 1] zegt dat hij heeft gezegd zolang je onder de 200 euro bent, halveren we. Als je 3-400 euro verdient voor jezelf dan geef ie gewoon 100 euro af. [verdachte 1] zegt daarop " dus als 150 euro verdient dan halveer je gewoon zodat je ook hebt en wij ook " . " [betrokkene 2] ” zegt dat het in orde is.
Sms-bericht op 16/11/2013 om 22.58 uur van " [betrokkene 2] " aan [verdachte 1] .
"Ik heb het vitrinegeld en plus 140."
Tapgesprek op 18/11/2013 om 11.33 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " zegt dat ze gisteren het vitrinegeld heeft verdiend en nog 310 euro. " [betrokkene 2] " weent en zegt dat ze het niet langer vol kan houden bij een man en vraagt aan [verdachte 1] of ze naar " [slachtoffer 2] " wil bellen en vragen of ze daar mag logeren. [verdachte 1] zegt dat ze zal bellen naar " [slachtoffer 2] " want dat ze toch nog moet bellen omdat ze geld naar haar moet sturen omdat ze dringend geld moet overmaken naar Hongarije.
Tapgesprek op 18/11/2013 om 13.33 uur tussen [verdachte 1] en " [slachtoffer 2] "
[verdachte 1] vraagt aan " [slachtoffer 2] " wanneer ze kan gaan vragen wat het zal kosten om op te sturen. " [slachtoffer 2] " vraagt daarop de hele som en zegt dat " [betrokkene 2] " gisteren nog niets heeft gegeven. Ze bespreken daarop de kosten om het geld op te sturen. [verdachte 1] zegt daarop aan " [slachtoffer 2] " dat ze het geld moet tellen als " [betrokkene 2] " het komt brengen en haar een seintje moet geven.
Tapgesprek op 25/11/2013 om 22.27 tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " zegt aan [verdachte 1] dat ze nu 150 euro plus en haar vitrinegeld heeft. [verdachte 1] zegt dat ze het geld mag halveren en naar huis mag gaan. [verdachte 1] zegt dat [betrokkene 6] dit ook heeft gezegd.
Tapgesprek op 26/11/2013 om 10.09 tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " vertelt dat ze ziek is en medicatie heeft genomen. [verdachte 1] zegt dat ze haar vitrinegeld moet verdienen en dan naar huis mag gaan.
Tapgesprek op 26/11/2013 om 17.23 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
" [betrokkene 2] " weent, voelt zich slecht en zegt dat ze het vitrinegeld heeft verdiend. Er is een onenigheid tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] " in verband met haar adres dat niet in orde komt. [verdachte 1] is boos op " [betrokkene 2] " omdat ze geld zou gegeven hebben aan mensen om haar adres in orde te brengen. " [betrokkene 2] " zegt dat ze niet naar huis kan gaan omdat ze geen geld heeft. Ze wil in Nederland blijven. [verdachte 1] zegt dat ze niet kan blijven werken als haar adres niet in orde komt. [verdachte 1] zegt dat " [betrokkene 2] " haar vitrinegeld moet verdienen en dan naar huis kan gaan.
Tapgesprek op 28/11/2013 om 13.48 uur tussen [verdachte 1] en " [betrokkene 2] ".
Gesprek gaat over de documenten van " [betrokkene 2] " die niet in orde geraken en over haar verblijf en de prijs die ze daarvoor moet betalen. [verdachte 1] vraagt of " [betrokkene 2] " al aan het werk is. Ze zegt dat ze nu 3 dagen kan werken en dan niet meer omdat er dan een grote controle zal zijn. Ze kan daarna terug werken. " [betrokkene 2] " zegt dat ze die 3 dagen zal proberen om zoveel mogelijk geld te verdienen. " [betrokkene 2] " zou niet willen dat [verdachte 1] denkt dat ze haar geen geld wil geven. Ze zal die 3 dagen haar best doen. [verdachte 1] zegt dat ze haar best moet doen en dat ze soms op 1 uur ook goed kan verdienen.
Getuige [getuige 3]
Kenneth [getuige 3] heeft verklaard dat hij veelvuldig contact had met [slachtoffer 3] . Nadat zij kennis hadden gemaakt, spraken zij elkaar meerdere keren per week. Soms was [slachtoffer 3] verdrietig omdat zij haar kinderen, die in een kindertehuis in Hongarije zaten, erg miste. Soms wilde ze bellen, maar had zij geen beltegoed, dan liet [getuige 3] haar met zijn telefoon bellen. Ook was zij wel eens verdrietig omdat zij het werk dat zij deed niet meer wilde doen. [slachtoffer 3] was de Nederlandse taal totaal niet machtig en zij sprak een paar woorden Engels. [18]
Getuigen [slachtoffer 4] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6]
Aan [slachtoffer 4] is tijdens haar verhoor het fotoboek Apus getoond. Over de vrouw op foto 15
( [slachtoffer 3] ) heeft zij verklaard dat [slachtoffer 3] de bijnaam [slachtoffer 3] heeft. In het begin werkte zij voor [betrokkene 18] Smit en de anderen en later werkte zij voor [betrokkene 6] en de zijnen. Ook aan [getuige 4] is tijdens haar verhoor het fotoboek getoond en ook zij verklaarde over de vrouw op foto 15 dat zij voor [betrokkene 7] en de zijnen of de [slachtoffer 9] ( [verdachte 2] ) en de zijnen werkte. [19] [getuige 5] heeft eveneens bij het tonen van foto 15 verklaard dat [slachtoffer 3] voor [betrokkene 6] en de zijnen heeft gewerkt in Nederland. [20] Tot slot heeft ook [getuige 6] bij het tonen van foto 15 verklaard dat van dit en nog andere meisjes door de [verdachte 2] geld was afgepakt. [21]
Verklaring [verdachte 2]
heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 3] zijn nicht is. Hij wist dat zij in Nederland was om te werken in de prostitutie. Hij heeft altijd voor haar kinderen gezorgd als zij weg was voor werk. Hij kocht dingetjes voor de kinderen en hij verzorgde ze. [slachtoffer 3] is niet helemaal geestelijk volwaardig, aldus [verdachte 2] . Haar kinderen zijn bij pleegouders ondergebracht in Hongarije. [slachtoffer 3] heeft een hekel aan [verdachte 1] omdat zij steeds zei dat ze voor haar kinderen moest werken en niet haar geld uit moest geven aan pooiers en vriendjes. Zij liet haar kinderen enorm in de steek. Op een bepaalde dag zag [verdachte 2] dat [slachtoffer 3] een dik oog had, dat had haar pooier gedaan. [verdachte 2] heeft toen aangeboden om naar haar pooier te gaan, maar dat wilde [slachtoffer 3] niet. [slachtoffer 3] heeft voorts een schuld van € 2000 bij [verdachte 2] . Haar vader vroeg steeds aan [verdachte 2] om financieel bij te springen voor de kinderen. [22]
Huuradministratie
Bij de raamexploitant is de huuradministratie van de dagen dat [slachtoffer 3] een raam / cabine heeft gehuurd, opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat [slachtoffer 3] onder andere in de periode die loopt van 25 augustus 2013 tot en met 6 januari 2014 bijna dagelijks een raam / cabine heeft gehuurd. [23]
Verklaring [verdachte 1]
heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer 3] goed kent en haar in Mohacs en in België vaak gezien heeft. [verdachte 1] wist dat [slachtoffer 3] in de prostitutie werkte. Verdachte belde [slachtoffer 3] wel eens. Het klopt verdachte [slachtoffer 3] “ [slachtoffer 3] ” noemt. [24]
Conclusie
De verklaring van [slachtoffer 3] vindt voldoende verankering in overige bewijsmiddelen waar zij heeft verklaard dat zij door [verdachte 1] en [verdachte 2] geholpen is om te gaan werken in de prostitutie. Dat de [verdachte 2] op de hoogte waren van de (slechte) financiële situatie waarin [slachtoffer 3] op dat moment verkeerde, kan worden afgeleid uit de verklaring van [verdachte 2] die heeft verklaard dat [slachtoffer 3] zijn nichtje is, dat aan hem soms werd gevraagd financieel voor haar bij te springen, dat hij voor haar kinderen moest zorgen wanneer zij weg was, en dat er door verdachte aan haar geld was geleend om een ‘opstart’ te maken in Nederland. [verdachte 1] moet hiervan op de hoogte zijn geweest; zij was immers de partner van [verdachte 2] en heeft verklaard [slachtoffer 3] “goed” te kennen. De [verdachte 2] hebben [slachtoffer 3] naar Nederland vervoerd. Aangekomen in Nederland hebben de [verdachte 2] een hotel voor [slachtoffer 3] betaald en is voor haar een cabine geregeld. [slachtoffer 3] betaalde haar schuld af. Hierna is zij door verdachten onder druk gezet om haar verdiensten af te staan. Zij werd daartoe door hen regelmatig gebeld. Uit de aangifte van [slachtoffer 3] , in combinatie met de tapgesprekken, blijkt één en ander afdoende. [slachtoffer 3] verklaarde dat zij bang was van verdachte, en dat zij het gevoel had dat zij werd gecontroleerd. Zij durfde niet naar de politie te gaan. Getuige [getuige 3] bevestigt dit beeld. [slachtoffer 3] had volgens hem niet eens geld om beltegoed te kopen en deed haar werk tegen haar zin. Ten aanzien van de periode waarover [slachtoffer 3] geld aan de [verdachte 2] moest afdragen baseert de rechtbank zich op de verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris dat die periode 3 tot 4 weken bedroeg. Daar vindt de verklaring van [slachtoffer 3] voldoende verankering in de hierboven aangehaalde tapgesprekken.
Het voorgaande betekent dat [slachtoffer 3] , een jonge Hongaarse vrouw die zich bovendien in een kwetsbare positie bevond, door de [verdachte 2] is meegenomen naar het buitenland, Nederland, waarvan zij de taal niet sprak. Zij beschikte niet over voldoende financiële middelen, had geen woonruimte toen zij aankwam, en sprak slechts een paar woorden Engels. In Nederland had zij (verder) niemand. Die omstandigheden hebben [verdachte 2] en [verdachte 1] aangegrepen om [slachtoffer 3] voor zich in de prostitutie te laten werken teneinde daaraan te verdienen, zonder daar een reële tegenprestatie tegenover te stellen. Ondertussen werd zij door [verdachte 1] geïnstrueerd, en zij werd gecontroleerd en onder druk gezet.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte 2] en [verdachte 1] door dwang, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 3] hebben geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven en meegenomen om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 3] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 3] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 3] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 3 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte 2] en [verdachte 1] hebben dit feit in tezamen en in vereniging gepleegd.
4.8
Feit 4 ( [slachtoffer 4] )
Verklaringen [slachtoffer 4]
[slachtoffer 7 hoortbij 8] heeft verklaard dat haar moeder is overleden toen zij 7 jaar oud was, dat het in haar jeugd thuis financieel moeizaam ging en dat zij om haar vader financieel te helpen, dit werk is gaan doen. Zij was toen 18 jaar oud. Kort daarop overleed haar vader. Aanvankelijk werkte zij als prostituee in een bar in Oostenrijk en daarna in Duitsland voor de [betrokkene 9] . Ze heeft een paar maanden in Oostenrijk en Duitsland gewerkt. Na het werken voor de [betrokkene 9] had aangeefster geen geld.
“Al mijn geld was bij hun”zo verklaarde zij. Nadat zij bij de [betrokkene 9] was weggegaan nam de dochter van [verdachte 1] contact met haar op via facebook. De dochter van [verdachte 1] heet [medeverdachte] . Zij is volgens aangeefster samen met [betrokkene 9] . Ze wisten dat [slachtoffer 4] voor de [betrokkene 9] had gewerkt. De [betrokkene 9] kwamen bij [verdachte 1] en [verdachte 2] over de vloer en [slachtoffer 4] verklaart dat zij hoorde dat er over haar werd gesproken. [verdachte 1] heeft tegen de [betrokkene 9] gezegd dat zij [slachtoffer 4] met rust moesten laten, en dat [slachtoffer 4] met [verdachte 1] en [verdachte 2] naar het buitenland zou gaan. [25] [26] [27]
[slachtoffer 4] ging voor [verdachte 1] werken. [28] De afspraak was dat zij alles 50/50 zouden doen. [verdachte 1] en de hare hadden de kosten voor de reis betaald en als aangeefster eenmaal zou gaan verdienen, zou zij dit geld terug betalen. [29] [slachtoffer 4] verklaarde dat ook [verdachte 2] bij het gesprek in Hongarije aanwezig was, waar de 50/50 afspraak gemaakt werd. [30]
[slachtoffer 4] ging samen met [verdachte 1] en de hare met een auto naar Nederland. [slachtoffer 4] reisde onder meer met [verdachte 1] en een chauffeur. Twee of drie dagen later was [betrokkene 6] ( [verdachte 2] ) er ook. [31] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij twee jaar in Nederland heeft verbleven en zeker twee jaar voor [verdachte 1] en [verdachte 2] heeft gewerkt, van mei 2011 tot januari 2013. [32] [33] Zij heeft verklaard dat zij in mei 2011 naar Nederland kwam. [34] Desgevraagd verklaarde zij dat zij in 2012, een paar dagen voor haar verjaardag (zijnde 19 juli 1992) weer terug in Hongarije was. Geconfronteerd met de huuradministratie van de Doubletstraat verklaart zij dat zij de hele periode gewerkt heeft. [35]
Zij heeft op een foto de lokatie [adres 2] te Den Haag herkend. [36] Daar had ze gewoond, op de eerste etage, samen met onder meer [verdachte 1] en [verdachte 2] . Ook [slachtoffer 1] woonde daar, [37] en [betrokkene 10] . [38] [verdachte 1] en [verdachte 2] verbleven altijd bij haar in de woning aan de [adres 2] . Slechts een paar maanden verbleven zij in Hongarije en verbleef [slachtoffer 4] alleen in Nederland. [39] De meisjes waren achter het raam in de Doubletstraat aan het werk, en
zijzaten thuis, zo verklaarde [slachtoffer 4] . [40]
De dag na aankomst is [slachtoffer 4] een cabine gaan huren. [verdachte 1] had dat bepaald. [slachtoffer 4] zelf had daar niets over te zeggen. Vanwege vermoeidheid wilde zij niet, maar ze deed het toch maar. [41] Ze moest naar de 25-eurostraat. [getuige 4] hielp haar om een plek te vinden. [getuige 4] deed dit in opdracht van [Medeverdachte 3] ( [Medeverdachte 3] ). [slachtoffer 4] moest iedere dag werken. [42] Zij werkte van zondag tot donderdag van 08:00 tot middernacht en op vrijdag en zaterdag van 08:00 tot 01:00 uur. [43] De [verdachte 2] bepaalden dit voor het grootste deel. Ze mocht van hen geen Hongaarse klanten binnenlaten en mocht ook niet zonder condoom werken. Tussentijds werd zij ook gebeld door [verdachte 1] of [verdachte 2] over haar verdiensten. Ze vroegen dan hoeveel klanten ze al gehad had. Het enige wat telde was het geld. Ze moest een minimumbedrag van € 350 per dag verdienen. Als ze minder verdiende werd door hen de reden daarvan gevraagd. Soms kwamen de jongens 's avonds de straat in of [verdachte 1] overdag. [slachtoffer 4] denkt dat dit was om te zien wat zij aan het doen was. [44] Zij heeft verder verklaard dat in de periode dat zij voor [verdachte 1] en [verdachte 2] werkte, zij elke dag door hen gebeld werd. ‘Hoe gaat het, hoe sta je er voor, wat ben je aan het doen, wat heb je al verdiend?’, zo verklaarde [slachtoffer 4] . [45] Ze bleven maar bellen hoeveel klanten zij had gehad. [46] Ze zeiden ook dat zij best wel meer kon verdienen als zij zou willen. [47] Een paar keer werd ze tot aan de straat door hun weggebracht met de auto. [48]
[slachtoffer 4] moest haar geld aan hen afstaan. [49] De afspraak was 50/50 maar [slachtoffer 4] gaf alles, zodat de [verdachte 2] dat zouden bewaren; er werd tegen haar gezegd: ‘laat het geld bij ons, dat is 100% veilig’. Haar geld werd voor haar bewaard, maar als ze ernaar vroeg werd gezegd dat er ook nog huur, drinken en avondeten moest worden betaald. Zij gaf al haar geld af. Zij verklaarde dat zij het geld aan [verdachte 2] heeft gegeven. Dat gebeurde in Den Haag. Soms was [verdachte 1] daarbij aanwezig. Het geld is nooit teruggekomen. Toen zij bij de [verdachte 2] wegging, bleef haar geld bij hen achter. [50] [51] [52] Al haar geld is afgepakt door [verdachte 2] en [verdachte 1] . [53] [slachtoffer 4] heeft nooit geweigerd om haar geld af te geven. Het was de afspraak.
“Ik was bang en sprak de taal amper, als ze mij in elkaar zouden slaan”.
“Ik was bang dat ik in elkaar zou worden geslagen of dat zij mij ergens achter zouden laten”. [54] [slachtoffer 4] heeft verklaarddat zij bang is voor [verdachte 2] en [verdachte 1] [55] en verder dat zij dat zij bang was voor de consequenties als zij aangifte zou doen.
“Het waren mensen die in de gevangenis hadden gezeten. Ik heb verder niemand, geen ouders, ik ben helemaal in mijn eentje. Zij kunnen juist wel mensen kennen –vanwege hun criminele achtergrond, dat ze dus gezeten hebben. Ik was bang dat zij iemand op mij afstuurden in het geval dat ik aangifte zou doen of belastend over hen zou verklaren”, aldus [slachtoffer 4] . [56] [slachtoffer 4] herkent [verdachte 1] en [verdachte 2] uit het fotoboek. [57]
Getuigen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij van 28 oktober 2011 tot 13 november 2011 in Den Haag heeft gewerkt in de prostitutie. [58] Zij verklaarde dat [slachtoffer 4] ook in de Doubletstraat werkte, maar dan voor “ [verdachte 1] ” en [betrokkene 6] . [verdachte 1] noemde zich ook [verdachte 1] . Zij heeft in het fotoboek de foto nr 27 [slachtoffer 4] herkend, en verder de man op foto 5 ( [verdachte 2] ) als de man die zij [betrokkene 6] noemt. Zij benoemt hem als de man van [verdachte 1] . Dit waren de pooiers van [slachtoffer 4] aldus getuige. De vrouw op foto 6 ( [verdachte 1] ) herkent zij als “ [verdachte 1] ”. Dit was volgens getuige degene die [slachtoffer 4] hielp. Ze was haar pooier. [59]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat het eerste meisje dat voor “de [slachtoffer 9] ” ( [verdachte 2] ) en de anderen werkte [slachtoffer 4] was. [60]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] , toen zij voor het eerst naar Nederland kwam, ging met de [slachtoffer 9] en de anderen. Ze geeft aan dat de [slachtoffer 9] de man van [verdachte 1] [verdachte 2] / [verdachte 1] is, en herkent op foto 5 (zijnde [verdachte 2] ) als ‘de [slachtoffer 9] ’. [61]
Getuige [betrokkene 10] heeft verklaard dat zij op 3 september 2011 naar Nederland toe gegaan met [medeverdachte] [verdachte 1] . Zij heeft verder dat zij met anderen gezamenlijk een huis huurden. [betrokkene 10] herkent uit het fotoboek het pand aan de [adres 2] . Er waren twee huizen waarvan er één door [verdachte 1] werd bewoond. “ [verdachte 1] was van [slachtoffer 7 hoortbij 8] ”. Getuige heeft op foto 27 [slachtoffer 4] herkend, op foto 6 [verdachte 1] en op foto 5 [verdachte 2] als [betrokkene 6] . [slachtoffer 4] heeft voor hem gewerkt, vermeldde getuige daarbij. [62] Elk meisje hoorde bij een bepaalde vrouw. En degene met wie je was, bepaalde eigenlijk de werktijden en daar kon je ook terecht met problemen of geldzaken, aldus [betrokkene 10] . [63]
Getuige [slachtoffer 3] heeft op foto 27 uit het fotoboek [slachtoffer 4] herkend. Zij heeft jarenlang voor [verdachte 1] en [betrokkene 6] gewerkt, aldus [slachtoffer 3] . [64]
Getuige [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij in maart 2012 in Mohacs, Hongarije, gesproken heeft met [verdachte 2] en [verdachte 1] over werkzaamheden in de prostitutie in Nederland. Daarbij is een 50-50 verdeling afgesproken. Zij is op 15 april 2012 naar Nederland gekomen. Zij kwam naar Nederland met twee auto’s, met nog vier andere meisjes, waaronder [slachtoffer 4] . Eén van de auto’s was van [betrokkene 6] en [verdachte 1] . In Nederland heeft zij in een woning gewoond met, onder meer, [verdachte 2] en [verdachte 1] . [slachtoffer 4] verbleef daar ook. Bij aankomst hadden [verdachte 2] en [verdachte 1] de woning al ingericht. [65] Zij heeft maar in één woning gewoond met hen. [66] [slachtoffer 5] heeft [slachtoffer 4] eveneens op foto 27 herkend. Zij gaf daarbij aan:
“dat is [slachtoffer 8] . Zij werkte voor [betrokkene 6] en [verdachte 1] , al jaren.”. [67]
Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat zij in Nederland in de prostitutie had gewerkt. Zij had via facebook [verdachte 2] leren kennen. Later leerde zij ook [verdachte 1] kennen. Zij hebben toen een afspraak gemaakt om in Mohacs te praten over het werk. Zij ontmoette [verdachte 2] en [verdachte 1] in hun woning in Mohacs. Zij wisten plaatsten waar je goed geld kon verdienen, aldus [getuige 8] . De voorwaarde was dat zij 50% van haar geld aan hen zou geven. [getuige 8] vond dit goed. Ze werd met een auto naar Nederland gebracht. De andere meisjes waren daar al, zo verklaarde getuige. Vervolgens heeft zij minstens een jaar voor [verdachte 2] en [verdachte 1] gewerkt. Zij verklaart verder dat de andere meisjes, [slachtoffer 8] en nog een meisje op dezelfde manier werkten. Ze hadden genoeg vrouwen, zo verklaarde [getuige 8] . De meisjes werden meestal weer opgehaald van hun werkplek door [verdachte 2] en [verdachte 1] , soms gingen ze met de taxi terug. [68] [getuige 8] herkent uit het fotoboek foto 27 ( [slachtoffer 4] ) als de [slachtoffer 8] waarover zij verklaarde. [69]
Ter zitting heeft [verdachte 1] verklaard dat zij [slachtoffer 4] in Hongarije heeft leren kennen. [slachtoffer 4] wilde in Nederland als prostituee werken. [verdachte 1] heeft verklaard dat haar man, [verdachte 2] , vervolgens met [slachtoffer 4] heeft gesproken. [verdachte 1] zat met [slachtoffer 4] in de auto toen zij vervoerd werd naar Nederland. [70]
Bevindingen
Uit de ontvangen gevorderde huuradministratie van de Doubletstraat is gebleken dat [slachtoffer 8] [slachtoffer 4] werkruimte in de Doubletstraat heeft gehuurd op 2 en 3 juli 2011, 6 tot en met 10 juli 2011, 12 tot en met 21 mei 2012, 23 tot en met 28 mei 2012, 30 en 31 mei 2012, 1 en 2 juni 2012, 4 tot en met 29 juni 2012, 1 tot en met 4 juli 2012, 6 tot en met 14 juli 2012, op 29 december 2012 en op 12 tot en met 14 januari 2013, 16 tot en met 31 januari 2013, 1 en 2 februari 2013 en 5 en 6 februari 2013. [71]
Op 1 juni 2011 wordt [slachtoffer 8] [slachtoffer 4] voor het eerst gecontroleerd in het prostitutiepand in de Geleenstraat 110. Hierna wordt zij in 2012 nog driemaal gecontroleerd in de Doubletstraat 18. [72]
Conclusie
De verklaring van [slachtoffer 4] , waar deze ziet op de rol van [verdachte 2] en [verdachte 1] bij haar werk als prostituee in Nederland, vindt voldoende verankering in andere bewijsmiddelen. Haar verklaring wordt op relevante onderdelen met name ondersteund door de verklaringen van andere getuigen. Uit deze bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 4] , een jonge Hongaarse vrouw, in Hongarije werd benaderd reeds op een moment dat zij zich in een kwetsbare positie bevond (zij had net los kunnen komen van de [betrokkene 9] , haar voormalige pooiers). Vervolgens werd de afspraak gemaakt dat [slachtoffer 4] in Nederland in de prostitutie zou gaan werken en de helft van haar verdiensten zou afdragen. Vervolgens is zij door de [verdachte 2] meegenomen naar Nederland en bij hen gaan wonen. Eenmaal in Nederland verkeerde [slachtoffer 4] (eveneens) in een kwetsbare en ten opzichte van de [verdachte 2] afhankelijke positie. Zij sprak de taal niet, had zelf geen huisvesting geregeld en had geen geld. Deze omstandigheden hebben [verdachte 2] en [verdachte 1] aangegrepen om [slachtoffer 4] te laten werken in de prostitutie, teneinde daaraan te verdienen. Dit zonder daar een reëele tegenprestatie tegenover te stellen.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte 2] en [verdachte 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 4] hebben gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven en meegenomen om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 4] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 4] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 4] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 4 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte 2] en [verdachte 1] hebben dit feit in tezamen en in vereniging gepleegd.
4.9
Feit 7 ( [slachtoffer 6] )
Verklaringen [slachtoffer 9]
heeft bij de politie verklaard [73] dat zij is opgegroeid in Mohács, Hongarije. Haar ouders zijn al heel lang gescheiden en haar vader is ziek en woont in een tehuis. Haar moeder had geen werk en er waren financiële problemen. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 6] [verdachte 1] en de haren tegen en zij hebben haar overgehaald om naar het buitenland te gaan. [slachtoffer 6] dacht dat het goed uit zou pakken, ze deden het namelijk voorkomen alsof zij daar heel goed zou kunnen verdienen. [slachtoffer 6] wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Het is niet zo dat je dit werk als wens hebt, maar ze ging er mee akkoord omdat zij geen betere vooruitzichten had, aldus [slachtoffer 6] . Zij was toen achttien jaar.
[verdachte 2] en [verdachte 1] wisten wat voor leven [slachtoffer 6] leidde, dat zij in slechte financiële omstandigheden verkeerde, omdat zij haar kenden. De oma van [slachtoffer 6] woonde bij hen in de buurt en ze vroegen aan haar om langs te komen. Ze vertelden hoe goed het wel niet was in het buitenland en dat het geld dat je daar kunt verdienen zo goed is. Ze spoorden haar aan om het te proberen. [74]
[slachtoffer 6] heeft voorts verklaard dat zij een paar dagen nadat zij door [verdachte 1] en de haren was benaderd, vanuit Hongarije naar Nederland is vertrokken. Zij denkt dat dit in de zomer van 2012 is geweest. Ze ging samen met [verdachte 1] en de haren in de auto van [verdachte 2] . Er werd om geld gevraagd voor de reis. Er waren ook twee andere meisjes bij, [getuige 8] en [getuige 6] . Deze meisjes waren ook meegenomen en allemaal zaten ze in dezelfde auto. Ze woonden met z’n allen in de [adres 3] . De dag nadat zij in Nederland aan is gekomen is [slachtoffer 6] aan het werk gegaan in de ‘25-eurostraat’. Hier heeft zij een paar dagen gewerkt, maar na een controle van de politie kreeg zij een negatief werkadvies. [75] [verdachte 1] en de haren hebben haar geholpen met het leren van de woorden die zij nodig had voor haar werk. [76]
[verdachte 1] en [verdachte 2] waren degenen die bepaalden dat [slachtoffer 6] in de ’25 euro-straat’ ging werken. Ze begonnen om 9 uur ’s ochtends en waren dan rond middernacht klaar. Van het geld dat [slachtoffer 6] had verdiend, moest zij de helft aan [verdachte 1] [verdachte 2] afgeven. De huur die zij moest betalen kwam daar nog bovenop. Zij gaf het geld zowel aan [verdachte 1] als aan [verdachte 2] . Het hing er maar net van af wie er in de buurt was, maar op zich maakte het niet uit, want ze waren een stel. De andere meisjes moesten ook betalen. De huur van de cabine en de taxikosten voor de terugreis betaalden zij ook allemaal zelf. Ze verdiende € 500,-- per dag. De eerste dag hebben [verdachte 1] en [verdachte 2] zaken als glijmiddel en condooms gekocht omdat [slachtoffer 6] geen geld had. Dit geld heeft zij helemaal aan hen terugbetaald. Daarna kocht ze de condooms zelf. [77] [slachtoffer 6] had geen problemen met de plek waar ze werkte, zij vond het alleen niet fijn dat zij zoveel geld af moest geven. [78]
[verdachte 1] stond onder de naam ‘ [verdachte 1] ’ in de telefoon van [slachtoffer 6] , dat was afgesproken. [79] Ook was met [verdachte 1] afgesproken wat er gezegd moest worden als de politie kwam, alleen heeft dat bij [slachtoffer 6] niet goed uitgepakt. [80] Toen [slachtoffer 6] een negatief werkadvies kreeg, is zij direct terug gegaan naar Hongarije. [verdachte 1] en de haren hebben haar naar huis gebracht. De kosten van de reis is zij hen nog verschuldigd. [81]
[slachtoffer 6] heeft de man op foto 5 aangewezen als [betrokkene 6] danwel [betrokkene 6] (de [slachtoffer 9] ) [verdachte 1] en de vrouw op foto 6 heeft zij herkend als [verdachte 1] , de partner van [betrokkene 6] . [82]
Ook bij de rechter-commissaris [83] heeft [slachtoffer 6] verklaard dat zij met [verdachte 1] , [verdachte 2] en twee andere meisjes in de auto naar Nederland is gekomen en dat [verdachte 1] en [verdachte 2] de reis hebben betaald. [84] Zij hebben haar naar de woning gebracht en [verdachte 1] heeft haar naar de straat gebracht, waar zij heeft laten zien bij wie de meisjes zich moesten melden en ook heeft zij de cabine betaald. [85] Nadat de politie bij [slachtoffer 6] langs was geweest in de straat, werd zij opgehaald door [verdachte 1] en [verdachte 2] . Beiden verbleven ook in de woning waar [slachtoffer 6] verbleef. [86] Ook heeft [slachtoffer 6] verklaard op de vraag waarom zij het geld dat zij zelf had verdiend, af zou geven aan [verdachte 1] en de haren dat zij jong was en geen andere uitzichten had. Ze kende verder geen mensen in Nederland. [87]
[verdachte 1] had gezegd dat zij haar in haar telefoon moest opslaan als ‘anya’, [verdachte 1] . Dat moest zodat [verdachte 1] en [verdachte 2] niet door de mand zouden vallen bij de politie. [88]
Verklaringen [getuige 6]
heeft bij de politie [89] verklaard dat het meisje op foto 60 in Nederland bij “de [betrokkene 6] ’s” heeft gewerkt. Hij, de [slachtoffer 9] , is de partner van [verdachte 1] . [90] [slachtoffer 6] werkte voor de man op foto 5, [betrokkene 6] . Er werkten 4 of 5 meisjes voor hem. [verdachte 1] , de vrouw op foto 6, woont samen met [betrokkene 6] . Zij maande [getuige 6] aan om de meisjes niet op te hitsen toen zij tegen hen zei dat zij voor zichzelf moesten gaan werken. [91]
[getuige 6] is ook bij de rechter-commissaris gehoord. [92] Zij heeft verklaard dat [slachtoffer 6] op 50/50 basis voor “de [betrokkene 6] ’s” werkte in Nederland. Dat betekende dat het geld dat zij verdiende werd gehalveerd en van het geld dat zij dan overhield moest zij de cabine betalen. Zij gaf het geld uiteindelijk aan [betrokkene 6] ; [getuige 6] heeft dat één keer zelf gezien. Voorts heeft [getuige 6] , gevraagd naar de betrokkenheid van [verdachte 1] , verklaard dat als je een vrouw aan het lijntje wilt houden of wilt misleiden, je daar een andere vrouw voor nodig hebt die dan het moederlijke gevoel wekt bij het meisje. In Hongarije kocht [verdachte 1] kleren voor [slachtoffer 6] en [getuige 6] , mochten zij bij haar slapen, werden ze meegenomen naar de nagelstudio en mochten zij hun haar laten knippen. [getuige 6] kreeg alles wat zij wilde en zij droegen haar op handen, om haar aan het lijntje te houden. [93]
Onderzoek Unit Commerciële Zeden
Op woensdag 15 augustus 2012 werd door een beheerder van een van de seksinrichtingen van de Doubletstraat te Den Haag verzocht om een controle door de politie van een meisje dat werkzaam bij haar was. Het bleek te gaan om [slachtoffer 9] . [slachtoffer 6] heeft tijdens deze controle verklaard dat zij op de [adres 3] in Den Haag woonde en dat zij de zondag ervoor was aangekomen in Den Haag. De politie heeft de telefoon van [slachtoffer 6] , welke sinds 12 augustus 2012 in gebruik is, bekeken en zag daarin, een contactpersoon ‘ [verdachte 1] ’ staan. Naast ‘ [verdachte 1] ’ stonden er één ander contact in deze telefoon. [slachtoffer 6] heeft het nummer van ‘ [verdachte 1] ’ meerdere malen gebeld en andersom heeft ‘ [verdachte 1] ’ ook veel ingebeld. Zo ook tijdens de controle. Nadat [slachtoffer 6] tegen ‘ [verdachte 1] ’ had gezegd dat zij niet kon praten omdat de politie er was, en weer ophing, verklaarde [slachtoffer 6] dat haar moeder in Hongarije zat en dat de persoon die zojuist belde “ [verdachte 1] ” was. [slachtoffer 6] kon tijdens de controle niet vertellen in welke stad zij zich bevond, sprak de Nederlandse taal niet en ook had zij geen huissleutels en geen portemonnee.
De politie heeft ook gesproken met [getuige 6] , met wie [slachtoffer 6] naar Nederland zou zijn gekomen. Ook zij heeft een ‘ [verdachte 1] ’ in haar telefoon (en daarnaast slechts twee andere contacten, waaronder ‘ [betrokkene 6] ’) en ook zij heeft geen huissleutel.
Later die dag werd de politie aangesproken in de Doubletstraat door een daar werkzame prostitutuee, die verklaarde dat beide bovengenoemde dames een pooier hebben. Naar aanleiding van deze controle hebben beide dames een negatief werkadvies gekregen. [94]
Conclusie
[slachtoffer 9] is door [verdachte 1] en de haren geworven om te gaan werken in de prostitutie in Nederland. Zij was toen achttien jaar oud. Haar ouders waren gescheiden en haar vader was ziek. Met de auto van [betrokkene 6] werd [slachtoffer 6] (met anderen) door [verdachte 1] en ‘ [betrokkene 6] ’ naar Nederland vervoerd. Zij woonden vervolgens met z’n allen aan de [adres 3] . [verdachte 1] en de hare hebben haar vervolgens geholpen om aan het werk te gaan in de Doubletstraat. [verdachte 1] heeft haar naar de straat gebracht en heeft ook de cabine betaald. [verdachte 1] en [verdachte 2] waren het ook die bepaalden dat zij in de € 25 straat ging werken. Ook was [slachtoffer 6] geïnstrueerd over wat zij moest zeggen indien zij gecontroleerd zou worden. [slachtoffer 6] moest de helft van haar verdiensten afstaan aan [verdachte 1] en [betrokkene 6] . In zoverre wordt de verklaring van [slachtoffer 6] ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 9] bevond zich in Nederland in een (financieel) afhankelijke positie van de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] bevond. Zij was een jonge, kwetsbare vrouw die alleen in een voor haar vreemd land verbleef, niet over voldoende financiële middelen beschikte, geen woonruimte had toen zij aankwam, bij controle niet wist in welke stad zij verbleef, niet beschikte over haar huissleutels, de Nederlandse taal niet sprak en hier in Nederland ‘verder niemand kende’; zij had in haar telefoon maar 1 contact en dat was [verdachte 1] . In Hongarije werd [slachtoffer 6] ‘goed’ behandeld, in de zin dat zij werd ‘bemoederd’ (aldus [getuige 6] ; en [verdachte 1] stond ook als ‘ [verdachte 1] ’ in de telefoon van [slachtoffer 6] ). Eenmaal in Nederland, werd dat anders. [verdachte 2] en [verdachte 1] hebben de voor [slachtoffer 6] problematische omstandigheden aangegrepen om haar in de prostitutie te laten werken, teneinde daaraan te verdienen. [slachtoffer 6] moest een groot deel van haar verdiensten afstaan, waardoor zij verder geïsoleerd raakte. [verdachte 2] en [verdachte 1] verrichtten daarvoor geen reële tegenprestatie. Ondertussen werd zij door hen gecontroleerd.
Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat [verdachte 2] en [verdachte 1] door dwang en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer 6] hebben gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1). Bovendien kan worden bewezen dat zij haar hebben aangeworven en meegenomen om haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3). Voorts kan worden bewezen dat zij [slachtoffer 6] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen hebben ondernomen waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat zij zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die arbeid of diensten (sub 4). Voorts kan worden bewezen dat verdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 6] (sub 6). Ten slotte kan worden bewezen dat verdachten [slachtoffer 6] hebben bewogen hen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen te bevoordelen (sub 9). Feit 7 zal dienovereenkomstig bewezen worden verklaard. [verdachte 2] en [verdachte 1] hebben dit feit in tezamen en in vereniging gepleegd.
4.8
Criminele organisatie (feit 5) [95]
Algemeen
Aan de verdachte is, net als aan haar medeverdachten [96] ten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Volgens de tenlastelegging bestond de organisatie onder andere uit de verdachte en haar medeverdachten en had deze het oogmerk om misdrijven - mensenhandel en witwassen - te plegen.
Een criminele organisatie - in de zin van artikel 140 Sr - is een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Niet vereist is dat men moet hebben samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, een bepaalde gezamenlijke werkwijze, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een criminele organisatie indien de betrokkene tot de organisatie behoort en een aandeel heeft in (dan wel ondersteunt:) gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. De deelnemer dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, dat hij aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen, of dat hij van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Dit betekent dat een verdachte ook een strafbare rol in een criminele organisatie kan hebben gespeeld ten aanzien van feiten waarvan hij of zij is vrijgesproken.
Apus-dossier
Uit hetgeen in dit vonnis is overwogen, volgt dat de verdachte zich binnen de onder feit 5 ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel. Het Apus-dossier omvat evenwel aanzienlijk meer zaaksdossiers mensenhandel dan de zaaksdossiers waarin ten laste van de verdachte een bewezenverklaring van mensenhandel volgt (in totaal omvat het Apus-onderzoek 21 zaaksdossiers mensenhandel). In een groot aantal van die andere zaaksdossiers komt de rechtbank bij vonnissen van heden tot de slotsom dat sprake is van het (mede)plegen van mensenhandel door één of meerdere medeverdachten.
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat de verdachte en/of zijn medeverdachten in voormelde periode allen in één of meerdere gevallen betrokken zijn geweest bij de werving, het vervoer, de huisvesting, de tewerkstelling en/of controle van Hongaarse vrouwen, steeds met het doel hen te laten werken in de raamprostitutie in Den Haag, en daaraan geld te verdienen. Het gaat in vrijwel alle gevallen om zeer jonge vrouwen, veelal uit (de omgeving van) Mohács, die in sociaal en/of financieel problematische omstandigheden verkeerden en onder die omstandigheden, aangespoord door een van de verdachten, besloten in de prostitutie te gaan werken om daarmee goed te verdienen. In de praktijk werden de vrouwen evenwel door de verdachte en/of zijn medeverdachten uitgebuit. De verdachten, op [medeverdachte] [verdachte 1] en [verdachte 3] na, hadden zelf geen werk hier in Nederland en leefden van het geld dat door de door hen tewerkgestelde vrouwen werd verdiend en aan hen werd afgedragen, zonder dat hier een reële tegenprestatie tegenover stond. [verdachte 3] , en tijdelijk ook [medeverdachte] [verdachte 1] , werkte zelf in de raamprostitutie in dezelfde straat als waar de vrouwen tewerk werden gesteld en konden op die manier hen controleren.
Structuur
Voorheen werd bij een criminele organisatie vooral gedacht aan een organisatie met een hiërarchische structuur. Het besef is gegroeid dat georganiseerde criminaliteit tegenwoordig veeleer bestaat uit een crimineel netwerk, bestaand uit diverse cellen. Iedere cel bestaat op zijn beurt uit een kleine groep. De cellen werken op zich voor zichzelf, maar werken tegelijkertijd onderling flexibel met elkaar samen, ondersteunen elkaar waar nodig en zorgen ook voor vervanging als dat nodig is. Criminele samenwerkingsverbanden worden meestal gevormd door sociale relaties, zoals familie- en vriendschapsbanden en komen regelmatig ook uit hetzelfde herkomstland. Zo ook bij de verdachten binnen het onderzoek Apus. De kernleden van de organisatie bestaan uit vier zussen ( [betrokkene 12] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte] [verdachte 1] en [verdachte 1] ), een broer ( [medeverdachte 1] ) en - op een uitzondering na, te weten [medeverdachte 5] die weduwe is - hun levenspartners ( [Medeverdachte 3] , respectievelijk [Medeverdachte 2] , [verdachte 2] en [verdachte 3] ). Iedere cel bestaat uit een koppel: [Medeverdachte 3] is gehuwd met [betrokkene 12] , [Medeverdachte 2] is de levenspartner van [medeverdachte] [verdachte 1] , [verdachte 2] van [verdachte 1] , [verdachte 3] van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] is zoals gezegd alleen. De kernleden woonden voordien allemaal in Mohács, Hongarije. Naast deze kernleden zijn er naar het oordeel van de rechtbank nog anderen die op hun manier een bijdrage aan de organisatie hebben gegeven, maar zij worden op dit moment (nog) niet vervolgd. De rechtbank noemt in dit verband de namen van ‘ [betrokkene 16] ’ (een vaste chauffeur die dames van Hongarije per auto naar Nederland vervoerde), [betrokkene 17] (iemand die met meerdere dames in contact is getreden als tussenpersoon bij het werven) en [betrokkene 18] (idem dito het aanleveren van meisjes). De organisatie is dan ook zeker niet compleet te noemen met slechts deze verdachten.
In een groot aantal zaaksdossiers hebben de verdachten binnen de netwerkcel als ‘stel’ c.q. ‘koppel’, namelijk steeds in nauwe en bewuste samenwerking met hun partner, de vrouwen uitgebuit:
  • [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] : [slachtoffer 10] , [getuige 4] en [slachtoffer 10] ;
  • [verdachte 2] en [verdachte 1] : [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] ;
  • [Medeverdachte 2] en [medeverdachte] [verdachte 1] : [getuige 7] en [getuige 4] ;
  • [medeverdachte 1] en [verdachte 3] : [slachtoffer 10] .
Enige uitzondering op het voorgaande is [medeverdachte 5] , die - voor zover hier relevant - niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander handelde.
(Familie)band
Zoals gezegd behoren de verdachten tot dezelfde familie; zij zijn (schoon)broers en (schoon)zusters. De verdachten zelf beweren steeds dat hun onderlinge band helemaal niet zo goed is. [betrokkene 12] zou altijd zijn achtergesteld ten opzichte van haar broer en zussen, [Medeverdachte 3] zou zelfs zijn naam hebben gewijzigd omdat hij ten opzichte van de familie [verdachte 1] van een minderwaardige Roma-stam zou komen, de relatie tussen [medeverdachte] [verdachte 1] en [verdachte 1] zou tot het vriespunt zijn gedaald, omdat de huidige partner van [verdachte 1] voorheen de partner was van [medeverdachte] [verdachte 1] , [verdachte 1] zou zelfs daarom door haar moeder zijn verstoten, [Medeverdachte 2] moest al vrij snel nadat hij een relatie kreeg met [medeverdachte] [verdachte 1] een langdurige gevangenisstraf in Hongarije uitzitten. Zij zouden onderling nauwelijks contact met elkaar hebben gehad.
De verklaringen van de verdachten met betrekking tot hun slechte familiaire betrekkingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig. Juist al deze familieleden komen bij justitie (in hetzelfde onderzoek) in beeld op verdenking van mensenhandel. Zij worden er stuk voor stuk van verdacht betrokken te zijn bij het tewerkstellen van overwegend jonge Hongaarse vrouwen in de raamprostitutie in voornamelijk de Doubletstraat te Den Haag in Nederland. Het is ongeloofwaardig dat de naar eigen zeggen getroebleerde familieleden elkaar, duizenden kilometers van huis dan ‘toevallig’ in dezelfde stad tegen zouden zijn gekomen. Deze verklaringen stroken ook in het geheel niet met de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen. Uit een groot aantal feiten en omstandigheden uit het Apus-dossier blijkt namelijk dat er tussen hen ook daadwerkelijk een (familie)band was, in de zin dat de verdachten bij elkaar verbleven en/of contact hadden. Zo hebben [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] , en [verdachte 2] en [verdachte 1] , tegelijkertijd op verschillende etages van hetzelfde pand [97] gewoond, te weten op de adressen [adres 2] respectievelijk [adres 3] te Den Haag. [98] Op laatst vermeld adres hebben tegelijkertijd ook [medeverdachte 5] en [medeverdachte] [verdachte 1] verbleven. [99] [verdachte 2] en [medeverdachte] [verdachte 1] zijn samen met [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] op het adres [adres 2] gezien. [100] Ook [medeverdachte 1] is samen met [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] op het adres [adres 2] gezien. [101] Voorts zijn bij een controle op de luchthaven Eindhoven [verdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 3] samen gezien [102] ; ook [medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] zijn bij een dergelijke controle samen gezien. [103] Dat de verdachten op persoonlijk vlak contact en in elkaars persoonlijk leven interfereerden blijkt onder meer uit een tapgesprek van 18 augustus 2014, waarin [medeverdachte 1] met [verdachte 1] belt over haar zoon [betrokkene 20] die door hun beider moeder was opgevangen. [104] Verder blijkt uit het dossier dat er in de onderhavige periode telefonische contacten zijn tussen (de telefoons van) [Medeverdachte 3] en [verdachte 2] / [verdachte 1] [105] en tussen (de telefoons van) [Medeverdachte 3] en [medeverdachte] [verdachte 1] . [106] Ook is gebleken dat [medeverdachte 1] telefonisch contact onderhield met [betrokkene 12] , [medeverdachte] [verdachte 1] en [Medeverdachte 3] . [107] De rechtbank wijst (bij wijze van voorbeeld) nog met name op een gesprek van 8 maart 2014 tussen [Medeverdachte 3] en [Medeverdachte 2] , waarin laatstgenoemde vertelt dat [getuige 7] een klacht over [betrokkene 18] bij de politie heeft ingediend en dat hij blij is dat zij van hem is weggegaan. [108]
Duurzaamheid
Juist de familieband werkt als cement voor de organisatie en bestendigt het voortbestaan van de organisatie. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat toen het na het negatieve werkadvies van Bardi in Nederland fout dreigde te gaan, zes van de negen verdachten ineens actief werden in België; voor welke periode de Belgische rechter ook het bestaan van een criminele organisatie heeft bewezenverklaard ten aanzien van de verdachten [medeverdachte] [verdachte 1] , [Medeverdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 2] , maar waar ook [Medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] overduidelijk aanwezig waren. De in Nederland bestaande organisatie ging geruisloos over naar België, waarbij [medeverdachte 1] en [verdachte 3] nog steeds in Nederland bleven maar toch hun steentje bijdroegen (waarover later meer) en [betrokkene 12] in Hongarije verbleef. De organisatie kreeg in België weer andere netwerkcellen erbij, maar de Belgische rechter heeft aan [medeverdachte] [verdachte 1] , [Medeverdachte 2] , [verdachte 1] en [verdachte 2] in ieder geval een hoofdrol toegedicht.
Werkwijze
Uit de zaaksdossiers komt naar voren dat door de verdachten (al dan niet als ‘stel’) op verschillende punten dezelfde werkwijze werd toegepast. Zo is het in vrijwel alle zaaksdossiers zo, dat door de verdachten (al dan niet op hun initiatief en al dan niet door tussenkomst van een met de verdachten bevriende tussenpersoon) in Hongarije contact werd gelegd met jonge vrouwen. De vrouwen verkeerden nagenoeg allemaal in een slechte financiële positie. Een deel daarvan was al jong moeder geworden en droeg zodoende niet alleen de zorg voor zichzelf, maar ook voor hun jonge kind. Ook zaten er vrouwen bij die juist hun ouders uit de financiële misère wilden helpen, of die uit gebroken gezinnen kwamen of al vanaf jonge leeftijd op slechte voet met hun ouders leefden. Deze vrouwen werd - al dan niet met voorbeelden van vrouwen die dat al deden - verteld hoeveel geld er te verdienen viel met prostitutie in Nederland. Ook bestaan er de voorbeelden van vrouwen ( [slachtoffer 4] , [getuige 4] ) die inmiddels niet beter wisten dan geld te verdienen met prostitutie en die na jarenlang de helft van hun verdiensten te hebben moeten afstaan, blij waren ‘met de deal’ nu slechts € 100 per dag aan verdachten ( [Medeverdachte 2] en [medeverdachte] [verdachte 1] ) te moeten afdragen; iets dat moest om überhaupt ‘toegang tot de straat’ te hebben. De vrouwen ‘wilden’ uiteindelijk in het buitenland in de prostitutie werken, opdat zij er financieel beter van zouden worden. Vervolgens werden financiële afspraken met deze vrouwen gemaakt die er in een groot aantal gevallen op neer kwamen dat de vrouwen de helft van hun verdiensten [109] of een vast bedrag per dag zouden moeten afstaan. De vrouwen werden door of met (financiële) hulp van de verdachten vanuit Hongarije naar Nederland vervoerd. De kosten van vervoer dienden (evenals andere onkosten) vervolgens door de vrouwen aan de verdachten te worden terugbetaald uit hun verdiensten van hun prostitutiewerk. Eenmaal in Nederland werden de vrouwen ondergebracht op een adres waar ook de verdachten woonden en bleek er geregeld sprake te zijn van een grotere ‘schuld’ die moest worden terugbetaald. In een groot aantal gevallen werden de vrouwen ondergebracht in het pand [adres 3] / [adres 2] Den Haag, een pand dat kennelijk door de verdachten werd gebruikt als ‘uitvalsbasis’ in Nederland ten behoeve van de prostitutie van de vrouwen. Na aankomst in Nederland werden de vrouwen (al dan niet met behulp van een ‘ervaren’ prostituee zoals [getuige 4] ) veelal op de dag na aankomst naar de prostitutiestraat gebracht. Zij kregen van de verdachten een telefoon mee, waarmee zij niet konden bellen, maar waarop zij slechts gebeld konden worden en waarop zij steeds door hen gebeld werden teneinde te controleren of zij wel genoeg verdienden, dan wel om hen aan te sporen om meer te verdienen. [110] De vrouwen gaven hun verdiensten uit de prostitutie af aan de verdachten en zagen daar in een groot aantal gevallen niets van terug.
In elk zaaksdossier is te zien dat sprake is van exclusiviteit. De vrouwen werden nooit op hetzelfde moment door meerdere stellen tegelijk uitgebuit. Door verschillende getuigen wordt ook verklaard dat vrouwen bij ‘de [Medeverdachte 3] ’s’, ‘de [Medeverdachte 2] ’s’ of de ‘ [verdachte 2] ’ hoorden. Daaraan ligt de kennelijke afspraak ten grondslag dat de verdachten zich in beginsel niet met ‘elkaars’ vrouwen bemoeiden als ‘baas’. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris: [111]
[betrokkene 21][ [slachtoffer 1] ]
hoorde bij [betrokkene 22] . Zij waren samen. [betrokkene 21] werkte voor [betrokkene 22] , daarom regelde zij hun zaken samen, buiten onze aanwezigheid. Ik regelde mijn zaken met [verdachte 1] ook niet in aanwezigheid van een ander.(…)
We hebben daarover gesproken met [verdachte 1] en haar man en zij zeiden dat het onze zaken waren en dat de zaken van [betrokkene 21] [betrokkene 22] aangaan.”en op de verklaring van [verdachte 3] [betrokkene 10] bij de politie: [112] “Elk meisje hoorde bij een bepaalde vrouw. En degene met wie je was bepaalde eigenlijk de werktijden en daar kon je ook terecht met problemen of geldzaken.”
Samenwerking
Uit verschillende feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachten ook buiten hun ‘koppel’ met elkaar (dan wel met andere koppels) samenwerkten of ondersteuning boden ten behoeve van de uitbuiting van de vrouwen. De rechtbank wijst in dit verband nog op de volgende voorbeelden:
- Uit de telefonische contacten zoals hiervoor vermeld onder het kopje ‘(Familie)band’ blijkt dat de verdachten onderling afstemden en (telefonisch) overleg hadden ten behoeve van hun activiteiten. Uit de telefonische contacten van [medeverdachte 1] in maart 2014 blijkt in het bijzonder dat hij bij afwezigheid van de medeverdachten die op dat moment in België waren opgepakt de ‘zorg’ op zich nam voor één van de vrouwen ( [betrokkene 23] ) die voor die medeverdachten werkte. [medeverdachte 1] stemde dit af met andere medeverdachten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verdachten klaarblijkelijk voor elkaar ‘insprongen’ indien er sprake was van een noodsituatie.
- Uit een OVC-gesprek van 1 augustus 2014 komt naar voren dat [medeverdachte 1] zich - op het moment dat de [Medeverdachte 2] ’s en de [verdachte 2] vastzaten - zich ook bezig hield met het ‘screenen’ van een door een vriend van hem aangedragen vrouw met het oog op een mogelijke tewerkstelling in Nederland. [113]
- [slachtoffer 10] en [betrokkene 24] hebben verklaard dat zij door [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] naar Nederland zijn vervoerd en dat [medeverdachte 1] en [verdachte 3] (die volgens [betrokkene 24] ook meisjes naar Nederland brachten), op dat moment in een andere auto met hen naar Nederland reden. [114] Die verklaringen worden ondersteund door de mutatie van 6 januari 2012 waaruit blijkt dat [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] - kennelijk kort na aankomst in Nederland - samen met [medeverdachte 1] op het adres [adres 2] te Den Haag zijn gezien. Klaarblijkelijk werd er door de verdachten samen gereisd.
- [slachtoffer 1] , die voor [medeverdachte 5] werkte, is na aankomst in Nederland door [verdachte 1] en [medeverdachte] [verdachte 1] opgehaald met een auto die werd bestuurd door [verdachte 2] . Hij is ook degene geweest die [slachtoffer 1] naar de prostitutiestraat heeft gebracht. [medeverdachte] [verdachte 1] heeft voor [slachtoffer 1] de kamer in de straat geregeld. [115]
- [betrokkene 10] , die ten behoeve van [medeverdachte] [verdachte 1] in Nederland zou gaan werken, werd in Eindhoven samen met [medeverdachte] [verdachte 1] opgehaald door [betrokkene 12] en [Medeverdachte 3] . [116]
- [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [verdachte 1] haar zus [medeverdachte 5] instrueerde over hoe zij met het voor haar werkende meisje ( [slachtoffer 1] ) moest omgaan, omdat zij anders weg zou kunnen lopen. [117]
- [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en [verdachte 3] het geld dat zij in 2010 dagelijks aan [Medeverdachte 3] moest afdragen voor hem meenamen naar Hongarije [118] en ook dat zij door [verdachte 3] gecontroleerd werd of zij wel genoeg verdiende [119]
- [getuige 4] heeft verklaard dat toen de Nederlandse politie naar haar was toegekomen, en haar was verteld dat zij een verklaring moest afleggen, zij dit aan de [Medeverdachte 2] ’s had verteld die haar vervolgens smeekten om geen verklaring af te leggen over [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] . Ze zouden [getuige 4] naar België brengen, daar een werkkamer regelen en vanaf dat moment zou zij vrij zijn. [120]
- Er werd een competitie tussen de verdachten gevoerd, kennelijk met het doel de opbrengsten van de vrouwen te verhogen. Zo heeft [betrokkene 10] verklaard dat [medeverdachte] [verdachte 1] enerzijds, en [Medeverdachte 3] en [betrokkene 12] anderzijds, [betrokkene 10] en [getuige 4] een ‘wedstrijd’ hebben laten voeren. [121] Dit wordt bevestigd door [getuige 4] die daarover verklaarde dat zij als een ‘wedstrijdpaard’ werd behandeld. [122] [getuige 5] heeft verklaard dat het leek alsof [Medeverdachte 3] een wedstrijd met [verdachte 2] deed wie het meest verdiende. [123]
- [getuige 7] heeft verklaard dat zij haar dagelijkse € 100 aan [medeverdachte 5] moest betalen op momenten dat [Medeverdachte 2] en [medeverdachte] [verdachte 1] niet in Nederland waren. [124] [medeverdachte 5] heeft via Western Union een bedrag van € 1600 gestuurd naar [Medeverdachte 2] . Het betrof de verdiensten van [getuige 7] die aan [Medeverdachte 2] dienden te worden afgedragen. [125]
- Uit tapgesprekken [126] en de verklaring van [slachtoffer 3] [127] daarover blijkt dat [verdachte 3] geld van [slachtoffer 3] dat bestemd was voor B. [verdachte 1] , die op dat moment in België verbleef, moest ophalen.
- [medeverdachte 5] heeft in deze periode eten gekookt voor de Hongaarse vrouwen die voor de organisatie in de prostitutiestraat werkten. De vrouwen konden deze maaltijden op de werkplek tegen betaling van haar afnemen en daar nuttigen [128] ; ook met het eten werd aldus zo min mogelijk tijdverlies geleden en dus verdiencapaciteit bespaard.
- De jonge vrouwen [slachtoffer 4] en [getuige 4] zijn nadat zij door het ene koppel (de [verdachte 2] respectievelijk de [Medeverdachte 3] ’s) waren uitgebuit waarbij zij 50% van hun verdiensten moesten afstaan, onder de vleugels van [Medeverdachte 2] gekomen waar zij ‘tot hun opluchting’
slechts€ 100 per dag moesten afdragen.
Conclusie: sprake van deelnemen aan een criminele organisatie?
Voorgaande feiten en omstandigheden laten het beeld zien van een familie die vanuit Hongarije in Den Haag is neergestreken met het kennelijke doel geld te verdienen met de uitbuiting van jonge vrouwen in de prostitutie. De verdachten, niet alleen door familiebanden maar ook in de praktijk met elkaar verbonden, opereerden als een samenwerkingsverband dat erop was gericht de verdachten zoveel mogelijk te laten verdienen met mensenhandel, om vervolgens van deze verdiensten te leven.
Zo werd gebruik gemaakt van een gezamenlijke ‘uitvalsbasis’ waar vrouwen werden gehuisvest en van waaruit vrouwen naar de prostitutiestraat konden worden gestuurd en er werd geopereerd in koppels die (kennelijk volgens afspraak) exclusief aan een vrouw waren verbonden. Door de verdachten werd op eenzelfde wijze tewerk gegaan, en op verschillende specifieke punten samengewerkt, overlegd en/of waar nodig ‘ingesprongen’.
De rechtbank realiseert zich dat verschillende van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden stammen uit een periode die niet is ten laste gelegd, of uit een periode ter zake waarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Dat kan echter niet wegnemen dat die feiten en omstandigheden relevant blijven voor de beoordeling van de activiteiten van de verdachten in de periode waarover door de rechtbank wél een bewijsbeslissing wordt genomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van mensenhandel en witwassen, dat verdachte behoorde tot die organisatie en een aandeel heeft gehad in gedragingen (of deze gedragingen ondersteunde) die strekten tot of rechtsreeks verband hielden met de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
Deelnemers aan de organisatie en hun rol daarin
De rechtbank acht bewezen dat aan de criminele organisatie in elk geval deel hebben genomen verdachte alsmede zijn medeverdachten. Zij hebben - behalve wat reeds volgt uit hetgeen ten laste van ieder van hen afzonderlijk bewezen is verklaard - op hoofdlijnen de volgende rol binnen de organisatie gehad:
[Medeverdachte 3]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[betrokkene 12]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[verdachte 2]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[verdachte 1]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[Medeverdachte 2]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
[medeverdachte] [verdachte 1]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
[medeverdachte 5]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen
  • koken tegen betaling
[medeverdachte 1]
  • werven
  • vervoeren
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen
[verdachte 3]
  • organiseren van huisvesting en tewerkstelling
  • controleren
  • verdiensten doorsluizen

5.De bewezenverklaring.

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
3. ZD [slachtoffer 3]
zij in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 12 maart 2014 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander ,
een ander te weten [slachtoffer 11] door dwang, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 11] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 11] heeft mede genomen en aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 11] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
En
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 11] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft gedwongen en bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar R. Balogs, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 11] (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 3] een kamer geregeld alwaar zij zich kon prostitueren en
- die [slachtoffer 3] gedwongen en bewogen om een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader af te staan en/of af te dragen en
- woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en
- die [slachtoffer 3] voortdurend gecontroleerd en
- die [slachtoffer 3] onder druk gezet en in een afhankelijksheidsrelatie gebracht en
- die [slachtoffer 3] meegenomen vanuit Hongarije naar Nederland teneinde die [slachtoffer 3] in Nederland als prostituee te laten werken;
4. ZD [slachtoffer 4]
zij in de periode van 1 mei 2011 tot en met 31 juli 2012 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander
een ander te weten [slachtoffer 4] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
- heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 4] heeft mede genomen en aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 4] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 4] eeen kamer geregeld waar zij zich kon prostitueren en
- die [slachtoffer 4] bewogen om een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 4] voorgehouden dat zij 50 procent van haar verdiensten zelf mocht houden en
- woonruimte voor die [slachtoffer 4] geregeld en
- die [slachtoffer 4] onder druk gezet en in een afhankelijksheidsrelatie gebracht en
- die [slachtoffer 4] meegenomen vanuit Hongarije naar Nederland teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland als prostituee te laten werken;
5. ZD Criminele Organisatie
zij in de periode van januari 2010 tot 1 februari 2013 in Nederland en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een
criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [verdachte 1] en [medeverdachte] en [medeverdachte 4] en [verdachte 2] en [Medeverdachte 3] en [verdachte 3] en [medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] en een anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder het plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees)
en
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht
7. ZD [slachtoffer 9] [slachtoffer 6]
zij in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012 in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander
een ander, te weten [slachtoffer 6] , telkens door dwang, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 6] (sub 1°);
en
- [slachtoffer 6] heeft mede genomen en aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 6] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en
- heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en
- heeft gedwongen en bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer 6] ’s, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 6] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader
- die [slachtoffer 6] meegenomen vanuit Hongarije naar Nederland teneinde die [slachtoffer 6] in Nederland als prostituee te laten werken en
- die [slachtoffer 6] verteld dat zij de helft van haar inkomsten uit prostitutie zelf mocht houden en
- woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en
- voor die [slachtoffer 6] een werkkamer geregeld waar zij zich kan prostitueren en
- die [slachtoffer 6] naar het werkplek vervoerd en
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en
- een werktelefoon voor die [slachtoffer 9] geregeld e
- die [slachtoffer 9] gedwongen en bewogen om een gedeelte van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader af te staan en/of af te dragen en
- die [slachtoffer 9] onder druk gezet en in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte.

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging.

8.1
De vordering van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben, zoals verwoord in het schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officieren van justitie hebben zich hierbij gebaseerd op de richtlijn van het openbaar ministerie inzake mensenhandel en hebben daarbij als strafverzwarende omstandigheid rekening gehouden met de deelname aan een criminele organisatie. Als strafverminderende omstandigheid hebben de officieren van justitie rekening gehouden met de ouderdom van de feiten en de veroordeling voor soortgelijke feiten in België.
8.2
Het standpunt van de verdediging.
In het kader van de strafmaat heeft de verdediging gewezen op de verhoging van het strafmaximum van mensenhandel en de vereiste ex tunc toetsing. Voorts heeft de verdediging gewezen op het onherroepelijke Belgische vonnis, waarbij een beroep is gedaan op artikel 63, zoals dat naar het idee van de verdediging ook grensoverstijgende werking zou moeten hebben. Tot slot heeft de verdediging gewezen op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, en in overeenstemming met de straffen die naar het oordeel van de rechtbank in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd. In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het - in georganiseerd verband - uitbuiten van meerdere jonge vrouwen in de prostitutie. Het merendeel van de vrouwen, allen afkomstig uit Hongarije, wilden, vaak uit economische noodzaak, in de prostitutie gaan werken. Hen werd voorgehouden dat zij op een eenvoudige manier geld konden verdienen in Den Haag, maar dat een afspraak omtrent de verdeling van hun inkomsten uit hun prostitutiewerk noodzakelijk was. Die afspraak kwam er (vrijwel) steeds op neer dat de vrouwen een vast bedrag per dag moesten afdragen, of de helft van hun verdiensten.
Daarmee maakte de verdachte misbruik van de vaak deplorabele omstandigheden van de vrouwen, die, eenmaal aangekomen in Den Haag - voor zover zij dat al niet waren - volstrekt afhankelijk van de verdachte waren, onder meer omdat zij in een voor hen vreemd land waren en de taal niet spraken.
Ook door het afdragen van hun inkomsten raakten de vrouwen in een min of meer afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte. De verdachte valt aan te rekenen dat zij, puur uit persoonlijk winstbejag, deze jonge vrouwen heeft uitgebuit. De verdachte heeft hierdoor een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers en heeft daarmee grove inbreuk gemaakt op hun fundamentele rechten. De menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid van de slachtoffers zijn hen door de verdachte ontnomen. De verdachte heeft door haar handelen getoond geen enkel respect te hebben gehad voor de slachtoffers. Het gestructureerde en georganiseerde verband waarbinnen de verdachte opereerde maakt dat sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, in het licht van de ernst van de feiten, slechts worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De verdachte heeft naar voren gebracht dat zij een gehandicapte zoon heeft, aan wie zij zorg verleent. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om hiermee ten gunste van de verdachte rekening te houden, nu deze omstandigheid niet opweegt tegen de ernst van de feiten, te meer nu deze omstandigheid de verdachte er kennelijk ook niet van heeft weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
Ten behoeve van het onderzoek in de onderhavig zaak werd op 17 december 2013 een Joint Investigation Team (JIT) opgericht. In dit internationaal gemeenschappelijk onderzoeksteam participeerden Nederland, België en Hongarije. In Nederland is ten behoeve van het JIT onderzoek Apus opgestart. In België is ten behoeve van het JIT onderzoek Galaton opgestart. Onderhavig vonnis is een resultaat van het APUS onderzoek. De verdachte is in het Galaton onderzoek veroordeeld in België. De verdachte is bij uitspraak van 21 augustus 2014 van de rechtbank van eerste aanleg, Oost-Vlaanderen afdeling Gent (not nr. GE 37.F1.002782-13-SW5), inzake de deelname aan een criminele organisatie en mensenhandel, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarvan 1 jaar ‘uitgesteld’ en een (forse) geldboete.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van artikel 63 Sr. Indien bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan de verdachte straf is opgelegd, levert die strafoplegging niet een veroordeling op als bedoeld in artikel 63 Sr (ECLI:NL:HR:2009:BG9198, ECLI:NL:HR:2018:306). Het staat de rechtbank echter wel vrij om een eerdere, in een andere lidstaat van de Europese Unie uitgesproken veroordeling bij de straftoemeting in aanmerking te nemen. De rechtbank weegt de veroordeling van de verdachte in België ten gunste van de verdachte mee. De bewezenverklaarde feiten in Nederland kunnen niet los worden gezien van de veroordeling in België nu het gaat om een aaneenschakeling van soortgelijke feiten die in de verschillende landen zijn gepleegd. De duur van de gevangenisstraf zal daartoe met 6 maanden worden gematigd.
In het arrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad algemene uitgangspunten en regels geformuleerd over de inbreuk op het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM gewaarborgde recht van een verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn en het rechtsgevolg dat aan een vastgestelde inbreuk op dat recht dient te worden verbonden. Op grond van dit arrest beoordeelt de rechtbank of sprake is van overschrijding, in welke mate dat heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg moeten zijn.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, is onder meer de ingewikkeldheid van de zaak. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank, handelend naar bevind van zaken, een korting van 10% toepassen op de op te leggen straf.
Alles afwegende, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van 32 maanden.
Voorlopige hechtenis
Namens de verdediging is verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel te schorsen c.q. de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De rechtbank wijst deze verzoeken niet toe. Gelet op voormelde bewezenverklaring is sprake van ernstige bezwaren. Ook is nog steeds sprake van de twaalfjaarsgrond en van recidivegevaar. Gelet op de op te leggen straf is de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv niet aan de orde. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen niet (meer) op tegen het belang van strafvordering. De voornaamste reden om de voorlopige hechtenis destijds te schorsen (kort gezegd: onzekerheid over het moment waarop vonnis zou worden gewezen) is met het vonnis van vandaag immers weggevallen. Ook overigens wegen de persoonlijke omstandigheden niet zwaar genoeg om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel.

9.1
De vorderingen [129]
De volgende aangeefsters hebben zich ten aanzien van de verschillende feiten als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [slachtoffer 1] (feit 1), met een vordering ten bedrage van € 11.540,00, bestaande uit materiële schade (€ 6.540,00) en immateriële schade (€ 5.000,00);
  • [slachtoffer 11] (feit 3), met een vordering ten bedrage van € 22.070,00, bestaande uit materiële schade (€ 17.070,00) en immateriële schade (€ 5.000,00);
  • [slachtoffer 4] (feit 4), met een vordering ten bedrage van € 34.000,00, bestaande uit materiële schade (€ 24.000,00) en immateriële schade (€ 10.000,00);
  • [slachtoffer 5] (feit 6), met een vordering ten bedrage van € 5.750,00, bestaande uit materiële schade (€ 4.750,00) en immateriële schade (€ 1.000,00).
Ten aanzien van alle vorderingen geldt dat gevorderd is deze hoofdelijk toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2
De conclusie van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen zowel ten aanzien van de materiële schade als ten aanzien van de immateriële schade voldoende onderbouwd zijn. Zij hebben geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde bedragen en daarbij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair, gelet op de bepleite vrijspraken verzocht de vorderingen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] , de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] heeft de verdediging subsidiair verzocht de vordering, zowel voor wat betreft het materiële als het immateriële deel, aanzienlijk te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat deze dient te worden afgewezen, nu de verdachte niet geprofiteerd heeft van de afgestane gelden. Meer subsidiair acht de verdediging een hoofdelijke toewijzing niet op zijn plaats. Meest subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering, zowel voor wat betreft het materiële als het immateriële deel, aanzienlijk te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de verdediging zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de verdediging verzocht de vordering zowel voor wat betreft het materiële als het immateriële deel, aanzienlijk te matigen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank.
De vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben, te weten de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De vorderingen van [slachtoffer 11] en [slachtoffer 4]
Materiële schade
De gevorderde bedragen zijn door de verdediging inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en heeft hiervoor reeds vastgesteld dat zij (een deel van) de verdiensten aan de verdachte hebben afgestaan.
De rechtbank heeft het door [slachtoffer 3] gevorderde bedrag gematigd. De rechtbank gaat, op basis van haar eigen verklaring, uit van een periode van 3 weken, waarin zij 6 dagen per week dagelijks 100 euro heeft afgestaan.
De rechtbank acht het door [slachtoffer 4] gevorderde bedrag, dat is gebaseerd op de verklaringen van de aangeefster en in het licht van de overige bewijsmiddelen in het dossier niet onaannemelijk is, voldoende onderbouwd.
Ten aanzien van [slachtoffer 4] zal de rechtbank het gevorderde bedrag aan materiële schade geheel toewijzen.
De rechtbank zal daarom de volgende bedragen toewijzen als vergoeding van de materiële schade:
[slachtoffer 3] : € 1.800,00;
[slachtoffer 4] : € 24.000,00.
Immateriële schade
De gevorderde bedragen zijn door de verdediging inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] schade hebben geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten. Het betreft mensenhandel ten aanzien van twee jonge Hongaarse vrouwen. Zij zijn vanuit Hongarije naar Nederland gekomen om in de prostitutie te werken, terwijl zij de Nederlandse taal niet spraken en zij geen financiële middelen hadden toen zij hier kwamen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie en van haar uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de inbreuk op de fysieke integriteit die samenhangt met de seksuele handelingen en het gevoel van onmacht om zichzelf uit de situatie te onttrekken bij de slachtoffers psychische schade veroorzaken.
Gelet op het voorgaande - en rekening houdend met de verschillende zaakgerelateerde omstandigheden - is de rechtbank van oordeel dat de volgende bedragen aan immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar zijn, aangezien de rechtbank de vorderingen - mede gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegekend - tot deze bedragen voldoende onderbouwd acht:
[slachtoffer 3] : € 2.000,00;
[slachtoffer 4] : € 10.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de volgende bedragen hoofdelijk toewijzen als vergoeding van de materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de vorderingen zijn ingediend:
- [slachtoffer 3] : (€ 1.800,00 + € 2.000,00 =) € 3.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
- [slachtoffer 4] (€ 24.000,00 + € 10.000,00 = ) € 34.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018.
De rechtbank zal [slachtoffer 3] voor wat betreft de overige gevorderde bedragen (materieel en immaterieel) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Kosten
Aangezien de vorderingen (gedeeltelijk) worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor de onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en zij jegens [slachtoffer 11] en [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het hiervoor genoemde toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, ten behoeve van de desbetreffende slachtoffers.

10.De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 140 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3, 4, 5 en 7 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 3:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 5:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 7:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
32 (tweeëndertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]
verklaart de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 5]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 11] en [slachtoffer 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
[slachtoffer 11] en [slachtoffer 4](gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte
hoofdelijkom tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffer 11] : een bedrag van € 3.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
  • [slachtoffer 4] : een bedrag van € 34.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018;
veroordeelt de verdachte tevens
hoofdelijkin de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 11]voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering;
legt aan de verdachte
hoofdelijkop de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van:
  • € 3.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018, ten behoeve van [slachtoffer 11] ;
  • € 34.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 januari 2018, ten behoeve van [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 respectievelijk 205 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of een van haar mededader(s) aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte en/of haar mededader(s) aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. E.A. Lensink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap en mr. M.C. Bruins, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2018.
mr. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
ZD [slachtoffer 1]
zij in of omstreeks de periode 19 oktober 2011 tot en met 19 november 2011 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 1] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer 1] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 1] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] verteld dat zij de helft van haar inkomsten uit prostitutie zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- voor die [slachtoffer 1] een (werk)kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] naar het werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- een (werk)telefoon voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- de werktijden voor die [slachtoffer 1] bepaald en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) gedeelte van) haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] verteld dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) haar geld zou(den) beheren en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s)
2.
ZD [slachtoffer 2]
zij in of omstreeks de periode 01 november 2011 tot en met 1 januari 2013 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of te Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam B. [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 2] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) en/of gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de postitutie naar Hongarije over te maken en/of over te schrijven en/of over te brengen en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 2] geregeld en/of
- die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon ontrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte en/of zijn mededader(s), waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of
- die [slachtoffer 2] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 2] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 2] in Nederland als prostituee te laten werken en/of;
3.
ZD [slachtoffer 3]
zij in of omstreeks de periode
van 1 januari2013 tot en met 12 maart 2014 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in België en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 11] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 11] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 11] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 11] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 11] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 11] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 11] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 11] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 3] (een) kamer(s) en/of gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (een groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- tegen die [slachtoffer 3] geschreeuwd en/of die [slachtoffer 3] uitgescholden en/of gedreigd die [slachtoffer 3] uit de straat te zetten en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of
- die [slachtoffer 3] (voortdurend) gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 3] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon ontrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte en/of zijn mededader(s), waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of
- die [slachtoffer 3] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 3] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 3] in Nederland als prostituee te laten werken;
4.
ZD [slachtoffer 4]
zij in of omstreeks de periode
van1
mei2011 tot
en met 31 juli 2012te Den Haag en/of elders in Nederland
en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 4] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 4] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 4] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 4] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 4] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 4] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om (een
(groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 4] voorgehouden dat zij 50 procent van haar verdiensten zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 4] geregeld en/of
- die [slachtoffer 4] (voortdurend) gecontroleerd en/of in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of
- die [slachtoffer 4] onder druk gezet en/of in een afhankelijksheidsrelatie gebracht waardoor zij zich niet kon ontrekken aan de (groeps)dwang en/of (groeps)intimidatie, door verdachte en/of zijn mededader(s), waardoor een dermate dreigende sfeer ontstond, waartegen zij geen weerstand kon bieden en/of
- die [slachtoffer 4] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 4] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 4] in Nederland als prostituee te laten werken;
5.
ZD Criminele Organisatie
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2010 tot en met 13 maart 2014 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of Oostenrijk en/of Duitsland en/of Hongarije, heeft deelgenomen aan een
criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [Medeverdachte 3] en/of [verdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- ( zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (waaronder prostituees) en/of
-bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht en/of
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht
6.
ZD [slachtoffer 5]
zij in of omstreeks de periode
van 1april 2012 tot en met 4 mei 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 5] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door
misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 5] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 5] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 5] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 5] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 5] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 5] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) onder meer
- die [slachtoffer 5] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 5] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 5] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 5] verteld dat zij de helft van haar inkomsten uit prostitutie zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of
- voor die [slachtoffer 5] een (werk)kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en/of
- die [slachtoffer 5] naar het werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- een (werk)telefoon voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [slachtoffer 5] gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) gedeelte van) haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 5] verteld dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) haar geld zou(den) beheren en/of
- die [slachtoffer 5] onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s)
7.
ZD Noemie [slachtoffer 6]
zij in of omstreeks de periode
van1 augustus 2012 tot en met
15augustus 2012 te Den Haag en/of elders in Nederland en/of in Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 6] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door
misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 6] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 6] (sub 1°);
en/of
- [slachtoffer 6] heeft/hebben mede genomen en/of heeft hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 6] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van sexuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3°);
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°);
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 6] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°);
en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 6] , (sub 6°),
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) onder meer
- die [slachtoffer 6] meegenomen / mee laten nemen vanuit Hongarije naar Nederland en/of die [slachtoffer 6] vanuit Hongarije naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 6] in Nederland als prostituee te laten werken en/of
- die [slachtoffer 6] verteld dat zij de helft van haar inkomsten uit prostitutie zelf mocht houden en/of
- woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en/of
- voor die [slachtoffer 6] een (werk)kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kan prostitueren en/of
- die [slachtoffer 6] naar het werkplek vervoerd en/of
- die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/of
- een (werk)telefoon voor die Franscina geregeld en/of
- die Franscina gedwongen, althans bewogen om (een (groot) gedeelte van) haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die Franscina onder druk gezet en/of in een afhankelijkheidspositie gebracht door het overwicht van haar, verdachte en/of haar mededader(s).

Voetnoten

1.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 9 maart 2006, Zaak C-436/04; Hof van Justitie van de Europese Unie 28 september 2006, Zaak C-150/05; Hof van Justitie van de Europese Unie 18 juli 2007, Zaak C-367/05.
3.HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3537.
4.HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ3537.
5.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
6.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
7.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099; HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309.
8.HR 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2771.
9.HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1100.
10.Hof Arnhem 16 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:7664.
11.HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857; HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2909; HR 16 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:884.
12.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
13.HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235; Hof Arnhem 16 november 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK7664.
14.HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1174.
15.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de zaaksdossiers die onderdeel uitmaken van het proces-verbaal met het nummer 2013015642 (Onderzoek APUS (15BRR13060)), van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, met bijlagen.
17.Federale Gerechtelijke Politie Gent, Pro Justitia, ZD/ [slachtoffer 3] /AH27-93.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , 21 augustus 2014, ZD [slachtoffer 3] / G/p. 2.
19.Proces-verbaal Tonen Fotoboek APUS d.d. 13 november 2014, ZD [slachtoffer 3] /AH/p. 4
20.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] , 29 oktober 2015, ZD [getuige 5] /A/p. 33.
21.Proces-verbaal verhoor [getuige 6] , 19 augustus 2015, ZD/ [slachtoffer 3] /G/ p81.
22.Proces-verbaal verhoor [verdachte 2] , ZD/ [slachtoffer 3] /G19.
23.ZD/ [slachtoffer 3] /AH/128.
24.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 5 februari 2018.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 64-66.
26.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , 19 februari 2015, p. 195-200.
27.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 13.
28.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 13.
29.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 14.
30.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , 19 februari 2015, p. 199.
31.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 14 en 2.
32.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 2 en 16.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 53.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 73, 77-78.
36.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 2.
37.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 3.
38.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 9.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 70.
40.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 3.
41.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 14.
42.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 15.
43.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 16.
44.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 15.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 89.
46.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 15.
47.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 16.
48.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 15.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 13.
50.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 4.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 61.
52.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 49-50, 52, 146.
53.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 2.
54.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p. 15.
55.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , 19 februari 2015, p. 194.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , rechter-commissaris, 11 mei 2016, punt 86.
57.ZD/ [slachtoffer 4] /A, proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , dd 25 augustus 2014, p18.
58.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , dd 23 november 2011, p. 15.
59.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 1] , dd 7 juli 2014, p. 24-27.
60.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [getuige 4] , dd 12 juli 2014, p. 59.
61.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van getuigenverhoor [getuige 7] , 8 juli 2014, p. 117.
62.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van verhoor getuige/aangeefster [betrokkene 10] , 26 augustus 2014, p. 130-134.
63.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces verbaal van verhoor getuige/aangeefster [betrokkene 10] , 26 augustus 2014, p. 131.
64.ZD/ [slachtoffer 4] /G, proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , 15 oktober 2014, p. 157.
65.ZD/ [slachtoffer 4] /01/G, proces-verbaal van verhoor getuige/aangeefster [slachtoffer 5] , 4 mei 2015, p. 247-250.
66.ZD/ [slachtoffer 4] /01/G, proces-verbaal van verhoor getuige/aangeefster [slachtoffer 5] , 11 mei 2015, p. 259.
67.ZD/ [slachtoffer 4] /01/G, proces-verbaal van verhoor getuige/aangeefster [slachtoffer 5] , 11 mei 2015, p. 260.
68.ZD/ [slachtoffer 4] /02/G, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , 10 december 2015, p. 358-360.
69.ZD/ [slachtoffer 4] /02/G, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , 10 december 2015, p. 361.
70.PV ter zitting PM.
71.ZD/ [slachtoffer 4] , vervolg 01, ambtshandelingen, proces-verbaal van bevindingen p 17.
72.ZD/ [slachtoffer 4] , Ambtshandelingen, proces verbaal van bevindingen, p. 6.
73.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] , ZD/ [slachtoffer 6] /A/1-38.
74.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] , ZD/ [slachtoffer 6] /A/18 (uitgewerkte versie).
75.ZD/ [slachtoffer 6] /A/5-8 en 18-20 (uitgewerkte versie).
76.ZD/ [slachtoffer 6] /A/5.
77.ZD/ [slachtoffer 6] /A/21-23 (uitgewerkte versie).
78.ZD/ [slachtoffer 6] /A/10.
79.ZD/ [slachtoffer 6] /A/25 (uitgewerkte versie).
80.ZD/ [slachtoffer 6] /A/24 (uitgewerkte versie).
81.ZD/ [slachtoffer 6] /A/24 (uitgewerkte versie).
82.ZD/ [slachtoffer 6] /A/30 (uitgewerkte versie).
83.Proces-verbaal getuigenverhoor [slachtoffer 6] bij de rechter-commissaris d.d. 31 augustus 2016.
84.[slachtoffer 6] bij de RC, punt 12 en 13.
85.[slachtoffer 6] bij de RC, punt 21.
86.[slachtoffer 6] bij de RC, punt 27.
87.[slachtoffer 6] bij de RC, punt 62.
88.[slachtoffer 6] bij de RC, punt 65.
89.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 6] , ZD/ [slachtoffer 6] /G/1-18.
90.ZD/ [slachtoffer 6] /G/10.
91.ZD/ [slachtoffer 6] /G/16.
92.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 6] bij de rechter-commissaris d.d. 8 december 2016.
93.[betrokkene 24] bij de RC, punt 44 en 45.
94.Proces-verbaal bevindingen Unit Commerciële Zeden, ZD/ [slachtoffer 6] /AH/1-4.
95.Hetgeen in deze en de volgende paragrafen is neergelegd, is ontleend aan de zaaksdossiers, zoals die deel uitmaken van het proces-verbaal in het onderzoek Apus. Waar in de hoofdtekst of in de voetnoten geen (meer) specifieke verwijzingen voorkomen, wordt in het algemeen naar deze zaaksdossiers verwezen.
96.Met uitzondering van [betrokkene 26] . Waar in deze paragraaf wordt gesproken over de verdachten of medeverdachten wordt zij daaronder niet begrepen.
97.ZD [slachtoffer 10] AH p. 43-49.
98.ZD [slachtoffer 4] AG p. 2; ZD [getuige 4] AG p. 19.
99.ZD [slachtoffer 1] AH 1-5 en proces-verbaal van de terechtzitting (tonen documentaire ‘De Sekspolitie’, waarin [medeverdachte 4] in de woning te zien is.) ZD [slachtoffer 4] AG p. 3.
100.ZD [slachtoffer 10] G p. 337.
101.ZD [slachtoffer 10] AH p. 1-2.
102.ZD CO AH p. 2.
103.AD AH p. 2490-2498.
104.ZD/CO/AH/59
105.ZD Crim. org. T p. 105-106.
106.ZD Crim. org T p. 171-172.
107.ZD [betrokkene 23] AH p. 1-10.
108.ZD Crim. org. T p. 203.
109.zie onder meer ZD/ [slachtoffer 4] /AG/1-23; ZD [slachtoffer 1] /AG/1-19; ZD/ [slachtoffer 10] /AG ZD/ [betrokkene 10] /AG/1-13.
110.zie onder meer ZD/ [slachtoffer 1] /AG/1-19; ZD/ [slachtoffer 10] /G/334-342; ZD/ [slachtoffer 10] /AG/ZD [slachtoffer 5] /AG/1-9 AG/ZD/ [betrokkene 10] / AG/1-13.
111.Proces-verbaal verhoor getuige bij rechter-commissaris 11 mei 2016, nr. 150.
112.ZD [betrokkene 10] /AG/3.
113.AD/01 OVC (track 0710)/84-87 .
114.ZD/ [slachtoffer 10] /G/334-342; ZD/ [betrokkene 24] /AG/1-20; ZD/ [slachtoffer 10] /AH/1-2.
115.ZD/ [slachtoffer 1] /AG/1-19.
116.ZD/ [betrokkene 10] /AG/8
117.Proces-verbaal verhoor getuige bij rechter-commissaris 11 mei 2016, nr. 103.
118.ZD/ [getuige 4] /AG/53.
119.ZD/ [getuige 4] /AG/8 en 9.
120.ZD/ [getuige 4] /AG/16.
121.ZD/ [betrokkene 10] /AG/10.
122.(onder meer) AD/AH/1185
123.ZD/ [getuige 5] /AG/30
124.ZD/ [getuige 7] /AG/1-18.
125.ZD/ [getuige 7] /AG/1-18; ZD/ [getuige 7] /AH/38-43 .
126.ZD/ [slachtoffer 3] /AG/46.
127.ZD/ [slachtoffer 3] /AG/13.
128.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] bij rechter-commissaris 10 oktober 2016, nr. 46; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] bij rechter-commissaris 16 juni 2016, nr. 91; ZD/ [getuige 9] /AG/11 en 17; ZD/ [getuige 7] /AH/1.
129.De benadeelde partij is ontvankelijk omdat haar raadsvrouw is gemachtigd.