ECLI:NL:HR:2015:1100

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
13/05830
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in een mensenhandelzaak met ambtshalve strafvermindering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor mensenhandel, waarbij hij een persoon, aangeduid als [betrokkene 2], had gedwongen tot prostitutie en andere vormen van uitbuiting. De verdediging stelde dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan artikel 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht, en dat er geen sprake was van een 'uitbuitingssituatie' omdat het slachtoffer de mogelijkheid had om zich aan deze situatie te onttrekken door buitenlandse reizen. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting in het algemeen onjuist is.

De Hoge Raad heeft ook ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en elf maanden. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel en de noodzaak om de redelijke termijn in strafprocedures te respecteren. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

21 april 2015
Strafkamer
nr. S 13/05830
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 8 november 2013, nummer 21/002116-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.G.J. Knoops en mr. S.C. Post, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan art. 273f (oud) Sr althans dat het Hof het oordeel dat sprake was van een "uitbuitingssituatie" onvoldoende heeft gemotiveerd gelet op "de door de verdediging naar voorgebrachte contra-indicatie ten aanzien van de gestelde beperking van de persoonlijke vrijheid die kan worden afgeleid uit het (vrijelijk) reisgedrag naar Marokko en Spanje van aangeefster".
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot met 31 december 2006 te Utrecht en/of Bilthoven,
(telkens)
een persoon, genaamd: [betrokkene 2],
(sub 1 (het hof begrijpt: en sub 4 en 9) door (het hof begrijpt: dwang en/of geweld en) dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1) heeft vervoerd (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van [betrokkene 2], en
(sub 4) [betrokkene 2] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, en
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [betrokkene 2],
(sub 9) [betrokkene 2] heeft gedwongen dan wel bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen met of voor een derde,
(het hof begrijpt: sub 1, 4 en 9) bestaande die dwang en/of dat geweld en die dreiging met geweld en dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
- is gehuwd en/of een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met [betrokkene 2], en
- [betrokkene 2] op zijn, verdachtes, woon- en/of verblijfadres(sen) en/of op (een) adres(sen) van zijn, verdachtes, familielid/-leden) heeft ondergebracht, en
- [betrokkene 2] meermalen (met kracht) (met zijn, verdachtes, vuist(en) en/of met behulp van voorwerpen(en)) op/tegen haar, [betrokkene 2]'s, gezicht heeft geslagen en/of gestompt, en/of (elders) (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam van [betrokkene 2] heeft geslagen en/of gestompt,
ten gevolge van welke voorgaande handelingen (en het feit dat [betrokkene 2] de Nederlandse taal niet machtig was en niet (goed) bekend was in Nederland en met de
Nederlandse gebruiken) [betrokkene 2] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden, in elk geval een of meer (andere) handelingen heeft verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van [betrokkene 2] in een van verdachte afhankelijke positie, en
(sub 1, 4, 6 en 9) hebbende die handelingen hieruit bestaan dat verdachte (telkens) (meermalen)
- [betrokkene 2] voorafgaand en (vervolgens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden (werk) instructies heeft gegeven, en
- [betrokkene 2] naar haar prostitutieplek heeft gebracht en/of [betrokkene 2] van haar prostitutieplek heeft opgehaald, en
- [betrokkene 2] onder druk heeft gezet en ertoe heeft aangezet en/of gebracht een groot aantal dagen (per week) als prostituee te werken (óók gedurende ziekte en ongesteldheid);
- [betrokkene 2] een groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft afgepakt, althans heeft laten afgeven aan hem, verdachte."
2.2.2.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- art. 273a Sr, zoals dat luidde van 1 januari 2005 tot 1 september 2006:
"1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1° degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
2° degene die een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
3° degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
4° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
5° degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of zijn organen tegen betaling beschikbaar te stellen dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen of zijn organen tegen betaling beschikbaar stelt, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
6° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;
7° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de verwijdering van organen van een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat diens organen onder de onder 1° bedoelde omstandigheden zijn verwijderd;
8° degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met of voor een derde tegen betaling of de verwijdering van diens organen tegen betaling, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
9° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen.
2. Uitbuiting omvat ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken.
3. De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien:
1° de feiten, omschreven in het eerste lid, worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2° de persoon ten aanzien van wie de in het eerste lid omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
4. De feiten, omschreven in het eerste lid, gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid, bedoeld in het derde lid, onder 2°, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
6. Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
7. Artikel 251 is van overeenkomstige toepassing."
- art. 273f Sr, zoals dat luidde van 1 september 2006 tot 1 juli 2009:
"1. Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1° degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen;
2° degene die een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
3° degene die een ander aanwerft, medeneemt of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
4° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt;
5° degene die een ander ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling of zijn organen tegen betaling beschikbaar te stellen dan wel ten aanzien van een ander enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van die handelingen of zijn organen tegen betaling beschikbaar stelt, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
6° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;
7° degene die opzettelijk voordeel trekt uit de verwijdering van organen van een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat diens organen onder de onder 1° bedoelde omstandigheden zijn verwijderd;
8° degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met of voor een derde tegen betaling of de verwijdering van diens organen tegen betaling, terwijl die ander de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
9° degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde of van de verwijdering van diens organen.
2. Uitbuiting omvat ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken.
3. De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien:
1° de feiten, omschreven in het eerste lid, worden gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2° de persoon ten aanzien van wie de in het eerste lid omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
4. De feiten, omschreven in het eerste lid, gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid, bedoeld in het derde lid, onder 2°, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
6. Indien een van de in het eerste lid omschreven feiten de dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.
7. Artikel 251 is van overeenkomstige toepassing."
2.3.
Het middel berust kennelijk op de opvatting dat geen sprake kan zijn van - kort gezegd - een "uitbuitingssituatie" zoals bedoeld in art. 273f (oud) Sr op grond van de enkele blijkens gemaakte buitenlandse reizen bestaande mogelijkheid voor het slachtoffer om zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken. Die opvatting is echter in haar algemeenheid onjuist.
2.4.
De klacht faalt.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

5.Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en elf maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 april 2015.