ECLI:NL:HR:2016:2909

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
15/04458
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en de toepassing van artikel 273f Wetboek van Strafrecht in relatie tot EU-recht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende mensenhandel, specifiek onder artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was beschuldigd van het werven van een persoon, aangeduid als [betrokkene 1], met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De verdachte had [betrokkene 1] uit Bulgarije naar Nederland gehaald, waar zij in de prostitutie moest werken. De verdediging voerde aan dat de strafbaarstelling in strijd was met het recht van de Europese Unie, omdat alleen de aanwerving van buitenlanders voor prostitutiewerkzaamheden strafbaar was gesteld. De Hoge Raad oordeelde echter dat de veroordeling niet uitsluitend berustte op het feit dat de verdachte een persoon uit het buitenland had aangeworven, maar ook op de omstandigheden waaronder dit gebeurde, waaronder dreiging met geweld en uitbuiting.

De Hoge Raad bevestigde dat 'uitbuiting' een impliciet bestanddeel is van artikel 273f, en dat de bewezenverklaring van mensenhandel niet alleen gebaseerd was op de aanwerving van [betrokkene 1], maar ook op de bewezen gedragingen van de verdachte die de seksuele uitbuiting van [betrokkene 1] mogelijk maakten. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de klacht niet tot cassatie kon leiden, en dat het verzoek om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie niet voor inwilliging vatbaar was. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de bescherming van slachtoffers van mensenhandel te waarborgen, ongeacht hun nationaliteit.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/04458
MD/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 21 september 2015, nummer 21/007180-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof dat onder aanwerven als bedoeld in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr iedere daad valt waardoor een persoon wordt aangeworven teneinde die persoon in een ander land tot prostitutie te brengen, zonder dat hoeft te blijken dat de wijze van aanwerving de keuzevrijheid heeft beperkt. Daartoe wordt aangevoerd dat "een dergelijke zienswijze een ongeoorloofde inbreuk oplevert van het discriminatieverbod alsmede het vrije verkeer van werknemers en personen binnen de EU".
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op één of meer tijdstippen in de periode van 27 mei 2013 tot en met 14 april 2014 te Utrecht en/of te Alkmaar en/of te 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland telkens
- een ander, genaamd [betrokkene 1] door dreiging met geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van [betrokkene 1] en/of
(sub 1)
- [betrokkene 1] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk [betrokkene 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling,
(sub 3)
- [betrokkene 1] door dreiging met geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misleiding heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard en/of
(sub 4)
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [betrokkene 1] en/of
(sub 6)
- [betrokkene 1] door dreiging met geweld en/of door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door misleiding heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 1], seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
(sub 9)
immers heeft/is verdachte telkens
- met [betrokkene 1] een (liefdes)relatie aangegaan en/of onderhouden en/of [betrokkene 1] aldus (emotioneel) van hem, verdachte, afhankelijk gemaakt en/of
- een vliegticket voor [betrokkene 1] gekocht/geregeld voor de reis vanuit Bulgarije naar Nederland en/of
- voor [betrokkene 1] werkplek(ken) in Den Haag en/of Utrecht en/of Alkmaar en/of (elders) in Nederland geregeld/gehuurd en/of laten regelen alwaar [betrokkene 1] haar prostitutiewerkzaamheden kon/moest verrichten en [betrokkene 1] (aldaar) heeft laten werken als prostituee en/of
- [betrokkene 1] naar haar werkplek(ken) gebracht en van haar werkplek(ken) opgehaald en/of
- [betrokkene 1] ondergebracht in een woning en/of gehuisvest en met [betrokkene 1] samengewoond en/of
- [betrokkene 1] telefonisch gedreigd geweld toe te passen ten aanzien van [betrokkene 1] en uitgescholden en/of
- misbruik gemaakt van de toestand/positie waarin voornoemde [betrokkene 1] verkeerde, aangezien [betrokkene 1] de Nederlandse taal niet machtig was en/of
- zorggedragen voor controle en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden van [betrokkene 1] en/of de verdiensten daaruit en/of [betrokkene 1] telefonisch verantwoording laten afleggen over haar werkzaamheden en/of verdiensten en/of
- tegen [betrokkene 1] gezegd dat zij meer geld moest verdienen, indien [betrokkene 1] volgens verdachte niet voldoende geld had verdiend en/of
- [betrokkene 1] een deel van haar verdiensten, laten afdragen aan verdachte en/of het door haar verdiende geld geheel of gedeeltelijk onder zich genomen/gehouden en/of haar aldus in een (verder) van verdachte afhankelijke positie gebracht en/of gehouden en/of
- [betrokkene 1] kosten voor levensonderhoud van verdachte laten betalen en [betrokkene 1] andere kosten zoals beltegoed voor verdachte te laten betalen en/of
- [betrokkene 1] gevraagd heeft en/of opdracht gegeven om een auto voor verdachte te kopen ter waarde van ongeveer twintigduizend euro."
2.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"- Sub 1
(...)
Gedragingen
Het hof acht bewezen dat verdachte [betrokkene 1] heeft geworven, nu verdachte [betrokkene 1] er toe heeft gebracht om vanuit Bulgarije weer naar Nederland te komen om in de prostitutie te werken. Uit de gesprekken die gedurende [betrokkene 1]'s verblijf in Bulgarije zijn gevoerd blijkt duidelijk dat verdachte [betrokkene 1] er toe beweegt terug te komen naar Nederland. Daarnaast acht het hof bewezen dat verdachte [betrokkene 1] heeft vervoerd van en naar haar werk, alsook dat hij haar heeft gehuisvest, nu verdachte en [betrokkene 1] op hetzelfde adres aan de [a-straat] in Utrecht verbleven.
Gelet op het bovenstaande (...) is het hof van oordeel dat verdachte [betrokkene 1] door genoemde middelen heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [betrokkene 1] en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan artikel 273f lid 1 sub 1 Sr.
- Sub 3
Onder aanwerven valt iedere daad waardoor een persoon wordt aangeworven teneinde die persoon in een ander land tot prostitutie te brengen, zonder dat hoeft te blijken dat de wijze van aanwerving de keuzevrijheid heeft beperkt. Voor de bewezenverklaring van sub 3 is geen (dwang)middel vereist.
Aangeworven
Op 27 mei 2013 komen [betrokkene 1] en verdachte samen vanuit Sofia aan op de luchthaven in Eindhoven. De verklaringen die zij daar bij een controle afleggen over hun onderlinge verhouding zijn op verschillende punten tegenstrijdig en daarmee deels ongeloofwaardig.
Zo verklaart [betrokkene 1] dat zij niet komt om in de prostitutie te gaan werken, maar voor 2 à 3 weken op familiebezoek te zijn, terwijl uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat zij meteen vanaf haar aankomst in Nederland weer in de prostitutie is gaan werken en bovendien in Nederland is gebleven. Overigens komen de eerste verklaringen wel overeen waar deze zien op het regelen van de tickets, want dat heeft verdachte gedaan.
Medegenomen
Het hof acht bewezen dat verdachte [betrokkene 1] heeft medegenomen door haar bij de inreis op 27 mei 2013 te begeleiden en haar ticket te regelen, waarna zij in Nederland direct in de prostitutie is gaan werken. Daarnaast acht het hof bewezen dat verdachte [betrokkene 1] voorafgaand aan haar terugkomst in april 2014 heeft aangeworven door haar te bewegen vanuit Bulgarije terug naar Nederland te komen. Na haar terugkomst in Nederland op 3 april 2014 gaat zij vijf dagen later opnieuw in Alkmaar aan het werk als prostituee."
2.2.3.
Het onder 1 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als "mensenhandel, meermalen gepleegd".
2.3.1.
Ten tijde van het onder 1 bewezenverklaarde luidde art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1°, 3º en 6°, Sr als volgt:
"Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
3°. degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
6°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander."
2.3.2.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 6 november 2013, Stb. 444 op 15 november 2013 luidt art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1°, 3º en 6°, Sr:
"Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
3°. degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
6°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander."
2.4.1.
In de toelichting op het middel wordt betoogd dat de toepassing van de strafbaarstelling van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr in strijd is met het recht van de Europese Unie, in het bijzonder het discriminatieverbod van art. 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, omdat de aanwerving van meerderjarigen voor - kort gezegd - vrijwillige prostitutiewerkzaamheden slechts strafbaar is gesteld voor zover deze personen uit het buitenland worden geworven.
2.4.2.
Voor zover dit betoog berust op de opvatting dat het enkele aanwerven van personen ten behoeve van het vrijwillig verrichten van prostitutiewerkzaamheden in een ander land, zonder meer strafbaar is op grond van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3º, Sr, miskent het dat 'uitbuiting' moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van die bepaling (vgl. HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857, NJ 2016/314).
2.4.3.
Ook anderszins gaat het betoog niet op. In het onderhavige geval houdt de bewezenverklaring niet alleen in – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat de verdachte [betrokkene 1] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden, maar ook dat hij haar onder meer door dreiging met geweld heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting alsmede dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting. Derhalve kan niet worden gezegd dat in het onderhavige geval de veroordeling wegens "mensenhandel, meermalen gepleegd" uitsluitend daarop berust dat de verdachte een persoon uit het buitenland heeft aangeworven en/of medegenomen.
2.5.
In aanmerking genomen dat en waarom de klacht niet tot cassatie kan leiden, is het in de schriftuur vervatte verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie niet voor inwilliging vatbaar.
2.6.
Het middel faalt in zoverre.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.