ECLI:NL:RBAMS:2022:7178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
13/273581-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en uitlokking van moorden in het kader van onderzoek 13Maracane

Op 7 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die wordt beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk op het plegen van moorden en het uitlokken van moorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 deel uitmaakte van een criminele organisatie die betrokken was bij meerdere liquidaties en pogingen daartoe. De organisatie had een gestructureerde opzet en maakte gebruik van PGP-telefoons voor communicatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen betrokken was bij de organisatie, maar ook actief heeft bijgedragen aan de voorbereiding van liquidaties door anderen uit te lokken om moorden te plegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de deelname aan de criminele organisatie en de poging tot uitlokking van moord bewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.273581.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/273581-21
Onderzoek 13Maracane
Datum uitspraak: 7 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
tot 21 juli 2021 ingeschreven op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 en 30 september, 13 oktober, 21 november en 7 december 2022.
De rechtbank heeft op 21 november 2022 kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.B. Smit en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte,
mr. J-H.L.C.M. Kuijpers (waarnemend voor mr. R.C. Honig) naar voren heeft gebracht.

2.Inleiding

2.1
Achtergrond
In de periode van 2012 - 2016 hebben (onder meer) in Nederland meerdere liquidaties en pogingen daartoe plaatsgevonden. Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken die naar aanleiding daarvan zijn gestart en uit verschillende processen-verbaal die zijn verstrekt door de Criminele Inlichtingen Eenheid, kan worden opgemaakt dat een en ander samenhing met het feit dat er toen een vete in de onderwereld gaande was tussen twee groepen binnen het criminele milieu. Deze groepen zijn te onderscheiden in de groep van wijlen [naam 1] en de groep van [naam 2] .
2.2
Inbeslagname Ennetcom-server
In april 2016 werd in het kader van het onderzoek 26Lemont de server van het bedrijf Ennetcom in beslag genomen. Op deze server bleek een grote hoeveelheid berichten bewaard gebleven welke in de periode van 2012 tot en met april 2016 door gebruikers van encrypted telefoons waren verzonden. Met BlackBerry-telefoons voorzien van specifieke software konden versleutelde tekstberichten en notities worden verzonden van en naar gebruikers van Ennetcom e-mailadressen. Die berichten werden verstuurd via een PGP- (Pretty Good Privacy) protocol. De daaruit afkomstige data is veiliggesteld ten behoeve van verschillende strafrechtelijke onderzoeken. Zo ook voor het onderhavige onderzoek, 13Maracane.
Door het Openbaar Ministerie worden verschillende Ennetcom e-mailadressen (hierna: PGP-accounts) gekoppeld aan verdachten in dit onderzoek. De door de gebruikers van die PGP-accounts verstuurde en/of ontvangen berichten in dit dossier zijn volgens het Openbaar Ministerie te duiden in relatie tot strafbare feiten en in het bijzonder tot de hiervoor beschreven vete in de onderwereld tussen de twee rivaliserende groepen.
2.3
Onderzoek 13Maracane
Het dossier 13Maracane is voor een groot deel opgebouwd uit berichten die zijn verzonden via Ennetcom en die zijn opgenomen in de dataset 13Maracane.
Het onderzoek 13Maracane heeft betrekking op negen verdachten die ervan beschuldigd worden, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken te zijn geweest bij één of meer pogingen tot liquidaties, voorbereidingen daartoe dan wel pogingen tot uitlokking van liquidaties. Zeven verdachten worden ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van liquidaties. Eén verdachte wordt in dit verband verweten 34 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) voorhanden te hebben gehad.
In dit vonnis zijn de overwegingen en beslissingen van de rechtbank opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. De rechtbank wijst vandaag ook vonnis in de zaken van de acht medeverdachten die gelijktijdig terecht hebben gestaan.
Het onderzoek 13Maracane bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken (opgenomen in verschillende zaakdossiers, hierna: ZD), die ook onderling met elkaar verweven zijn, al is het maar door de daarop gebaseerde verdenking van deelname aan de criminele organisatie. Deze verwevenheid maakt dat de rechtbank niet alleen op de verweren van de betreffende verdachte in zal gaan, maar ook, waar nodig, hetgeen is aangevoerd in andere zaken in haar oordeel zal betrekken.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank in plaats van de termen verdachte en medeverdachte de namen van de verdachten gebruiken, te weten: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] .
De verschillende deelonderzoeken:
ZD 1: poging dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2014 en
voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2015
ZD 2: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 2]
ZD 3: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 3]
ZD 4: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 4]
ZD 5: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
ZD 6: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 7]
ZD 7: voorhanden hebben 34 automatische wapens
ZD 8: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]
ZD 9: deelname aan een criminele organisatie
[verdachte] wordt verweten strafbare betrokkenheid te hebben gehad in ZD 1 (in 2015), ZD 3 tot en met ZD 6 en ZD 9, zoals hierna kort weergegeven in rubriek 3.

3.Tenlastelegging

[verdachte] wordt er – na wijziging op de zitting van 21 november 2022 – van beschuldigd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
1. het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (moord en doodslag) in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 (ZD 9);
2. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015 (ZD 5);
3. medeplegen van poging tot uitlokking van “de tattoos” om [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (in vereniging) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 (ZD 3 en ZD 4);
4. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 1] , in de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 februari 2015 (ZD 1);
5. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 7] , in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2015 (ZD 6).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Standpunten

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de beschuldigingen onder 2, 4 en 5 gerekwireerd tot vrijspraak. Ten aanzien van de beschuldigingen onder 1 en 3 heeft het Openbaar Ministerie tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle beschuldigingen vrijspraak bepleit. De daartoe gevoerde verweren komen, voor zover van belang voor de bewijswaardering, aan de orde in de overwegingen van de rechtbank.

6.Identificatie PGP-account en bruikbaarheid berichten

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het door het Openbaar Ministerie aan hem toegeschreven account [account 1] (hierna: [account 1] ).
De identificatie van het account [account 2] laat de rechtbank buiten beschouwing, omdat de berichten van dit account in het dossier dateren van vóór de ten laste gelegde periode.
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven account [account 1] bij hem in gebruik was.
6.1
Identificatie PGP-account [account 1]
Met betrekking tot het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-account [account 1] stelt de rechtbank, op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, [1] het volgende vast.
De rechtbank overweegt dat er in beginsel van uit kan worden gegaan dat de gebruiker van een bepaald PGP-account de vaste gebruiker is van dat account, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De enkele stelling dat, het ‘zou kunnen zijn’ dat het PGP-account door een ander dan door de betreffende verdachte in gebruik kan zijn geweest, is daarvoor onvoldoende.
De gebruiker van het account [account 3] heeft op 23 september 2015 het volgende gesprek gevoerd met de gebruiker van het account [account 1] : [2]
[account 3] :
“Als t leeg is bij jou. Vraag of ik mag komen. Kom ik daar zitten. Die [bijnaam 1] rellen”.
[account 1] :
“Precies naast me is 1 plek”.
[account 3] :
“Kom naast ons dan wollah dan zit ie in het midden”.
Uit onderzoek blijkt dat de “ [bijnaam 1] ” ook wel “ [bijnaam 2] ” wordt genoemd. Het telefoonnummer van [naam 3] , dat hij bij een getuigenverhoor heeft opgegeven als zijn telefoonnummer, werd door [naam 4] opgeslagen onder de bijnamen “ [bijnaam 1] ” en “ [bijnaam 3] ”. [naam 3] is geboren en woonachtig in [plaats] . Uit bovenstaande berichten in samenhang bezien met de opgevraagde vluchtgegevens van 23 september 2015 blijkt dat [medeverdachte 4] , [verdachte] en [naam 3] op de vlucht zaten van Marokko naar Madrid. [3]
De gebruiker van het account [account 1] heeft de gebruiker van het account [account 3] op 23 september 2015 uitgenodigd om naar het huis van zijn ouders te komen:
“Ja kom na deur van me ouders”. [4]
Op 25 september 2015 stuurde de gebruiker van het account [account 1] het volgende bericht uit naar [account 4] :
“Salam bro. En gooi strx sleutels van rotje in me brievenbus aub. [huisnummer] is me huisnr”. De ouders van [verdachte] zijn woonachtig op het adres [adres] .
In een bericht verstuurd op 30 september 2015 gaf de gebruiker van het account [account 1] zijn persoonlijke gegevens door aan de gebruiker van [account 4] ten behoeve van het boeken van een vlucht. De [account 4] vroeg of de gegevens waarover hij beschikte klopten waarop de [account 1] dit corrigeerde.
[account 4] :
“ [verdachte] . [geboortedatum] . [e-mail adres] . Corrigeer me waar het kan.”
[account 1] :
“ [verdachte] . [geboortedatum] . [e-mail adres] . Overal zat een fout hahaha”. [5]
Op 18 augustus 2015 stuurde de [account 1] het volgende bericht naar [medeverdachte 5] [6] :
“lk zat in fayrouz met [bijnaam 4] allahrahmoe tog
Toen ie was overleden
Toen ik dat hoordew rende ik naar buiten
Iedereen huilen schreeeuwen
Maar ik ging voor em shahed
Fouilleren alles van em gepakt en ging ik weg
Maar mensen zeiden dat tegen scoto
Dus ik moest getuigen bij politie
Toen zei politie dat tegen me
Wrm ik alle spullen van em had gepakt en weg was gegaan
lk ging ontkennen toen zei die collega van em
Ja je schrikt niet meer he
Je bent gewend dat je vrienden worden afgeknald
Pfff kkk leijers
Ik bleef kalm” [7]
Uit onderzoek 13Kurkboom (liquidatie [naam 5] bijnaam [bijnaam 4] ) blijkt dat [naam 5] is geliquideerd bij het verlaten van de Fayrouz Lounge. Op het lichaam van [naam 5] zijn geen telefoons aangetroffen. Kort voor zijn liquidatie zijn er wel telefoons in zijn handen gezien en kort na zijn dood is daarmee gecommuniceerd naar zijn vriendin. Het vermoeden bestaat dat de telefoons door iemand zijn meegenomen. Uit voorgaand gesprek valt op te maken dat de gebruiker van de [account 1] [naam 5] heeft gefouilleerd en alles van hem heeft meegenomen. Uit het onderzoek blijkt verder dat [verdachte] vrijwel direct na het schietincident aan [naam 5] ’s zijde is gezien. De getuige verklaarde op dat punt:
“De man met de krukken en [naam 6] zijn bij het slachtoffer geweest”.Op 7 maart 2014, 15 dagen voor de moord op [naam 5] , werd [verdachte] gecontroleerd door de politie. Daarbij werd gezien dat hij een blessure had aan zijn been en dat hij hinkend zijn krukken uit de achterbak moest pakken. [8]
6.2
Conclusie
Gelet op de hiervoor beschreven berichten en onderzoeksbevindingen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account [account 1] . Voornoemde bevindingen zijn, in onderling verband en in samenhang bezien, sterk identificerend en kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account. Niet is gebleken dat het account door een ander dan door [verdachte] is gebruikt.
6.3
De bruikbaarheid van de Ennetcom-berichten
6.3.1
Andere geschriften
De Ennetcom-berichten dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als andere geschriften in de zin van artikel 344 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat deze berichten alleen voor het bewijs kunnen worden gebruikt in verband met andere bewijsmiddelen, waarbij overigens wel geldt dat meerdere Ennetcom-berichten elkaar kunnen ondersteunen. Daarbij overweegt de rechtbank dat als sprake is van berichtenverkeer tussen twee of meer gebruikers van PGP-accounts de unus-testisregel niet op gaat, omdat de berichten in dat geval afkomstig zijn uit meer dan één bron.
6.3.2
Interpretatie en gebruik van berichten
De rechtbank is zich ervan bewust dat het bij de duiding van de Ennetcom-berichten aankomt op de context en dat berichten niet zelden op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Bij de interpretatie dient behoedzaamheid te worden betracht.
De raadslieden hebben inzage gekregen in de dataset 13Maracane en daarnaast zijn de meeste verdachten, tijdens hun politieverhoren én tijdens de behandeling van hun zaak ter terechtzitting, geconfronteerd met de voor hen (meest) relevante Ennetcom-berichten en de mogelijke interpretatie daarvan. De verdediging heeft de gelegenheid gehad om – zo nodig – uitleg te geven over die berichten en de interpretatie daarvan en/of aan te geven dat een bepaalde interpretatie niet juist is. Met dit in het achterhoofd heeft de rechtbank de Ennetcom-berichten slechts voor het bewijs gebruikt, indien de rechtbank overtuigd is van haar lezing van die berichten en wanneer die lezing voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak, voor wat betreft de bewijsvoering, in belangrijke mate aankomt op de betekenis die kan worden toegekend aan de inhoud van de Ennetcom-berichten. De gebruikers van de PGP-accounts waanden zich kennelijk onbespied hetgeen blijkt uit de inhoud van de Ennetcom-berichten in het dossier. Er is namelijk geen sprake van versluierde taal in de gesprekken. De rechtbank komt daarom – anders dan de verdediging – in veel gevallen tot de conclusie dat de berichten zoals die in het dossier naar voren komen, in onderlinge samenhang bezien, niet vatbaar zijn voor een volstrekt andere interpretatie dan de interpretatie die op basis van de tekst voor de hand ligt, namelijk het voornemen om de verschillende in het dossier voorkomende personen (doelwitten) te liquideren.

7.Waardering van het bewijs

De rechtbank zal de verschillende zaakdossiers afzonderlijk bespreken, waarbij de relevante berichten benoemd worden, hoe deze naar het oordeel van de rechtbank moeten worden geduid in het licht van dat zaakdossier en welke feitelijke handelingen op basis van die berichten bewezen kunnen worden. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of de feitelijke handelingen te kwalificeren zijn als een strafbaar feit.
7.1
Feit 4: voorbereiding moord/doodslag op [slachtoffer 1] 2015 (ZD 1)
7.1.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt verweten dat hij zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met
1 februari 2015 heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 1] .
7.1.2
Juridisch kader
7.1.2.1 Medeplegen
Volgens vaste jurisprudentie [9] is voor de kwalificatie van medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. In geval van medeplegen kan de verdachte ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor de uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door een medeverdachte zijn toegepast. Niet vereist voor het aannemen van medeplegen is dat de verdachte bijvoorbeeld zelf het geweld tegen het slachtoffer heeft uitgeoefend. Wie binnen het samenwerkingsverband precies welke feitelijke handeling heeft verricht, is niet van wezenlijke betekenis. De variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen is betrekkelijk groot. Dat maakt dat de vraag wanneer sprake is van ‘medeplegen’ zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Bij de beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voorts geldt voor medeplegen het vereiste van dubbel opzet. Zo moet er in de eerste plaats opzet zijn op de onderlinge samenwerking. Een nauwe en bewuste samenwerking veronderstelt immers bewustzijn van samenwerking. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat er vooraf expliciet afspraken of plannen zijn gemaakt, dan wel tijdens de uitvoering ervan (kort) overleg is geweest. Onder omstandigheden kan de samenwerking voor een deel ook stilzwijgend plaatsvinden, bijvoorbeeld omdat men ter plekke van elkaar begrijpt wat de verdere bedoeling is of door het maken van een instemmende hoofdknik. Medeplegen impliceert bewuste samenwerking van een ieder van de medeplegers met het oog op het verrichten van een strafbare gedraging. Dat betekent dat voor medeplegen niet alleen bewustheid wordt verlangd in het verband van de samenwerking, maar het opzet in de tweede plaats ook gericht moet zijn op het begaan van de grondfeiten zoals ten laste gelegd.
Met name in gevallen waarin het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), dient de rechter in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar noodzakelijk is dat niet. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Vooral in dergelijke andere, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Niet wordt verlangd dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult; het accent ligt zoals gezegd op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan. Het achterwege blijven van een fysieke uitvoeringshandeling op de plaats van het delict kan worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de rol van de verdachte in het kader van het beramen en voorbereiden van het feit. Uit de meest recente rechtspraak van de Hoge Raad over medeplegen lijkt te kunnen worden afgeleid dat het bestaan van een voor alle deelnemers duidelijk plan een relevant aandachtspunt kan zijn voor de beoordeling of sprake is van medeplegen. Het gezamenlijk optrekken met het oog op het realiseren van een gezamenlijk plan kan medeplegen opleveren, ook al zouden de gedragingen van de verdachte op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht aan het ten laste gelegde feit kunnen worden aangemerkt.
7.1.2.2 Voorbereidingshandelingen
7.1.2.2.1 Wetsgeschiedenis
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest daarom zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
7.1.2.2.2 Strafbaarstelling
Op grond van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is er sprake van strafbare voorbereiding van een misdrijf wanneer de dader opzettelijk middelen (voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen) verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft die zijn bestemd tot het begaan van dat misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
7.1.2.2.3 Bestemd tot het begaan van dat misdrijf
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van strafbare voorbereiding in de zin van artikel 46 Sr (slechts) vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk misdrijf de in dit artikel omschreven voorbereidingshandelingen en -middelen waren gericht en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht. [10]
Eveneens, naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad, wordt met “dat misdrijf” in de zinsnede “bestemd tot het begaan van dat misdrijf” gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. [11] Dat betekent dat het object waarop een in artikel 46 Sr genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid. [12]
In een zaak als de onderhavige – waarin het gaat om de voorbereiding van een moord/doodslag – is niet vereist dat de dader op de hoogte was van de identiteit van het beoogde slachtoffer. Voldoende is dat het bewezen verklaarde feit strekt ter voorbereiding van het grondmisdrijf (in dit geval: moord/doodslag) en dat het opzet van verdachte was gericht op het begaan van dat grondmisdrijf. [13] Een concretisering van het voor te bereiden misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. [14]
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 11 maart 2019 arresten gewezen in het onderzoek 26Koper [15] , waarin een uiteenzetting is gegeven van de reikwijdte van de strafbaarstelling van voorbereiding.
Het gerechtshof overweegt dat in de bewijslevering een objectieve en een subjectieve component zijn te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De daarbij te hanteren maatstaf is de uiterlijke verschijningsvorm.
De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter van die intentie kan blijken uit verklaringen van de verdachte of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen. Hierbij kan worden gedacht aan opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten.
Volgens het gerechtshof zijn de objectieve en de subjectieve component te onderscheiden, maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte kunnen op hun beurt weer worden afgeleid uit gedrag. Het gerechtshof overweegt dat de rechter in dit kader dient te waken voor een te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen – zoals het voorhanden hebben van voorwerpen – vergemakkelijkt. Omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover hij beschikt, in hun onderling verband en samenhang, een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt volgens het gerechtshof met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas bezien in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband – met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst – kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd, aldus het gerechtshof.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daarvoor is voorwaardelijk opzet voldoende: de verdachte heeft in dat geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het grondmisdrijf (in dit geval: de liquidatie) zou plaatsvinden.
7.1.2.2.4 Voorbereidingsmiddelen
In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen en -middelen. Ook op het eerste gezicht onschuldige voorwerpen kunnen voorbereidingsmiddelen worden, wanneer zij worden bezien in samenhang met andere voorwerpen en tegen de achtergrond van het opzet van de dader. De voorwerpen moeten bestemd zijn tot het begaan van het uiteindelijke misdrijf.
Het gerechtshof Amsterdam overweegt in eerder genoemd arrest (van 11 maart 2019) in dit verband dat moet worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (ECLI:NL:HR:2017:AZ0213). Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
De Hoge Raad heeft op 8 september 2020 arrest [16] gewezen in een zaak waarbij het voorhanden hebben van een mobiele telefoon in dat geval kon worden aangemerkt als strafbare voorbereiding van een gewelddadige overval. In de noot van Kooijmans bij dat arrest is beschreven dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat het betreffende voorwerp daadwerkelijk een rol zou gaan spelen bij de uitvoering van het misdrijf.
Advocaat-generaal Aben heeft in zijn conclusie [17] van 9 juni 2020 overwogen dat bij de beoordeling van de bestemming van het voorwerp ook aandacht moet worden besteed aan welke functie de verdachte aan het voorwerp beoogt toe te kennen bij de daadwerkelijke uitvoering van het delict. Als het gebruik van een voorwerp zich beperkt tot de voorbereiding, zal – op zijn minst in beginsel – niet zijn voldaan aan het bestemmingsvereiste. Aan die eis wordt wel voldaan als uit de bewijsvoering blijkt dat het voorwerp is bestemd om – op zijn minst mede – te fungeren in de uitvoering van het misdrijf. Het voorwerp is dan een instrument bij de voorbereiding van moord.
7.1.2.2.5 Voorhanden hebben
Het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ is een begrip dat in de jurisprudentie nader is ingevuld. Het begrip ‘voorhanden hebben’ veronderstelt een drietal factoren, te weten:
Een eerste factor is de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Waar het wapen zich bevindt is in eerste instantie niet van belang. Wel is van belang dat de dader over het wapen kan beschikken. De beschikking over het wapen hoeft niet onmiddellijk te zijn.
De tweede factor ziet op de machtsrelatie tussen de dader en het wapen. Het enkel onder zich hebben van een wapen levert zonder meer nog geen ‘voorhanden hebben’ op. Er dient een zekere relatie te bestaan tussen het voorwerp en de dader, in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn. Het gaat om een zekere handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht), waarvan ook kan worden gesproken wanneer men geen zeggenschap heeft over het wapen als zodanig, maar wel over de plaats waar het zich bevindt.
Factor drie heeft betrekking op de bewustheid van de dader. Bij de dader dient een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
De Hoge Raad stelt voorop dat voor het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. De aanduiding van ‘een meerdere of mindere mate’ van bewustheid geeft aan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de exacte locatie van dat wapen. Het wapen hoeft zich dus niet in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor het bewijs van de bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Waar in voorgaande uiteenzetting het voorhanden hebben ziet op wapens, kan dit naar het oordeel van de rechtbank worden overgenomen voor overige zaken, zoals voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen.
7.1.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.1.3.1 Uitspraken in de zaken 13Rooibos en 13Kourion
Op 11 mei 2016 heeft de rechtbank Amsterdam [verdachte 1] [18] (hierna: [verdachte 1] ), [verdachte 2] [19] (hierna: [verdachte 2] ), [verdachte 3] [20] (hierna: [verdachte 3] ) en [verdachte 4] [21] (hierna: [verdachte 4] ) in de onderzoeken Rooibos en Kourion, onder meer veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] in de periode van 22 december 2014 tot en met 1 februari 2015.
[verdachte] wordt verweten zich samen met de veroordeelden in 13Rooibos en 13Kourion schuldig te hebben gemaakt aan voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] . Door de rechtbank (bij vonnis van 11 mei 2016) vastgestelde feiten en omstandigheden en delen van de (bewijs)overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen zijn, voor zover relevant voor de zaak van [verdachte] , hierna onder 7.1.3.1.1 en 7.1.3.1.2 opgenomen en maken ook onderdeel uit van dit vonnis.
7.1.3.1.1 Feiten en omstandigheden [22]
Op 16 januari 2015 scant een zogenoemde IMSI catcher op het woonadres van [verdachte 1] twee peilbakens. Het onderzoeksteam start op 23 januari 2015 een technische actie op deze peilbakens.
Eén van deze bakens, het baken met inlogcode eindigend op 71, komt op 30 januari 2015 in beweging. Het baken bevindt zich in de nacht van 30 op 31 januari 2015 omstreeks 00.45 uur aan de Kattenburgerstraat te Amsterdam. Daar ziet een verbalisant een Citroën staan met kenteken [kenteken] . In de Citroën zit een manspersoon, onderuitgezakt, achter het stuur. Het baken wordt uitgezet en de Citroën rijdt omstreeks 01.00 uur weg. De volgende ochtend, om 11.00 uur, wordt het baken weer aangezet. Om 13.10 uur geeft het baken de locatie Jan van Galenstraat te Amsterdam aan. Daarna is de route van het baken gelijk aan de route van een Opel Corsa met kenteken 3 [kenteken] . Deze auto is gehuurd door [slachtoffer 1] , op naam van zijn broer Mohammed [slachtoffer 1] . Omstreeks 20.15 uur zien verbalisanten dat deze Opel Corsa wordt geparkeerd in de parkeergarage aan de Willem Augustinstraat te Amsterdam. Omdat bij de politie informatie beschikbaar is dat mogelijk eerder een aanslag op de levens van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 1] is gepleegd in 2014, rijst het vermoeden dat de inzittende(n) van de Opel Corsa mogelijk een doelwit van een liquidatie is (zijn). [slachtoffer 1] loopt omstreeks 22.35 uur, samen met twee anderen, richting de Opel Corsa. Het onderzoeksteam besluit hen te waarschuwen. De Opel Corsa wordt vervolgens in beslag genomen. Het betreffende peilbaken wordt vervolgens aangetroffen onder de auto.
In het onderzoek genaamd 13Kourion is eerder, op 14 januari 2015, een gestolen BMW 3-serie aangetroffen op het Servaasplein in Eindhoven. De BMW is vervolgens voorzien van plaatsbepalingsapparatuur en onder permanent cameratoezicht geplaatst. Op 17 januari 2015 is de BMW heimelijk doorzocht waarbij drie geladen automatische vuurwapens (twee Kalasjnikovs en een Uzi) werden aangetroffen samen met een jerrycan, gevuld met benzine. Deze vuurwapens zijn onklaar gemaakt en teruggeplaatst. De jerrycan met benzine is in beslag genomen en vervangen door een vergelijkbare jerrycan, gevuld met water.
Op 1 februari 2015 komen de onderzoeken 13Rooibos en 13Kourion samen. Omstreeks 02.30 uur wordt waargenomen dat de eerder genoemde Citroën met kenteken [kenteken] het Servaasplein te Eindhoven op rijdt. Te zien is dat drie personen de kentekenplaten van de gestolen BMW 3-serie vervangen. Na ongeveer 40 minuten stapt één persoon in de Citroën en stappen de andere twee in de BMW 3-serie die dan is voorzien van valse kentekenplaten [kenteken] . Bij het wegrijden is te zien dat zich in de Citroën nog een vierde persoon bevindt. De Citroën en de BMW rijden in de buurt van elkaar richting Amsterdam. Het onderzoeksteam volgt beide auto’s vanaf 03.12 uur via een politiehelikopter. Het ingeschakelde arrestatieteam volgt de auto’s via de snelweg.
In Amsterdam, bij afslag S107 Sloten, grijpt de politie in. Het is dan omstreeks 04.23 uur. De BMW en de Citroën worden tot stoppen gedwongen waarna het tot aanhouding komt van [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 2] . Eén van de twee Kalasjnikovs wordt aangetroffen op de rijbaan. Het blijkt te zijn doorgeladen. In de kofferbak wordt de andere Kalasjnikov samen met de pistoolmitrailleur (Uzi) aangetroffen. Ook de pistoolmitrailleur is doorgeladen. In de BMW liggen verder nog een patroonmagazijn voor de Uzi, een losse patroon en een handflare.
7.1.3.1.2 Medeplegen van voorbereiden van een liquidatie op [slachtoffer 1] [23]
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte 1] zich op 30 januari 2015 heeft begeven in de omgeving van zowel de woonadressen van [slachtoffer 1] als [slachtoffer 12] en dat het peilbaken, dat later is aangetroffen onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto, zich op 30 januari 2015 nog in de door [verdachte 1] gebruikte auto, de Citroën, bevond. Die volgende ochtend, op 31 januari 2015, heeft [verdachte 1] het desbetreffende peilbaken onder de door [slachtoffer 1] gebruikte auto geplaatst.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de vier die avond, op 31 januari 2015, tezamen van Amsterdam naar Eindhoven zijn gereden om de BMW 3-serie op te halen die zij, alvorens zij weer naar Amsterdam zouden reizen, eerst hebben voorzien van andere kentekenplaten. [verdachte 4] en [verdachte 3] zijn vervolgens in de BMW 3-serie gestapt en [verdachte 1] en [verdachte 2] zijn in de Citroën weggereden. In de BWM 3-serie lagen geladen automatische vuurwapens waarover in ieder geval [verdachte 4] en [verdachte 3] feitelijk de beschikking hadden. Twee van de drie vuurwapens zijn na de aanhouding aangetroffen in de auto waarin [verdachte 3] en [verdachte 4] zaten, waarvan één inmiddels doorgeladen. [verdachte 4] is nadat de auto tot stoppen is gedwongen door het arrestatieteam met het derde, inmiddels ook doorgeladen, vuurwapen uit de BMW 3-serie gestapt. Het kan niet anders zijn dan dat [verdachte 3] , die als bestuurder bij [verdachte 4] voor in de auto zat, heeft moeten zien dat [verdachte 4] op enig moment deze Kalasjnikov vanuit de kofferbak in handen heeft genomen.
In de BMW 3-serie zijn verder aangetroffen, naast de meergenoemde vuurwapens, een extra patroonhouder met munitie voor de Uzi in het deurvak aan de kant van de bijrijder, een handflare en een jerrycan die oorspronkelijk was gevuld met benzine. Deze uitrusting was zonder meer geschikt voor het plegen van een moord. In combinatie met het door [verdachte 1] geplaatste peilbaken kon de locatie van het potentiële slachtoffer [slachtoffer 1] bovendien nauwkeurig worden getraceerd. Daar komt nog bij dat bij [verdachte 4] ook een bivakmuts en handschoenen zijn aangetroffen en dat alle vier verdachten donkere kleding droegen (kleding die uitermate geschikt is om te voorkomen dat men wordt herkend). De aanwezigheid van de handflare en de benzine wijzen erop dat ook rekening was gehouden met de mogelijkheid om de BMW 3-serie in brand te steken teneinde sporen uit te wissen, een ingeval van liquidatie beproefde en veel toegepaste methode. Onder [verdachte 4] is bovendien bij zijn aanhouding een middel aangetroffen dat geschikt is voor het schoonmaken van wapens.
In het kader van het voorgaande is nog van belang de inhoud van de chatgesprekken die zijn gevoerd op 31 januari 2015, voorafgaand aan het ophalen van de BMW 3-serie vanuit Eindhoven en de terugkeer met beide auto’s naar Amsterdam. Hieronder zullen een aantal van die gesprekken worden aangehaald.
[verdachte 3] zegt tegen ene [bijnaam 5] op 31 januari 2015 om 14.14 uur:
“ [bijnaam 6] heb [bijnaam 7] se mail hij wil lokken [bijnaam 8] ”. [bijnaam 5] zegt tegen [verdachte 3] :
“we hebben nu iets onder zn waggie. Hou het wel voor je. Als het nodig is laten we [bijnaam 6] m lokken”.
[verdachte 3] zegt vervolgens tegen [bijnaam 5] :
“wnr bosse we em”en [bijnaam 5] antwoordt:
“wacht tot ik je zeg. Moet wel snel”.
Om 16.04 uur zegt [verdachte 1] tegen [verdachte 3] :
“heb die duplicaat we moeten straks die waggies terug rijden”.
[verdachte 2] zegt om 16.43 uur tegen [verdachte 1] :
“en [bijnaam 9] dan die andere man geen getimer meer??”waarop [verdachte 1] tegen [verdachte 2] zegt:
“Regel dat die motro vandaag helemaal word schoongemaakt alles shi paar herkenbare dingen weghale”. [verdachte 1] zegt:
“Morge of overmorge gaan we m vegen”waarop [verdachte 2] zegt:
“Hoe dan waar gaan we em vege moet tog weggetje skennoes”. [verdachte 2] zegt tegen verdachte:
“heb je die ding geplakt dn?”. Waarop [verdachte 1] antwoordt
: “Regel die motro gwn vandaagoes ff we gaan no skenne”.
Om 16.58 uur zegt [verdachte 3] tegen [verdachte 4] :
“Gaan we so die wags pepp directeur heb die kenies”. Om 17.16 uur zegt [verdachte 3] tegen [verdachte 4] :
“haha er moe sowiso ieman mee om terug te drive we heb 3 driver nodig”.
Om 18.50 uur zegt [verdachte 2] tegen [verdachte 4] :
“Ik bn ondrweg chil em daar we gaan morge of overmorge die gast geve we moete die motro ff schoonfixe en die achterlampje enso hij moet ready zyn”.
Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder de inhoud van de tussen hen en onbekende gebleven derden, waaronder ‘ [bijnaam 5] ’, gevoerde gesprekken, brengen de rechtbank tot de vaststelling dat zij in dit specifieke geval een gezamenlijk en concreet doel voor ogen hadden, namelijk het plaatsen van een gestolen auto met daarin de uitrusting om de liquidatie op [slachtoffer 1] mogelijk te maken. In dit geheel heeft een ieder een eigen rol ingenomen. De bijdrage van alle vier is echter steeds van wezenlijk belang geweest in het geheel van de feiten en omstandigheden. Zij beschikten immers samen over de middelen en hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het voorbereiden van een liquidatie.
7.1.3.2 Feiten en omstandigheden in het onderzoek 13Maracane
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] betrokken is geweest bij de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, die voorbereiding van moord op [slachtoffer 1] opleveren en waarvoor [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 4] en [verdachte 2] zijn veroordeeld.
De rol van [verdachte]
Uit PGP-berichten in het onderhavige dossier blijkt dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 7] in de dagen voorafgaand aan de aanhoudingen op 1 februari 2015, zoals hiervoor uitvoerig beschreven, veelvuldig contact hebben gehad met [verdachte 1] over de voorbereidingen die getroffen werden om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Van het PGP-account van [verdachte] zijn in deze zaak geen berichten opgenomen in het dossier, zodat niet kan worden vastgesteld of [verdachte] heeft deelgenomen aan de gesprekken in de voorbereiding van een ophanden zijnde liquidatie. Op het account zijn wel notities aangetroffen over ‘ [bijnaam 7] ’, zoals [slachtoffer 1] genoemd wordt, die betrekking hebben op de verblijfplaats van [slachtoffer 1] en de voertuigen waarin hij zou rijden. Ook komt de naam ‘ [bijnaam 7] ’ voor op de dodenlijst die [verdachte] als notitie op zijn account had opgeslagen onder de naam ‘El Listo’.
7.1.3.3 Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het enkel beschikken over notities met informatie over een beoogd doelwit van een op handen zijnde liquidatie onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat deze bijdrage van voldoende gewicht is om als (mede)pleger van het verrichten van voorbereidingshandelingen van moord te worden gekwalificeerd. Uit het dossier blijkt immers niet dat [verdachte] anderszins een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde. [verdachte] wordt om die reden vrijgesproken van het in feit 4 ten laste gelegde.
7.2
Feit 3: poging tot uitlokking van moord op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (ZD 3 en ZD 4)
De rechtbank bespreekt de zaakdossiers 3 en 4 gezamenlijk, gelet op de verwevenheid van die zaken. Hierbij worden de relevante berichten benoemd, hoe deze naar het oordeel van de rechtbank moeten worden geduid in het licht van de zaakdossiers en welke feitelijke handelingen op basis van die berichten bewezen kunnen worden. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of de feitelijke handelingen te kwalificeren zijn als een strafbaar feit.
7.2.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt ervan beschuldigd dat hij zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot uitlokking van “de tattoos” om [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (in vereniging) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.
7.2.2
Juridisch kader
7.2.2.1 Poging tot uitlokking
Artikel 46a Sr luidt als volgt:
Poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, is strafbaar, met dien verstande dat geen zwaardere straf wordt uitgesproken dan ter zake van poging tot het misdrijf of, indien zodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.
Het gaat om gedragingen die er niet toe leiden dat het tot een begin van uitvoering komt van het misdrijf waarop die gedragingen waren gericht. De uitlokkingsmiddelen van artikel 47 lid 1 onderdeel 2 Sr moeten zijn gebruikt. Artikel 47 lid 1 onderdeel 2 luidt als volgt:
1. Als dader van een strafbaar feit worden gestraft:
[…]
2. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Van een begin van uitvoering zal in de regel sprake zijn als een uitlokkingsmiddel is gebruikt.
Het gebruiken van een uitlokkingsmiddel dient naar zijn uiterlijke verschijningsvorm te zijn gericht op het voltooien van het delict van artikel 46a Sr in verbinding met het voorgenomen strafbare feit. Het pogen om een ander te bewegen impliceert opzet, dat gericht moet zijn op het laten begaan van een misdrijf door een ander. Van ‘bewegen’ is ook sprake als de persoon tot wie de poging zich richt van meet af aan ongevoelig is geweest voor het plan.
Artikel 46a Sr wordt volgens de wetsgeschiedenis gekenmerkt door het gegeven dat degene die wordt benaderd niet uitvoert waartoe de ander hem tracht te verleiden. De ander laat zich dus niet overhalen, danwel wordt hij door de ander op een heel ander idee gebracht dan de bedoeling van die ander was.
Dat degene die het voornemen al heeft niet nog eens dat voornemen aangepraat kan worden wil alleen maar zeggen dat die ander niet meer bewogen kan worden, en dat het bij een ‘trachten te bewegen’ is gebleven.
7.2.2.2 Medeplegen
Voor het juridisch kader van medeplegen wordt verwezen naar hetgeen daarover in rubriek 7.1.2.1 is opgenomen.
7.2.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.2.3.1 PGP-gesprekken en onderzoeksbevindingen
De volgende in het dossier opgenomen PGP-gesprekken, in de periode van 7 augustus 2015 tot en met 29 september 2015, en de in het dossier beschreven onderzoeksbevindingen acht de rechtbank redengevend voor de beoordeling van de ten laste gelegde poging tot uitlokking van de moord op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
7.2.3.1.1 Geldafspraken
Een gesprek van 7 augustus 2015 [24] tussen [naam 4] [25] en [medeverdachte 1] [26] :
[naam 4] :
Binnenkort krijg ik nr van die tattokillers. Ze gaan overal heen. Die [naam 7] die met [bijnaam 10] zat, die zit nu met [bijnaam 11]
[medeverdachte 1] :
Top. Die waren altijd al goed met [bijnaam 12]
Uit het dossier blijkt dat ‘ [bijnaam 10] ’ de bijnaam is van [naam 8] en dat hij in 2013 gelijktijdig met [naam 7] , één van de ‘tatookillers’, gedetineerd heeft gezeten. [27] Verder blijkt uit het dossier dat ‘ [bijnaam 11] ’ de bijnaam is van [medeverdachte 5] [28] en dat hij op 7 augustus 2015, het moment dat bovengenoemd bericht werd verstuurd, gedetineerd zat met [naam 7] . [29]
Uit onderzoek blijkt voorts dat met ‘ [bijnaam 12] ’ [naam 2] wordt bedoeld en dat hij leiding gaf aan een crimineel samenwerkingsverband (hierna: CSV). [30]
De rechtbank leidt uit deze berichten af dat [naam 4] [medeverdachte 1] ervan op de hoogte heeft gesteld dat hij binnenkort zou beschikken over het telefoonnummer waarmee hij de ‘tattookillers’ kon bereiken, dat [naam 7] met [medeverdachte 5] gedetineerd zat en dat [medeverdachte 1] tevreden was met deze informatie omdat de tattookillers kennelijk goed waren met [bijnaam 12] , de leider van het CSV.
Een gesprek van 13 augustus 2015 [31] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[verdachte] :
He lekkker ding met [bijnaam 13]
Sprak net [bijnaam 14]
En gister je zusje over dat niemand reageert
Die [naam 9] is druk en laat steeds die tel thuis
Dus ik d8 mailje gwn met de mijneee
Gezellig tog hahaha
[medeverdachte 5] :
Ewa snelle hahahahahaahha had 1 van jullie nodig heb alles in elkaar gezet voor die [bijnaam 15] en die [slachtoffer 3] maar ze vragen totaal 5t voor die [bijnaam 16] vragen ze 3 en die dam 2t maar je hoeft niks te doen hun regelen alles zelf
Uit onderzoek is gebleken dat ‘ [bijnaam 15] ’ de bijnaam is van [slachtoffer 4] [32] en dat met ‘ [slachtoffer 3] ’ [slachtoffer 3] wordt bedoeld. [33]
Uit de inhoud van deze berichten maakt de rechtbank op dat [medeverdachte 5] [verdachte] ervan op de hoogte heeft gesteld dat hij, vanuit de penitentiaire inrichting (PI) waar hij op dat moment gedetineerd zat, “alles heeft geregeld voor [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ”, namelijk het uitlokken van ‘de tattoos’ om [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te liquideren. [medeverdachte 5] zat destijds – zoals gezegd –gedetineerd met [naam 7] , waarmee hij kennelijk de afspraken maakte. [medeverdachte 5] gaf door wat de kosten waren, namelijk in totaal vijf ton, drie ton voor die [bijnaam 16] ( [slachtoffer 3] ) en twee ton voor [bijnaam 15] ( [slachtoffer 4] ). [medeverdachte 5] heeft daarbij benadrukt: “voor dit bedrag hoef je niets te doen, alles wordt geregeld”.
Een gesprek van 13 augustus 2015 [34] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[verdachte] :
Ahahahhaha wollahilaaa
lk wil iedereen beuken maar ze geven geen reden en ik doe indercover tog
Over die [slachtoffer 3] is teveel voor die waardeloze flikker tog
Die andere man gaf wel boodschap
Doorgaan met nakken ahhahahahahah
Voor die [bijnaam 15] die moet zoiezo
Als jij zegt is goed dan doen we dat bro
[medeverdachte 5] :
Volgens mij weet je niet wat er met die [slachtoffer 3] was he hij had [bijnaam 12] bijna genakt die bo had gps onder me auto gegooit en met info aan die [slachtoffer 3] gegeven had een keer afspraak met [bijnaam 12] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er
nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans
geven om het nog eens te proberen
[verdachte] :
D8 die man is een egte poeplap
En alleen praatjes had
Direct vegfen ze moer
Zorg wel aub dat niks naar jou leidt
Want heb liever dat hij blijft leven dan dat jij voor hem moet bakken
lk zet papieren klaar voor ze
Zodra het geregeld is
Kunnen ze doekoe krijgen waar en wnr ze willen
[medeverdachte 5] :
Ze vragen barkie vooraf zijn die tattoe gasten he maar ze gaan meteen ook achter die [bijnaam 15] alles in elkaar zetten
De rechtbank leidt uit voorgaande berichten af dat [verdachte] het geldbedrag dat werd gevraagd voor [slachtoffer 3] teveel vond, maar dat hij vond dat [slachtoffer 4] “sowieso moet”. Op het moment dat [medeverdachte 5] benadrukte dat [slachtoffer 3] [bijnaam 12] bijna had ‘genakt’, was [verdachte] ervan overtuigd dat ook [slachtoffer 3] “direct geveegd moest worden”. [verdachte] waarschuwde [medeverdachte 5] vervolgens dat hij ervoor moest zorgen dat er niets naar hem toe zou leiden, omdat [verdachte] liever had dat hij zou blijven leven dan dat [medeverdachte 5] voor hem zou moeten zitten. [medeverdachte 5] lichtte [verdachte] in over het feit dat ze een barkie (een barkie is straattaal voor
€ 100,- , maar in deze context wordt waarschijnlijk – zie ook de gesprekken hieronder waarin over een ‘ton’ wordt gesproken – € 100.000,- bedoeld) vooraf als voorschot wilden hebben. [verdachte] gaf daarna aan geld te zullen reserveren voor de uitvoerders.
Een gesprek van 13 augustus 2015 [35] tussen [verdachte] , [naam 4] en [medeverdachte 1] :
[verdachte] aan [naam 4] en [medeverdachte 1] :
5 t voor [slachtoffer 3] en [bijnaam 15]
Alles wordt geregeld allene betalen
Ja of nee
Ff snel antwoord aub???
[naam 4] :
Direct bro!!!
[medeverdachte 1] :
Ik zeg ja. Maar kan 1 dag wachten op antwoord van [bijnaam 12]
[verdachte] :
Dit zegt [naam 10] over [slachtoffer 3]
Volgens mij weet je niet wat er met die [slachtoffer 3] was he hij had [bijnaam 12] bijna genakt die bo had
gps onder me auto gegooit en met info aan die [slachtoffer 3] gegeven had een keer afspraak met
[bijnaam 12] in brussel en toen ik weg reed reed een audi station achter me aan met molukkers er
in toen ze zagen dat ik alleen was reeden ze meteen terug om te kijken of die andere er
nog was ze dachten dat ie bij me zou instappen die man moet weg ga em niet de kans
geven om het nog eens te proberen
[medeverdachte 1] :
T7an a broer direct! T7annnnnn
[verdachte] :
D8 ik al hahahha
Een gesprek van 15 augustus 2015 [36] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[verdachte] :
OKee topp ga em zeggen bro
Dikkke conna s daarbinnen he
[medeverdachte 5] :
Bro deze bajes waar ik zit alleen maar gekke killers a zebbie iedereen zit hier voor moord hahahahahhahaha en ze hebben honger als de gekkk
[verdachte] :
Hahaha gruwelijkkk
Dikke uitzendbureauu hoor
[medeverdachte 5] :
Ben ze aan het scouten hahahahahahahahhahahahahaha die hele team van die tattoe gasten zijn ook met ons zorg al 2 jaar voor ze hier binnen je gaat zien ouwe
[verdachte] :
Gruwelijk man slim van je. Alles overnemen daaro
[medeverdachte 5] :
Bro heb de hele dag niks te doen alleen maar schaken ouwe
[verdachte] :
Lekker man is allemaal belangrijk strx bro
Een gesprek van 18 augustus 2015 [37] tussen [naam 4] en [medeverdachte 1] :
[naam 4] :
Die tattoos willen alvast ton voorschot voor [bijnaam 15] en [slachtoffer 3] . Die baas van hun zit naast [bijnaam 11] als ik met hem tekst.
Zeg je eerlijk heb wel vertrouwen in hun. Wat zeggen jullie??
[medeverdachte 1] :
Ik zeg zeker JA maar niet nu
Eerst horloges van [bijnaam 12] regelen
En als [bijnaam 12] er is dan beslissingen voor hitters
Maar gaan nu geen ton geven.
Een gesprek van 27 augustus 2015 [38] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[medeverdachte 5] :
Ben bezig met die dikke van die moter club heb iemand geregeld die bij em in de club zit die em gaat brengen hahahahhahahahahahhahahahaha
[verdachte] :
Gruwelijk dat is top
Gister hadden we bijna die ene flikker he
Ze kk moer is op nippertje gevlucht
Een gesprek van 11 september 2015 [39] tussen [naam 4] en [verdachte] :
[naam 4] :
Ja iemand gaat daar nu heen. [bijnaam 12] zei geef [naam 10] die 75 voor die tattoos
[verdachte] :
Oke bro
Uit de berichten die hiervoor zijn opgenomen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 5] vanuit de PI contact had met [naam 7] , dat [naam 7] een bedrag van vijf ton had genoemd voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en dat [verdachte] , [naam 4] en [medeverdachte 1] daarmee hadden ingestemd. Verder blijkt dat [naam 7] een bedrag van € 100.000,- aan voorschot wilde ontvangen voor de klus en dat [naam 4] (in opdracht van [bijnaam 12] ) aan [verdachte] de opdracht gaf om € 75.000,- aan [naam 10] [40] te geven voor de ‘tattoos’.
7.2.3.1.2 Het afgeven van het voorschot
Een gesprek van 17 september 2015 [41] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[medeverdachte 5] :
ej trouwens ff iets anders [naam 9] zei je toch van die 75 of niet voor die je weet wel wat
[verdachte] :
nog steeds ouwe hahhaha
Ja man ik weet bro
Waar moet dat heen dan ???
Een gesprek van 17 september 2015 [42] tussen [medeverdachte 2] [43] en [verdachte] :
[verdachte] :
75 k afgeven aub bro [kenteken]
Alleen smsen
Gebruik nieuw nr en gelijk nr dumpen
Is voor iemand hitten hahahah
Ref tatoo
[medeverdachte 2] :
Hahaha gruwelijk staat bro
75kp reageert niet op sms
[verdachte] :
Oke bro
Een gesprek van 17 en 18 september 2015 [44] tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] :
[verdachte] :
Ze reageren niet op sms voor die 75 kop
Dat je. Weeet
[medeverdachte 5] :
Ja 4 dagen is ie er pas die ezel hij zou er al 16e zijn
[verdachte] :
Ke bro we w8en no stresss
Salam bro
10 k is afgegeven aan [bijnaam 14]
Mag ik alleen nog weten voor wat t is
Dan noteer ik dat erbij
Lijpe boekhouder ah broer hahaha
En die man reageert niet op sms voor die 75 k
[medeverdachte 5] (20 september 2015):
Die 10 kop is voor mij je weet heb paar boys waar ik voor zorg in de bajes je weet soldaten geef ze 5barkies enzo om boodschappen te doen me neefje is jarig en die onzin je weet zelf alles kost geld hahahahahaha en die 75 is met 4 dagen bro sms die nummer die ik je gaf
Een gesprek van 25 september 2015 [45] tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] :
[verdachte] :
Salam bro
Kijk aub of die nokia nr al aan is voor die 75 k afgeven
En gooi strx sleutels van rotje in me brievenbus aub
[huisnummer] is me huisnr
[medeverdachte 2] :
5pk afgegeven
Sleutel ligt in je bus
Nokia heeft niet gereageerd
Een gesprek van 29 september 2015 [46] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[medeverdachte 5] :
Ewa snelle heb je die man te pakken gehad hij is al terug voor die 75
[verdachte] :
Nee man bro. Ik ga weer ff kijken dan
[medeverdachte 5] :
Ga je nu bellen wella
[verdachte] :
Ik heb bericht gestuurd. Dta ze moeten smsen. Dus ze gaan gelijk smsen. Ik w8 op reactie
[medeverdachte 5] :
Ok is goed ben hier met die man
Een gesprek van 29 september 2015 [47] tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] :
[medeverdachte 2] :
Oke hij regeert komt zo naar adam
[verdachte] :
Oke bro
Hoor je als is gelukt
[medeverdachte 2] :
10kp [bijnaam 17] afgegeven
[verdachte] :
Oke thnx
Over hoelang is die man van 75 k er ?? 10 kp [bijnaam 17] afgegeven
[medeverdachte 2] :
Met een uurtje ong. Hij zat in friesland
[verdachte] :
Oke bro
Is voor iemand kieren he hahahahahahahahahahaha
Maar deze jongen weet van niks
Is iemand die gaat als het goed is
Ze eigen gabber geven hahahahahahha
Zieke mensen hahah
Ben benieuwdddd of ze ons nakken of niet
[medeverdachte 2] :
Hahahahahahahahahahahahahahahahahaha lijp man. Als ze maar niet nakken kk jochies
[verdachte] :
is voorschot als ze nakken nakken ze niet veel
En staan ze ook op de lijst hahahah
Als ze seriues zijn krijgen ze veel meer
En is er veeeel werk voor ze
Vieze groep deze hoor
Als we deze hebben pfffff
Ze iedereen nakken
Ze moeten niet aans ons gelinkt worden oe saffi
Want iedereen vertrouwt ze
[medeverdachte 2] :
Hahahah dit zijn ze man. Ben benieuwd wie man jhahahah komt goed
[verdachte] (19:38):
Inshallah.
Op 29 september 2015 om 20:39 uur (UTC+2) stuurde [medeverdachte 2] het volgende bericht [48] naar [verdachte] :
Subject: Afgegeven
75 000 Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
[verdachte] stuurde vervolgens het volgende bericht aan [medeverdachte 1] :
75 k Tatoo 29-09-2015 22:40 uur
Afgegeven aan die gasten van hoofd
Waarop [medeverdachte 1] als volgt reageerde:
Wil t opslaan maar jij heb nog al mn notities.
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van voorgaande PGP-gesprekken, vast dat er door [medeverdachte 2] op 29 september 2015 een geldbedrag van € 75.000,- is betaald aan een derde, ten behoeve van ‘de tattookillers’, als voorschot om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] tot twee keer toe laten weten dat het geld bestemd was om “iemand te kieren”, “iemand te hitten”.
7.2.3.2 Doelwitten, intentie om te doden en rol van [verdachte]
Uit de hiervoor beschreven berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat door de verdachten gesproken werd over het voornemen om [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te liquideren. De gevoerde gesprekken sluiten naadloos op elkaar aan en daarnaast laat de inhoud van de berichten, de bedoeling van de verdachten, ook weinig aan de verbeelding over. [medeverdachte 5] heeft in de PI contacten gelegd met [naam 7] , een lid van ‘de tattookillers’ en heeft hem bereid gevonden om [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te (laten) liquideren. [medeverdachte 1] werd van dit contact op de hoogte gesteld. [medeverdachte 5] spreekt er in dit verband over dat “in de bajes alleen maar gekke killers zitten” en dat hij ze aan het “scouten” is. “Iedereen zit voor moord” en “ze hebben honger”. [verdachte] reageert daarop door te zeggen dat het een “dik uitzendbureau is”. Ten behoeve van die liquidaties zijn, door [medeverdachte 5] als tussenpersoon, geldafspraken gemaakt, zowel voor het uitbetalen van een voorschot als voor het (laten) uitvoeren van de liquidaties. [medeverdachte 5] had het direct contact met ‘de tattoos’ en gaf aan de anderen door wat ‘de tattoos’ vroegen voor het liquideren van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . [verdachte] , [naam 4] en [medeverdachte 1] stemden in met de geldbedragen voor de liquidaties. Nadat ook [naam 2] had ingestemd met de hoogte van het voorschot en de opdracht had gegeven tot het ter beschikking stellen van dit bedrag aan [medeverdachte 5] , had [medeverdachte 5] ervoor gezorgd dat bekend werd aan wie (een derde) het geld moest worden afgegeven en heeft [verdachte] [medeverdachte 2] de opdracht gegeven het voorschot af te geven aan deze derde. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] erover geïnformeerd dat het geldbedrag dat hij moest afgeven bestemd was om “iemand te hitten”, “iemand te kieren”. [medeverdachte 2] had [verdachte] ervan op de hoogte gesteld dat het geldbedrag was afgegeven, waarna [verdachte] deze informatie doorgaf aan [medeverdachte 1] , waarna die vroeg of die informatie kon worden opgeslagen in zijn notities.
7.2.3.3 Medepleger van poging tot uitlokking
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van alle genoemde feiten en omstandigheden, bewezen kan worden dat door het afgeven van het voorschot van € 75.000,- en het in het vooruitzicht stellen van nog een bedrag van € 425.000,- na de liquidaties, gepoogd is om anderen uit te lokken tot het plegen van de moord op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . De uitlokkingsmiddelen die zijn gebruikt, het afgeven van een gift en het doen van een belofte zijn, naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het voltooien van de liquidaties. Het opzet van [verdachte] was erop gericht om een ander te bewegen tot het (laten) begaan van een misdrijf.
De raadsman heeft gesteld dat de rol van [verdachte] als boekhouder juridisch slechts te kwalificeren is als medeplichtig aan poging tot uitlokking en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en acht, op grond van het voorgaande, bewezen dat [verdachte] , samen met anderen, een gezamenlijk en concreet doel voor ogen had, namelijk het uitlokken van anderen om liquidaties te plegen. De rol die [verdachte] innam was niet alleen die van boekhouder. Hij maakte immers actief deel uit van de gesprekken met de medeverdachten over de geldbedragen voor de liquidaties. Daarnaast werd [verdachte] van het begin tot het eind op de hoogte gehouden van de stand van zaken. De rechtbank vindt ook dat [verdachte] met zijn handelen, zoals hiervoor uitvoerig beschreven, een wezenlijke bijdrage aan het feit heeft geleverd. [verdachte] beschikte samen met anderen over de middelen en zij hadden bovendien allen dezelfde criminele intentie waarmee zij handelden. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten dat zij gezamenlijk als medeplegers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de poging tot uitlokking van moord.
7.2.3.4 Alternatief scenario
De raadsman heeft betoogd dat het door [medeverdachte 5] geschetste alternatieve scenario ook relevant is in de zaak van [verdachte] . Indien de rechtbank deze alternatieve lezing volgt betekent dat, dat er geen geld is overgedragen aan
“één of meer NN-personen, in de chats aangeduid als de tattoos”. Hierdoor zouden niet alle bestanddelen van de delictsomschrijving zijn vervuld. De rechtbank overweegt als volgt.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat er weliswaar geld is overgedragen en dat dit in de berichten gelabeld werd als voorschot voor ‘de tattoos’, maar dat het geld in werkelijkheid werd afgedragen aan een wisselaar en het geld in werkelijkheid naar Marokko is gegaan. Hiermee zou [medeverdachte 5] geld, dat hij nog ‘tegoed’ had terug krijgen. [medeverdachte 5] stelt dat hij het verhaal, dat het geld bestemd zou zijn voor ‘de tattoos’, enkel verzonnen heeft om het geld los te krijgen. [medeverdachte 5] heeft ter onderbouwing gewezen op het bericht dat [verdachte] stuurde aan [medeverdachte 2] dat degene die het geld op kwam halen “van niks weet”.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 5] op dit punt onaannemelijk is omdat deze verklaring niet te verenigen is met de berichten in het dossier, zoals deze hiervoor uitvoerig zijn beschreven. De alternatieve verklaring van [medeverdachte 5] komt er in de kern op neer dat hij niet alleen ‘ [bijnaam 12] ’ ( [naam 2] ), van wie toestemming is gekregen om een geldbedrag als voorschot aan ‘de tattoos’ te geven, maar ook [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 4] zou hebben opgelicht. De berichten die over en weer, ook ná het afgeven van het voorschot op 29 september 2015, met elkaar zijn gewisseld duiden er echter in het geheel niet op dat [medeverdachte 5] gebrouilleerd was met [naam 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 4] . Integendeel, [medeverdachte 5] wordt gemist en [naam 2] doet hem zelfs de groeten. Niets duidt erop dat sprake zou zijn geweest van een verzonnen verhaal door [medeverdachte 5] . Ook het door de verdediging aangehaalde bericht dat, degene die het geld op kwam halen van niets weet, maakt dat oordeel niet anders. Dit zegt immers niets over de bestemming van het geldbedrag. [medeverdachte 5] heeft het alternatief scenario verder ook geen handen en voeten gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatief scenario dat [medeverdachte 5] naar voren heeft gebracht niet aannemelijk is geworden. Het verweer wordt verworpen.
7.2.3.5 Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan een poging tot uitlokking van de ‘tattoos’, door het afgeven van een geldbedrag van
€ 75.000,- als voorschot voor het (samen met anderen) liquideren van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .
7.3
Feit 2, medeplegen van voorbereiding van moord op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
(ZD 5)
7.3.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt verweten dat hij zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met
30 november 2015 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
7.3.2
Juridisch kader
Voor het juridisch kader van medeplegen en voorbereidingshandelingen wordt verwezen naar hetgeen daarover respectievelijk in de rubrieken 7.1.2.1 en 7.1.2.2 is opgenomen.
7.3.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
7.3.3.1 Uitspraken in de zaak ‘09Maan’
Op 26 juni 2019 heeft de rechtbank Gelderland in het onderzoek ‘09Maan’ de verdachten [verdachte 5] [49] en [verdachte 6] [50] veroordeeld voor het medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] in de periode van 25 september 2015 tot en met 21 november 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte 5] de hoofdgebruiker was van het PGP-account [account 5] .
[verdachte] wordt verweten zich samen met onder andere [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] en de veroordeelden in de zaak ‘Maan’ schuldig te hebben gemaakt aan voorbereiding van moord op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . Door de rechtbank (bij vonnis van 26 juni 2019 in de zaak Maan) vastgestelde feiten en omstandigheden en delen van de (bewijs)overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen zijn, voor zover relevant voor de zaak van [verdachte] , hierna onder 7.3.3.1.1 en 7.3.3.1.2 opgenomen, maken ook onderdeel uit van dit vonnis.
7.3.3.1.1 Feiten en omstandigheden [51]
Melding
Op zaterdag 21 november 2015 omstreeks 02.40 uur komt bij de politie een melding binnen dat achter een inbreker is aangerend, die zich verdacht ophield in de tuin van de [adres] , ongeveer vijf minuten daarvoor. De verdachte zou een man zijn met een [bijnaam 20] zwarte jas en hij zou een petje dragen, dat hij onderweg zou zijn verloren.
Onderzoek ter plaatse
De politie gaat ter plaatse. Op straat wordt gesproken met de melder, [naam melder] . Hij vertelt dat hij door een collega was aangesproken, die aangaf dat er een persoon in de achtertuin van de [adres] zou staan. Hij is daar naartoe gelopen. De man rende weg in de richting van de Egelantierstraat.
De verbalisanten gaan vervolgens naar de achtertuin van [adres] , nabij de Geraniumstraat en de Amsterdamsestraatweg. Achter in de tuin, op de grond naast de heg, treffen de verbalisanten twee automatische vuurwapens aan. Naast de wapens ligt een gele oorbeschermer. Verbalisant [naam verbalisant] loopt daarna met [naam melder] de route die hij heeft gelopen tijdens het achtervolgen van de man verder de Egelantierstraat op richting de Oleanderstraat. Aan de rechterzijde van de straat, halverwege, ziet de verbalisant op de straat een rood baseball petje met witte strepen liggen. De verbalisant is bij het petje blijven staan in afwachting van de technische recherche. Het petje, de wapens en de oorbeschermer zijn in beslag genomen voor nader onderzoek.
Aangifte
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan. Hij heeft verklaard 1000% zeker te weten dat ze voor hem zijn gekomen. De Criminele Inlichtingen Dienst heeft hem en zijn broertje [slachtoffer 5] 6/7 jaar geleden gewaarschuwd dat zij op de lijst (de rechtbank begrijpt: dodenlijst) stonden. Zijn broertje was deze avond ook bij hem in [naam restaurant] , maar is een uur voor het gebeurde, vertrokken. Om ongeveer 23.40 uur is hij bij de Amsterdamsestraatweg aangekomen en zijn broertje kwam op hetzelfde tijdstip aan. Hij zit er bijna dagelijks. Een vriend van hem heeft een half uur voor zijn komst twee personen binnen zien komen, die hem opvielen. Eén van hen had een petje op. Hij zag ze naar links en naar rechts kijken.
Getuigen
[naam melder] , eigenaar van [naam restaurant] aan de [adres] in Utrecht, heeft aanvullend nog verklaard dat op 21 november 2015 omstreeks 02.30 uur ene [naam 11] hem vertelde dat er iemand met een pet in de tuin van de overbuurman stond. [naam melder] is daarop naar buiten gegaan en heeft toen een persoon met een pet op de hoek van de Amsterdamsestraatweg met de Geraniumstraat zien staan, tegenover [naam 12] . De man zette één of twee stappen in zijn richting en rende daarop weg, de Geraniumstraat in. Hij is vervolgens achter de man met de pet aangerend. Op de hoek van de Egelantierstraat en de Hyacintstraat is hij de man kwijt geraakt. [naam melder] heeft de persoon niet van dichtbij gezien.
[naam 12] heeft verklaard dat hij rond 01.00 of 01.30 uur naar buiten ging en ging praten met iemand voor [naam restaurant] . Kort daarna zag hij een man met een rood petje staan bij het bord van de Staatsloterij aan de overkant van de Amsterdamsestraatweg. De man droeg een lichtkleurig dopje in zijn linkeroor.
Camerabeelden
Er zijn door de verbalisanten camerabeelden bekeken. Op 21 november 2015 vanaf 02.05 uur loopt gedurende langere tijd een persoon heen en weer bij de zijgevel van [adres] . Om 02.23.41 uur staat de persoon stil aan de voorzijde op de hoek van het pand gelegen op de kruising Geraniumstraat/Amsterdamsestraatweg. Op dit pand zit een schild van de Staatsloterij bevestigd. Om 02.24.37 uur verschijnt op de camera van [naam restaurant] een persoon op het trottoir van de Amsterdamsestraatweg vanuit de Geraniumstraat in beeld. De verbalisanten noteren dat de persoon qua lopen en lengte overeenkomt met de hiervoor genoemde persoon. De persoon draagt een pet. De persoon (vanaf hier te noemen persoon 1) gaat vervolgens weer ter hoogte van de achtertuin van de [adres] staan. Om 02.29.50 uur beweegt persoon 1 zich langzaam in de richting van de Amsterdamsestraatweg/Geraniumstraat en blijft staan ter hoogte van het Staatsloterij bord. Om 02.34.13 uur loopt persoon 1 naar de rijbaan van de Geraniumstraat, wanneer een andere persoon (persoon 2) aan de overzijde komt aanlopen. Persoon 1 en persoon 2 staan om 02.34.55 uur bij elkaar op de stoep ter hoogte van de zijgevel van het pand met daarop het Staatsloterij bord. Om 02.35.32 uur loopt persoon 2 weg. Om 02.35.45 uur verschijnen 3 personen in beeld uit de richting van [naam restaurant] . Wanneer deze personen halverwege de rijbaan zijn, begint persoon 1 te rennen in de richting van de Hyacintstraat en verdwijnt uit beeld. Om 02.40 uur komt de politie ter plaatse.
Forensisch onderzoek
De twee wapens die zijn aangetroffen in de tuin van de [adres] zijn nader onderzocht. De wapens zijn doorgeladen en betreffen een Kalasjnikov met 29 patronen in het magazijn en 1 patroon in de kamer en een CZ met 29 patronen in het magazijn en 1 patroon in de kamer. Met beide wapens kan zowel semiautomatisch als automatisch worden gevuurd.
Door The Maastricht Forensic Institute zijn de oorbeschermer en het petje onderzocht. Op de oorbeschermer is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Hierbij is een match met het DNA-hoofdprofiel gevonden met het DNA-profiel van [verdachte 5] . De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Ook op de pet is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Hierbij is een match met het DNA-hoofdprofiel gevonden met het DNA-profiel van [verdachte 6] . De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Telecom
Door de politie is ook onderzoek gedaan naar het gebruik van telefoons. Het betreft daarbij het gebruik van ‘gewone’ telefoons, alsook het gebruik van PGP (pretty good privacy) telefoons.
De rechtbank zal de inhoud van de PGP-berichten, die ook onderdeel hebben uitgemaakt van het oordeel van de rechtbank Gelderland in de vonnissen van 26 juni 2019, benoemen in rubriek 7.3.3.2 (PGP-gesprekken en onderzoeksbevindingen in onderzoek Maracane) omdat deze berichten ook onderdeel uitmaken van ZD 5 in het dossier 13Maracane.
7.3.3.1.2 Medeplegen van voorbereiden van een liquidatie op [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] [52]
De rechtbank Gelderland heeft op basis van het voorgaande het volgende vastgesteld.
Gelet op:
  • de verklaringen dat de man die in de tuin van de [adres] en tegenover [naam restaurant] stond een rood petje droeg;
  • de in de genoemde tuin aangetroffen twee automatische vuurwapens met daarbij oorbeschermer met daarop DNA-materiaal van [verdachte 5] ;
  • het DNA-materiaal van [verdachte 6] dat kort na het pleegtijdstip is aangetroffen op een rood petje in de buurt van de plaats delict;
  • de aanwezigheid van het telefoontoestel van [verdachte 6] in Utrecht rondom de pleegtijd van het delict, terwijl gedurende een half jaar enkel in het weekend van 20 en 21 november 2015 het telefoonnummer zendmasten in Utrecht heeft aangestraald;
  • de link tussen [verdachte 6] en [verdachte 5] , en
  • de inhoud van de genoemde Ennetcom berichten,
in onderlinge samenhang bezien, beantwoordt de rechtbank de vraag of [verdachte 5] en [verdachte 6] zich hebben schuldig gemaakt aan de voorbereiding van de liquidaties bevestigend. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat zij in nauwe en bewuste samenwerking de moorden op [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] hebben voorbereid.
7.3.3.2 PGP-gesprekken en onderzoeksbevindingen in onderzoek 13Maracane
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] , in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015, betrokken is geweest bij de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, die medeplegen van voorbereiding van moord op [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] opleveren en waarvoor [verdachte 6] en [verdachte 5] zijn veroordeeld. De volgende berichten zijn daarvoor redengevend.
Een gesprek op 15 augustus 2015 [53] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte]:
[medeverdachte 5] :
Hahahahhahahahahahaha maak je niet druk ik vertel het tegen niemand hahahahahahahaa weet je nog dat je als zee hond deed in ibiza wllah die beelden blijven gewoon hangen hahahahahaah zehma on opvallend pffff ze zagen je meteen hahahahahahahaha
[verdachte] :
Hahahhahahahahah strekkken wollah. Gruwelijke tijden. Mooie herrineringen. Jammer dat die 2 flikkers erbij waren oe saffi
[medeverdachte 5] :
Ja kk ondankbare honden taboen djemahoem haat hun echt uit het diepste van me hart bro hun ga ik neuken bro
[verdachte] :
iedereen haat ze bro. Ze hebben zich goedkoop verkocht. Die komen wel. Laaaat ze maar ff in angst leven.
[medeverdachte 5] :
Ja he iedereen haat ze niemand mag ze goedkope hoeren man die verkopen hun eigen moeder voor geld man
Een gesprek op 18 augustus 2015 [54] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[medeverdachte 5] :
Wllah zeg je eerlijk die [bijnaam slachtoffer 5 en 6] tfoeeeeee man ik moet gewoon kotsen man kk honden flikkers
[verdachte] :
Ja man egte hoerenkinderen. Die komen wel bro wollah. Zodra ze vrij gaan bewegen. Gaan we ze direct geven.
Een gesprek op 25 augustus 2015 [55] tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] :
[medeverdachte 5] :
Ej hoe heet die ene die met ons naar ibiza was gegaan??
[verdachte] :
Jij [bijnaam 18] [bijnaam 19] [bijnaam 20] ik en [naam 13] . Dat was alles tog.
Een gesprek op 11 september 2015 [56] tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] :
[verdachte] :
Life lounge amersfoort. Daar chillen beide [bijnaam slachtoffer 5 en 6] dagelijks. Maar die zaak is van [bijnaam 21] en ene [naam 14] .
Ze chillen boven in die lounge. Maar dat is prive ruimte. Daar kan je niet zomaar komen. ze wonen garantie omgeving utrecht.
[medeverdachte 1] :
Klopt broer is waar.n We hebben zusje getimerd daar. Paar weken lang. We waren ver met em in die lif lounge. Hy kwam inderdaad paar keer binnen en ging direct door naar boven Scherpppppppp
[verdachte] :
Ewa klawiii
En wat is de reden dat niet door is gegaan. We zijn egte svenzja s man hahahah. Wrm nakken we niet.
[medeverdachte 1] :
Ik was naar dubai. [naam 9] was ermee bezig, zijn ot timerde en toen kwam de ramadan.
[verdachte] :
oke oke. Zijn er hitters nu ???
Kunnen we dat oppakken of geen zin
En had je nog niets van die [bijnaam 20] over die [bijnaam 22] die we graag willen hebben. hij had em bijna hoorde ik
[medeverdachte 1] :
Er zijn 1 hitter in NL en 1 in spanje
Klopt [bijnaam 20] was er ver mee
Heb em niet meer gehoord erover
We hebben wel wapens afgegeven.
Ik ga m ff mailen
Een gesprek van 11 september 2015 [57] tussen [naam 4] , [verdachte] en [medeverdachte 1] :
[naam 4] :
[slachtoffer 6] is gewoon thuis, auto staat voor de deur maar geen hitters pfffff
[medeverdachte 1] :
Welke huis
[verdachte] :
Wajooooowwww pffff
[naam 4] :
Ja man bro ik volg hem op insta
[verdachte] :
Hoe weet je ze osso? Via insta?
[naam 4] :
Hij ging ergens eten zag ik op achtergrond een bmw cabrio dak was open dus dacht eigenaar moet in de buurt zitten. Net iemand gestuurd en die cabrio staat voor de deur bij die ouders. Insta is: [insta naam slachtoffer 6] .
[verdachte] :
Pfffffff
Een gesprek van 6 oktober 2015 [58] tussen [verdachte] en de gebruiker van het account [account 3] (hierna: [account 3] ):
[account 3] :
Broer wat ga ik je zeggen is gewoon kapot saai man maar ja we kunnen niet anders verwachten van dit kut land!die [bijnaam 1] zag gisteren die [slachtoffer 5] in utrecht hij ging sisha binnen hij heeft zijn kenteken gebracht heb doorgegeven aan die andere wou je gisteren al zeggen dacht wat ga ik je hoofd moe maken
[verdachte] :
Oke bro thnx
Uit onderzoek blijkt dat de naam ‘ [bijnaam slachtoffer 5 en 6] ’ voorkomt op de dodenlijst die [verdachte] als notitie op zijn account had opgeslagen onder de naam ‘El Listo’. De broers [familienaam slachtoffer 5 en 6] staan bekend onder de bijnaam ‘ [bijnaam slachtoffer 5 en 6] ’. [59]
7.3.3.3 De rol van [verdachte]
Uit voornoemde PGP-berichten en onderzoeksbevindingen blijkt dat [verdachte] de broers [familienaam slachtoffer 5 en 6] wilde liquideren,
“zodra ze vrij gaan bewegen. Gaan we ze direct geven”.heeft actief deel uitgemaakt van de zoektocht naar de broers [familienaam slachtoffer 5 en 6] , door informatie over de verblijfplaatsen met anderen te delen en te vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de zoektocht. [verdachte] heeft gevraagd of ze het ‘hitten’ kunnen oppakken en of er ‘hitters’ zijn. Verder deelde hij zijn frustratie met de medeverdachten over dat [slachtoffer 6] gewoon thuis was maar dat er geen hitters waren: “
is gewoon thuis, auto staat voor de deur maar geen hitters pfffff”.[verdachte] heeft hiermee een actieve en sturende bijdrage geleverd aan de zoektocht naar de broers [familienaam slachtoffer 5 en 6] .
7.3.3.4 Conclusie, vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [verdachte] op de hoogte werd gehouden of deel heeft genomen aan de gesprekken met de verdachten in het onderzoek ‘Maan’ en de verdachten in het onderhavige onderzoek over de voorbereidingen die werden getroffen voor de ophanden zijnde liquidaties op 21 november 2015. Het is om die reden onvoldoende duidelijk geworden of en in hoeverre de hiervoor beschreven bemoeienis van [verdachte] in verband heeft gestaan met de gebeurtenissen op 21 november 2015 (zoals hiervoor in rubriek 7.3.3.1).
De rechtbank vindt de rol van [verdachte] die in dit zaakdossier kan worden vastgesteld onvoldoende om te kwalificeren als medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de op handen zijnde liquidaties. Uit het dossier blijkt immers niet dat [verdachte] anderszins een rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde. [verdachte] wordt om die reden vrijgesproken van het in feit 2 ten laste gelegde.
7.4
Feit 5: medeplegen van voorbereiding van moord op [slachtoffer 7] (ZD 6)
7.4.1
Beschuldiging
[verdachte] wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2015 samen met anderen voorbereidingen heeft getroffen voor het medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 7] .
7.4.2
Vrijspraak, feit 5
De rechtbank stelt vast dat in het dossier, in verband met het verwijt in feit 5, geen PGP-berichten zijn opgenomen van het account van [verdachte] . Uit onderzoek blijkt dat de naam ‘ [bijnaam slachtoffer 7] ’ voorkomt op de dodenlijst die [verdachte] als notitie op zijn account had opgeslagen onder de naam ‘El Listo’. Jason [slachtoffer 7] staat bekend onder de bijnaam ‘ [bijnaam slachtoffer 7] ’. Anderszins bevat het dossier geen bewijs dat [verdachte] betrokken is geweest bij het treffen van voorbereidingen voor een op handen zijnde liquidatie van [slachtoffer 7] . De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] een bijdrage van enig gewicht heeft geleverd aan deze beschuldiging.
Gelet op het voorgaande wordt [verdachte] vrijgesproken van feit 5.
7.5
Feit 1: deelname aan een criminele organisatie (ZD 9)
7.5.1
[verdachte] wordt verweten dat hij in de periode van 20 juni 2014 tot en met
30 april 2016 heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (moord en doodslag).
7.5.2
Deelname aan een criminele organisatie
Het deelnemen aan een criminele organisatie, zoals aan [verdachte] is ten laste gelegd in feit 1, is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie. [60]
Om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen, dient de rechtbank in de eerste plaats te beoordelen of sprake was van een criminele organisatie (1) en zo ja, of bewezen kan worden dat de verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen (2).
7.5.3
Criminele organisatie (ad 1)
7.5.3.1 Juridisch kader
Onder een organisatie moet worden verstaan een samenwerkingsverband tussen tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat daarbij komt vast te staan dat elke deelnemer aan deze organisatie moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere deelnemers, of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. [61]
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van meer misdrijven. [62] Oogmerk op het plegen van één misdrijf is dus onvoldoende. Voor het bewijs van dat oogmerk – waartoe ook het naaste doel dat de organisatie nastreeft moet worden gerekend – zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. [63]
7.5.3.2 De onderhavige zaak
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de verschillende zaakdossiers, alsmede op grond van de aanvullende bewijsmiddelen voor de criminele organisatie (ZD 9) acht de rechtbank bewezen dat in de periode van 20 juni 2014 tot en met 30 april 2016 een criminele organisatie actief was die tot oogmerk had het plegen van moord.
De rechtbank overweegt als volgt. Er was sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende ruim anderhalf jaar, in wisselende samenstelling, maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van een poging tot moord, meerdere voorbereidingen van moord en een poging tot uitlokking van twee moorden.
[verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7] hebben in de periode van 20 juni 2014 tot en met 21 november 2015 in wisselende samenstellingen voornoemde delicten gepleegd. Ook in april 2016 werden nog berichten gewisseld over een beoogd doelwit. Hoewel de gebeurtenissen van na 21 november 2015 (nog) geen concrete verdenkingen hebben opgeleverd (ten aanzien van de verdachten in het onderhavige onderzoek) volgt hieruit, naar het oordeel van de rechtbank wel, dat de organisatie nog steeds bestond en dat de leden van de organisatie nog volop bezig waren met het volgen van beoogde doelwitten en het verzamelen van informatie over doelwitten.
De delicten werden in overleg met [naam 2] (die [bijnaam 12] genoemd werd) gepleegd en ook [naam 4] nam zeer actief deel aan de voorbereidingen van de delicten. Zij hadden gezamenlijk, zoals dat in de verschillende zaakdossiers bewezen is verklaard, het opzet op de dood van de beoogde slachtoffers. Zij hadden het opzet op het plegen van levensdelicten. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de beschreven periode en de hoeveelheid beoogde levensdelicten vastgesteld kan worden dat het samenwerkingsverband ook duurzaam was.
De rechtbank vindt voor dat oordeel verder de volgende berichten en onderzoeksbevindingen redengevend.
Een notitie van 13 mei 2014 [64] aangetroffen op het PGP-account [account 7] van [medeverdachte 1] :
Hebben 3 moordcommandos en 4e standby en gebuert geen moer gewoon geen moer.... Hebben een wapenarsenaal om oorlog in afganisatan te voeren... Informatie die fbi niet eens heeft en wat gebeurt er geen ene moer lefterlijk geen ene moer..
(...)
[naam 15] ze team.. 4 negers [naam 16] .. Is 6 man."... [naam 17] ze team met hele fside 100 man als het moet....
[naam 18] ze team met bivak en helft west 50 man.... [bijnaam 13] ze team zeker 5 man... Dan nog MIJN team die smeken om te nakken...... Half amsterdam hebben we in handen en elke dag klagen over dat jullie skeer zijn.....
(…)
Denk na broers is dit wat we terug doen voor onsze broers die duur betaald hebben en er niet meer zijn... Als ik er aan denk bloedt me hart man...
Het bericht dat [verdachte] stuurde op 18 augustus 2015 [65] aan [medeverdachte 5] :
Zorgen dat we blokken hebben tog hahah
En zoregen dat alle sdoekoe veilig staat
Dat is een beetje die jobba
En kijken of we iemand kunnen klinkeren hahahha
Het bericht dat [verdachte] stuurde op 19 augustus 2015 [66] aan onder andere [naam 19] , [naam 4] en [medeverdachte 1] :
Salam broers
Vndg wachten we af in veel spanning of onze bro eruit komt
We hebben gefaald
We hebben geen eenheid getoond
We zijn mannen en we staan bij elkaar
En we bikkelen voor elkaar dus vergeet dat nooit aub
[bijnaam 12] is superbelangrijk maar het mag niet zo zijn dat als ie ff wegvalt dat we zo gaan doen
Love boys
Op het moment dat het bericht werd verstuurd zat [naam 2] (die [bijnaam 12] genoemd werd) gedetineerd, in afwachting van de uitspraak waarbij hij tot vier maanden gevangenisstraf werd veroordeeld.
Het bericht van [medeverdachte 1] van 20 augustus 2015 [67] dat hij onder andere aan [naam 19] en [naam 4] stuurde:
Boys, aub spreek met elkaar af
Neem 1 gezamenlijke beslissing
En daar gaan we voor
We moeten vooruitgang maken
We staan stil, we zijn een bedrijf. Mogen niet stilstaan
We moeten [bijnaam 12] eruitkrijgen, dat kan alleen als er onderling akkoord is
We moeten binnentrekken.
We moeten mensen kieren
Dit is wat we moeten doen
Uit de notitie en deze berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank de bestendigheid en het doel van het samenwerkingsverband: “We hebben drie moordcommando’s en een vierde standby”, “we zijn een bedrijf”, “we moeten mensen kieren” en “we zijn een eenheid”.
De organisatie hanteerde een dodenlijst, genaamd ‘El Listo’. Op deze lijst stonden de namen van de slachtoffers die voorkomen in de zaakdossiers van 13Maracane. In overleg met [naam 2] werden de beoogde slachtoffers bepaald, werden geldafspraken gemaakt en werden vervolgens door [verdachte] , [naam 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] (in wisselende samenstelling), schutters, (automatische) vuurwapens, auto’s, kentekenplaten en bakens geregeld. Ook deelden zij informatie met elkaar over de verblijfplaatsen van de beoogde slachtoffers en de voertuigen waarin zij reden en deelden zij de foto’s van de beoogde slachtoffers. De leden van de organisatie maakten hierbij gebruik van PGP-telefoons, om heimelijk met elkaar te kunnen communiceren. Verdachten wisten wat zij aan elkaar hadden en bij wie zij moesten zijn voor bijvoorbeeld auto’s of vuurwapens. Ieders rol binnen de organisatie was bij alle leden bekend.
De organisatie beschikte over (automatische) vuurwapens, zoals dat bewezen is verklaard in ZD 7. [medeverdachte 8] is voor het aanwezig hebben van 34 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) veroordeeld. [naam 4] sprak in de berichten over zijn ‘stash’ die bij [medeverdachte 8] werd opgeslagen en waarover hij op ieder moment kon beschikken. Onder andere [medeverdachte 7] werd naar [medeverdachte 8] gestuurd om vuurwapens en munitie, ten behoeve van een op handen zijnde liquidatie, te halen bij [medeverdachte 8] . Het is een feit van algemene bekendheid dat voor het plegen van liquidaties wapens en munitie noodzakelijk zijn.
7.5.3.3 Conclusie
7.5.3.3.1 Criminele organisatie
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende ruim anderhalf jaar, in wisselende samenstelling, maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van liquidaties, dan wel pogingen of voorbereidingen daartoe. Daarbij werd een dodenlijst gehanteerd. De leden van de organisatie maakten gebruik van PGP-toestellen om heimelijk met elkaar te kunnen communiceren. Ook maakten zij gebruik van vuurwapens, (gestolen) voertuigen en bakens, zoals in de afzonderlijke zaakdossiers bewezen is verklaard.
7.5.3.3.2 Oogmerk moord
Gelet op de vooropgezette plannen om beoogde doelwitten te liquideren en de wijze waarop de op handen zijnde liquidaties werden voorbereid, kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van moord. De leden van de organisatie lieten niets aan het toeval over en ook was op geen enkel moment sprake van een opwelling om een persoon van het leven te beroven, integendeel. De op handen zijnde liquidaties werden goed voorbereid, zo werd er informatie verzameld over de verblijfplaatsen van de beoogde doelwitten en de voertuigen waarin zij reden. Ook werden auto’s geregeld, kentekenplaten, werden bakens geplakt en werden vuurwapens geregeld ten behoeve van de te plegen moorden.
7.5.4
Deelnemen aan een criminele organisatie (ad 2)
7.5.4.1 Juridisch kader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn indien de verdachte:
1. behoort tot het samenwerkingsverband en
2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [68]
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor “deelneming” voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd (Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998/225).
Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben (Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651).
Dit is niet anders indien het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard. [69]
7.5.4.2 De rol van [verdachte]
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] aan de criminele organisatie heeft deelgenomen en zo ja, gedurende welke periode. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Dat [verdachte] heeft behoord tot het samenwerkingsverband en dat hij wist dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de zaakdossiers 3 en 4. Hieruit blijkt dat [verdachte] een groot aandeel heeft gehad in gedragingen die ertoe strekken of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het plegen van moorden. Hoewel [verdachte] voor de feiten in de overige zaakdossiers wordt vrijgesproken, ziet de rechtbank wel dat hij ook in die zaakdossiers (1 en 5) betrokken was of werd betrokken bij de voorbereidingen die werden getroffen voor liquidaties.
[verdachte] heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van een PGP-account. Van PGP telefoons is algemeen bekend dat deze worden gebruikt om heimelijk te kunnen communiceren in verband met criminele activiteiten. [verdachte] heeft met andere deelnemers van de organisatie via deze PGP-telefoons contact onderhouden. Zo heeft hij gesproken over het beramen van moordaanslagen en de beoogde doelwitten. [verdachte] heeft, naast zijn rol als boekhouder, een coördinerende en leidende rol vervuld binnen de criminele organisatie. Wanneer er belangrijke beslissingen genomen moesten worden werden [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [naam 4] er altijd bij betrokken. Zo maakten zij samen afspraken over prijzen, het betalen van voorschotten en namen zij beslissingen over het plegen van liquidaties. Op het moment dat [naam 2] gedetineerd kwam te zitten sprak [verdachte] de groep toe door het hiervoor onder 7.5.3.2 genoemde PGP-bericht (van 19 augustus 2015) te versturen. Uit de berichten die hiervoor in verband met ZD 3 en ZD 4 zijn opgenomen blijkt dat [verdachte] een grote rol heeft vervuld door van het begin tot het eind betrokken te zijn geweest. Hij werd op de hoogte gesteld van het contact dat werd gelegd met de ‘tattoos’, hij besliste mee over de hoogte van het te betalen voorschot en het bedrag dat betaald moest worden bij een voltooide liquidatie en hij regelde als boekhouder dat het geldbedrag aan de juiste persoon werd afgegeven. Hij werd ervan in kennis gesteld dat het voorschot was afgegeven en gaf dit op zijn beurt door aan overige leden van de groep. De rechtbank ziet [verdachte] als grote en belangrijke speler binnen de organisatie.
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat [verdachte] heeft behoord tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in gedragingen, dan wel deze heeft ondersteund, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Periode
De rechtbank beperkt de bewezen verklaarde periode tot de periode waarin door [verdachte] met het account [account 1] de PGP-berichten zijn verstuurd of notities zijn aangemaakt en die zich in het dossier bevinden, namelijk van 13 augustus 2015 [70] tot en met 2 januari 2016 [71] .
7.5.5
Conclusie
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie gedurende de periode van 13 augustus 2015 tot en met 2 januari 2016.

8.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de rubrieken 7.2 en 7.5 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
in de periode van 13 augustus 2015 tot en met 2 januari 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, en [medeverdachte 5] en [naam 4] en [medeverdachte 1] en meerdere gebruikers van accounts van Ennetcom, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- moord, als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht;
ten aanzien van feit 3
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft gepoogd om een of meer NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”, door in artikel 47, eerste lid, onder 2 van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door een gift en een belofte te bewegen tot het (in vereniging) plegen van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven van [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] , door aan die NN personen, in de chats aangeduid als “de tattoos”, een bedrag van € 75.000,-, in elk geval enig geldbedrag, over te dragen als voorschot.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

9.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

10.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

11.Motivering van de straf

11.1
De eis van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hen in feit 1 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming van verdachte gevorderd.
11.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de recent in werking getreden Wet Straffen en Beschermen waarbij de VI-regeling werd gewijzigd.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft gedurende bijna vijf maanden deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van moorden. Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt bepaald door het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde én de (daarmee samenhangende) aard van de misdrijven die worden beoogd. Binnen dit criminele samenwerkingsverband zijn meerdere buitengewoon ernstige en schokkende feiten gepleegd. Door (leden van) de organisatie zijn een poging tot moord en een poging tot uitlokking van moord gepleegd alsmede zijn er, in het kader van de organisatie, voorbereidingen getroffen om beoogde doelwitten te liquideren. De wijze waarop de organisatie opereerde is zonder meer als professioneel te kenschetsen. Binnen de organisatie werden opdrachten gegeven om doelwitten te liquideren. Deze opdrachten werden verder uitgezet onder de leden van de organisatie. Er werden zogenoemde ‘spotters’ ingezet om de doelwitten te observeren en ‘hitters’ die de liquidaties moesten uitvoeren. Voor deze werkzaamheden werden (gestolen) voertuigen en vuurwapens geregeld.
Door de leden van de organisatie werd gebruik gemaakt van PGP-telefoons, waarvan algemeen bekend is dat deze worden gebruikt om heimelijk te kunnen communiceren in verband met criminele activiteiten. Binnen de organisatie bestond een dodenlijst met namen en adressen van de verschillende doelwitten. Uit de aangetroffen communicatie doemt een verontrustend beeld op van een organisatie die zich met het plegen van liquidaties bezig hield. In huiveringwekkende berichten werd gesproken over hoe de beoogde doelwitten het beste geliquideerd konden worden en over de hoogte van het te betalen bedrag daarvoor. De leden van de organisatie, die zich onbespied waanden, spraken in de berichten gewetenloos over andere (mensen)levens, die in hun ogen kennelijk niets waard zijn.
De bijdrage van verdachte
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van een PGP-account, waarmee hij met andere deelnemers van de organisatie contact heeft onderhouden en hij met hen gesproken heeft over de beoogde doelwitten en het beramen van moordaanslagen. Verdachte heeft - zoals hiervoor is overwogen - binnen de organisatie, naast de rol van boekhouder, een coördinerende en sturende rol vervuld. Uit de PGP-berichten blijkt dat verdachte actief deel uitmaakte van de gesprekken over de op handen zijnde liquidaties en de plannen die daartoe werden gemaakt. Verdachte bepaalde samen met andere leden van de organisatie welke bedragen betaald zouden worden voor het liquideren van doelwitten. Ook liet hij zich informeren over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen die werden getroffen voor het plegen van liquidaties. Verdachte wordt dan ook gezien als een belangrijke en grote speler binnen de organisatie.
De rechtbank heeft in een afzonderlijke feit bewezen verklaard dat verdachte, in het kader van die organisatie, anderen heeft uitgelokt om twee moorden te plegen.
Hoewel verdachte voor de overige ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook in die zaakdossiers, waar andere deelnemers van de organisatie wel voor zijn veroordeeld, zorgwekkend veel voorkomt als het gaat om het actief voeren van gesprekken over doelwitten en het nemen van initiatieven. Zo beschikte verdachte over notities met informatie over het beoogde doelwit in ZD 1. Uit de onderzoeksbevindingen in ZD 5 is gebleken dat verdachte de beoogde slachtoffers wilde liquideren en dat hij, in de gesprekken met andere leden van de organisatie, een actieve en sturende bijdrage heeft geleverd aan de zoektocht naar de beoogde doelwitten. Daarnaast beschikte verdachte over een dodenlijst waar de beoogde doelwitten op voorkwamen. Verdachte wist steeds precies wat er speelde in de organisatie, zoals dat tot uitdrukking komt in die betreffende zaakdossiers.
Strafmodaliteit
De bewezen verklaarde feiten zijn afzonderlijk, maar zeker ook in het licht van het gehele dossier, zó ernstig dat alleen het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur passend is.
De rechtbank neemt hierbij, voor het plegen van voorbereidingshandelingen voor moord, waarbij er sprake is van een professionele en soms vergevorderde voorbereiding en waarbij in de uitvoering het risico dat anderen in het dodelijk geweld zouden worden meegenomen niet denkbeeldig is, een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar als uitgangspunt. [72] In het geval van verdachte is sprake van de uitlokking van twee moorden en de deelname aan een criminele organisatie.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 3 november 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, geen reden voor strafvermindering.
Nieuwe regeling voorwaardelijke invrijheidstelling (VI)
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf in strafmatigende zin rekening gehouden met de nieuwe VI-regeling, zoals deze geldt onder de Wet Straffen en Beschermen en die in werking is getreden op 1 juli 2021, en heeft dit verdisconteerd in de straf.
De bewezen verklaarde feiten dateren immers van ruim vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet, namelijk van augustus 2015 tot en met januari 2016. De beslissingen van de rechter-commissaris, waarin wordt toegestaan dat onderzoek wordt verricht aan en in de gegevens van de server Ennetcom ten behoeve van 13Maracane, dateren van 12 januari 2017 en van 5 maart 2018. De rechtbank is van oordeel dat de uit dat onderzoek voortgekomen verdenkingen eerder op zitting hadden kunnen worden aangebracht, met als gevolg dat de oude VI regeling nog van kracht zou zijn en de aan verdachten op te leggen straffen lager uit zouden vallen dan deze zullen doen onder de huidige regeling.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf van
tien jaar.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46a, 47, 57, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Voorlopige hechtenis, bevel tot gevangenneming

De vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte zal worden toegewezen, gelet op het volgende.
Verdachte wordt veroordeeld voor misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis toegelaten is, omdat het beide misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Tevens zijn er gronden voor toepassing van voorlopige hechtenis. Er is sprake van gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vorderen. Op moord is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer gesteld, de rechtsorde is, ook thans nog, ernstig door dat feit geschokt en er is sprake van vluchtgevaar.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

14.Beslissing

Verklaart het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van poging om anderen door giften en beloften te bewegen (in vereniging) een moord te plegen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) jaar.
Beveelt de gevangenneming van veroordeelde, welke beslissing afzonderlijk is vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, documentcode 14109975, RI – p. 1270.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, identificatie [medeverdachte 4] , documentcode 13557813, RI – p. 853-854.
4.Een proces-verbaal van bevindingen identificaties PGP’s [verdachte] , documentcode 12188489, RI – p. 907.
5.Een proces-verbaal van bevindingen identificaties PGP’s [verdachte] , documentcode 12188489, RI – p. 908.
6.Met het PGP-account [account 6] , zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, was [medeverdachte 5] de vaste gebruiker van het account [account 6] .
7.Een proces-verbaal van bevindingen identificaties PGP’s [verdachte] , documentcode 12188489, RI – 909.
8.Een proces-verbaal van bevindingen identificaties PGP’s [verdachte] , documentcode 12188489, RI – 910-911.
9.Conclusie van E.J. Hofstee van 22 maart 2022, ECLI:NL:PHR:2022:263.
10.Arrest van de Hoge Raad van 21 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1258.
11.Arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956.
12.Arrest van de Hoge Raad van 8 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1380.
13.Conclusie van E.J. Hofstee van 8 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:565.
14.Arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416.
15.Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:801.
16.Arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1198, NJ 2020/394 met noot van T. Kooijmans.
17.Conclusie van D.J.C. Aben van 9 juni 2020, ECLI:NL:PHR:2020:576.
22.ECLI:NL:RBAMS:2016:2834, rubriek 4.1 Zaak A.
23.ECLI:NL:RBAMS:2016:2834, rubriek 4.4.4.9
24.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13265429, ZD 03 – p. 44.
25.Met het account 4W12. Zoals vastgesteld bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 was [naam 4] de vaste gebruiker van de ennetcom-adressen [account 8] en [account 9] (ECLI:NL:GHARL:2021:11610). [naam 4] staat bekend onder de bijnamen ‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [naam 9] ’.
26.Met het PGP-account 3488, zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 was [medeverdachte 1] de vaste gebruiker van het account [account 10] .
27.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 5.
28.Arrest van het hof Amsterdam van 10 mei 2016, inzake [medeverdachte 5] (13Valdia), ECLI:NL:GHAMS:2016:1787.
29.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 5.
30.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13314148, ZD 03 – p. 38-39.
31.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 6.
32.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20180215.0949, ZD 03 – p. 184.
33.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 2-4.
34.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 7-8.
35.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 13265429, ZD 03 – p. 45.
36.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 8-9.
37.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 10-11.
38.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 11.
39.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 11.
40.[naam 10] is een bijnaam van [medeverdachte 5] , een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 11.
41.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 11-12.
42.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 12.
43.Met het PGP-account [account 4] , zoals vastgesteld bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2022 was [medeverdachte 2] de vaste gebruiker van het account [account 11] .
44.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 12-13.
45.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 13.
46.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 14.
47.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 14-15.
48.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 15.
52.ECLI:NL:RBGEL:2019:2784, rubriek 2 conclusie.
53.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 12.
54.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 13.
55.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 12.
56.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 16-17.
57.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 17.
58.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 19- 20.
59.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13216515, p. 7.
60.Arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575.
61.Arrest van de Hoge Raad van 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134.
62.Arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148.
63.Arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502.
64.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 30.
65.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 26.
66.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 14.
67.Een proces-verbaal met documentcode 13894594, ZD 140 – p. 14-15.
68.Arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264.
69.Arrest van de Hoge Raad van 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122.
70.Een proces-verbaal van relaas met documentcode 13272284, ZD 03 – p. 6.
71.Een proces-verbaal met documentcode 13414188 ZD 140 – p. 295.
72.Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 september 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2839.